ECLI:NL:RBGEL:2025:1100

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
C/05/423469 / HA ZA 23-357
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid leverancier voor brandschade in biopharmaceutische productielocatie door kortsluiting in koelcel

In deze zaak vorderden Zurich Insurance PLC en HDI Global SE, samen met Byondis B.V., schadevergoeding van B.E.R.G. Industrial Climate Control B.V. naar aanleiding van brandschade die was ontstaan in een biopharmaceutische productielocatie. De brand was het gevolg van een kortsluiting in een koelcel die door B.E.R.G. was geleverd. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de toedracht van de brand onvoldoende was aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de leverancier niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de schade, omdat niet vaststond dat er sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst of onrechtmatig handelen. De rechtbank wees de vorderingen van Zurich c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het leveren van technische installaties en de bewijslast die op de eisende partij rust.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/423469 / HA ZA 23-357 512/1547/167/1396
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
ZURICH INSURANCE PLC,
gevestigd te Dublin, Ierland,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
HDI GLOBAL SE,
gevestigd te Hannover, Duitsland,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BYONDIS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Zurich c.s. en afzonderlijk respectievelijk Zurich, HDI en Synthon,
advocaat: mr. P.R. van der Vorst,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.E.R.G. B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.E.R.G. INDUSTRIAL CLIMATE CONTROL B.V.,
beide gevestigd te Tiel,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: BERG c.s. en afzonderlijk respectievelijk BERG en BERG ICC,
advocaat: mr. R. Evers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 september 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024
- de e-mail van BERG c.s. van 8 oktober 2024
- het rolbericht van Zurich c.s. van 14 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In Synthon Biopharmaceuticals B.V., die vanaf 16 april 2020 Byondis B.V. is gaan heten en in dit vonnis Synthon wordt genoemd, worden geneesmiddelen ontwikkeld en geproduceerd, onder meer in een bedrijfspand aan de Microweg 16 te Nijmegen. Voor dit pand heeft Synthon een zogenoemde
Property Damage & Business Interruption-verzekering afgesloten bij Zurich en HDI, met een eigen risico van € 50.000,00 per gebeurtenis.
2.2.
BERG c.s. exploiteert een onderneming op het gebied van industriële koel- en vriesinstallaties. BERG c.s. is tegen aansprakelijkheid verzekerd bij ASR Schadeverzekeringen N.V. (verder: ASR).
2.3.
Op 21 augustus 2015 heeft Synthon met BERG c.s., althans met BERG ICC, een overeenkomst gesloten tot levering, in het bedrijfspand aan de Microweg 16 te Nijmegen, van een koelcel van ongeveer 9 bij 6,5 meter en 3 meter hoog met daarin acht diepvrieskasten, en een buiten deze cel geplaatste koelinstallatie, tegen betaling van € 204.694,86 exclusief btw (verder: de overeenkomst). Synthon wilde de koelcel met diepvrieskasten gaan gebruiken voor de opslag van geneesmiddelen.
2.4.
In januari 2016 zijn de koelcel met diepvrieskasten en de koelinstallatie bij Synthon geplaatst in een magazijn op de begane grond van het pand aan de Microweg 16 te Nijmegen. De koelinstallatie was dubbel uitgevoerd, zodat bij een storing in de ene installatie de andere installatie de koeling van de koelcel en diepvrieskasten volledig kon overnemen. De twee installaties hadden ieder een eigen aansluiting op de stroomvoorziening in het pand en voorzagen erin dat een eventuele storing per e-mail werd gemeld aan
BERG c.s., die de koelinstallaties op afstand kon bedienen.
2.5.
Synthon heeft het koelsysteem in de loop van 2016 in werking gesteld. OP enige moment heeft BERG c.s. aan het koudemiddel van het koelsysteem ethaan toegevoegd om het koelvermogen te verhogen. Op 23 juni 2016 is Synthon gestart met het testen van het systeem en op 28 juni 2016 is Valcom Compliance and Validation B.V. (verder: ValCom) in opdracht van Synthon, in de persoon van haar [directeur van Synthon] , begonnen met zogenoemde validatietesten ter plaatse. Daarbij werd het koelsysteem doelbewust blootgesteld aan verschillende potentiële praktijksituaties, zoals het open laten staan van een deur, om te controleren of het systeem dan adequaat bleef functioneren. Het werk moest deze testen met goed gevolg doorstaan voordat het zou kunnen worden opgeleverd.
BERG c.s. mocht het testen niet bijwonen.
2.6.
Op 1 juli 2016 heeft BERG c.s. op afstand de druk in het koelsysteem verhoogd om het koelvermogen te verhogen. Die dag om ongeveer 16:20 uur ontving BERG c.s. via e-mail storingsmeldingen betreffende een van de twee koelinstallaties (verder, in navolging van partijen: KI2). [bedrijfsleider BERG c.s.] , heeft toen gebeld met [maintenance manager van Synthon] , die op verzoek van [bedrijfsleider BERG c.s.] KI2 heeft bekeken en heeft geconstateerd dat deze installatie niet meer onder spanning stond en dat een zekering van 6 ampère was aangesproken. Op telefonische aanwijzing van [bedrijfsleider BERG c.s.] heeft [maintenance manager van Synthon] deze 6 ampère zekering weer ingeschakeld. Dat had geen effect. De zekering werd niet opnieuw aangesproken, maar KI2 bleef zonder spanning.
2.7.
[maintenance manager van Synthon] heeft vervolgens gebeld met [werknemer Synthon] , die op dat moment storingsdienst had bij de technische dienst van Synthon. Op telefonische aanwijzingen van [werknemer Synthon] is [maintenance manager van Synthon] naar een elektrische verdeelinrichting op een tussenverdieping van het pand van Synthon gegaan, waar bleek dat een zekering met het label ‘koelcel magazijn BG’ was aangesproken. [maintenance manager van Synthon] heeft omstreeks 16:44 uur deze zekering ingeschakeld, maar de zekering schakelde toen direct weer uit. Weer op de begane grond aangekomen heeft [maintenance manager van Synthon] gezien dat [directeur van Synthon] richting de uitgang rende en dat er zwarte rook in de ruimte hing. Toen hij [directeur van Synthon] hoorde roepen dat de koelunit in brand stond is hij samen met [directeur van Synthon] naar buiten gegaan. De brandweer heeft de brand tegen middernacht kunnen blussen.
2.8.
De verzekeraars van partijen hebben de oorzaak van de brand laten onderzoeken, Zurich en HDI door GORPA Schadeonderzoek B.V. (verder: GORPA). Vanwege de elektrotechnische aspecten van het onderzoek heeft GORPA DEKRA Certifications B.V. (verder: DEKRA) ingeschakeld.
ASR heeft het onderzoek uitbesteed aan ITEK B.V. (verder: I-TEK), die de elektrotechnische aspecten van het onderzoek door Nimirco B.V. (verder: Nimirco) heeft laten verrichten.
In opdracht van GORPA en I-TEK heeft Sparkling Projects B.V. (verder: Sparkling) de oorzaak van de brand onderzocht, specifiek ter zake van de koeltechnische installatie. Hagens Consult (verder: Hagens) heeft I-TEK over de bevindingen van Sparkling geadviseerd.
Synthon heeft als eigen onderzoeker [onderzoeker] ingeschakeld, die is verbonden aan Nederlands Onderzoeks Instituut NLOI B.V. (verder: NLOI).
2.9.
Zowel GORPA (rapport van 2 juli 2018, hoofdstuk 12) als I-TEK (rapport van 17 juli 2023, hoofdstuk 5) hebben geconcludeerd dat in KI2 een elektriciteitsdraad tegen een hete koperen persgasleiding aan heeft gelegen, als gevolg waarvan de isolatie in de draad ter plaatse is gesmolten en daar kortsluiting is ontstaan. Deze kortsluiting heeft zowel een zekering van 6 ampère in KI2 als de zekering van 40 ampère bij de aansluiting van KI2 op de stroomvoorziening van het pand doen ingrijpen. Bij het opnieuw inschakelen van de zekering van 40 ampère is op de plaats van de eerdere kortsluiting een sterke kortsluitstroom ontstaan die de persgasleiding ter plaatse heeft doen smelten. Het hete gas is vervolgens door een klein smeltgaatje in de leiding naar buiten geperst en ontbrand. Dit vuur heeft om zich heen gegrepen.
2.10.
Uit het verslag van een interview van [onderzoeker van GORPA] en [onderzoeker van I-TEK] met [maintenance manager van Synthon] op 4 juli 2016, door hem diezelfde dag ondertekend, wordt het volgende geciteerd:
Naar aanleiding van de brand van afgelopen vrijdag heb ik voor mezelf een soort journaaltje gemaakt dat staat hieronder (cursief,
rb) weergegeven:
(…)
Gebeurtenissen die lijden tot het incident
Op 1 juli rond 16:30 werd ik door [bedrijfsleider BERG c.s.] ,rb
) gebeld van de firma Berg omdat koelunit 2 op storing stond. Hij wist niet waarom het systeem eruit lag en vroeg of ik even wilde gaan kijken.
(…)
Toen werd ik door [bedrijfsleider BERG c.s.] gebeld met de vraag wat er precies aan de hand was. (…)
De rechter unit stond niet onder spanning, want een display in kast branden niet (deze branden in de andere bedieningskast wel). [bedrijfsleider BERG c.s.] vroeg of er iets uit stond en daarop heb ik aangegeven dat er een automatische zekering uit stond. Op ooghoogte zaten diverse automatische zekeringen, één van de zekeringen stond uit.(…)
[bedrijfsleider BERG c.s.] gaf aan dat ik deze aan moest zetten. Na een tijdje wachten stond er nog geen spanning op de kast. Hierop vroeg [bedrijfsleider BERG c.s.] of de hoofdschakelaar wel aan stond. Ik heb de stand van de schakelaar vergeleken met de andere unit en concludeerde dat deze hetzelfde stonden, dus op spanning, want de andere unit stond aan en draaide. De conclusie van [bedrijfsleider BERG c.s.] was dat er geen spanning op de kast stond. [bedrijfsleider BERG c.s.] gaf mij het nummer van de schakelkast waarin de storing vermoedelijk zat.
Hierop heb ik [werknemer Technical Services] gebeld met de vraag of hij even naar de schakelkast kon kijken. [werknemer Technical Services] vertelde dat hij niet meer bij Synthon aanwezig was, hij zat in de auto. Hierop ben ik naar de receptie gelopen om te vragen wie er storingsdienst had. Ik kreeg te horen dat dit [werknemer Synthon]was waarop ik hem heb gebeld. [werknemer Synthon] was ook op weg naar huis en kon niet meteen komen om de storing te onderzoeken. Hierop heeft [werknemer Synthon] mij uitgelegd waar de schakelkasten stonden opgesteld en met telefonische begeleiding van [werknemer Synthon] heb ik de eerste kast gecontroleerd. Deze bevond zich in de technische ruimte op etage ½ (dat is de ruimte tussen de begane grond en de eerste verdieping van het gebouw M16. Alle schakelaars in deze kast stonden in bedrijf.
Daarna heeft [werknemer Synthon] mij telefonisch begeleid naar de tweede schakelkast. Deze bevond zich aan de andere kant van technische ruimte in de schacht naast de Lighthouse kast. Hier stonden meerdere schakelaars naar beneden. In overleg met [werknemer Synthon] heb ik degene omgezet die gelabeld was als zijnde koelunit. Na het omzetten viel deze direct weer uit. Samen met [werknemer Synthon] nog besproken dat verder zoeken geen zin meer had voor vandaag.
2.11.
Blijkens pagina 47 van het rapport van GORPA van 2 juli 2018 en productie 21 van Zurich c.s. heeft GORPA op 11 juli 2016 een e-mail ontvangen van [onderzoeker] van het NLOI, met daarin de volgende aanvulling op de hiervoor geciteerde verklaring van [maintenance manager van Synthon] , in te voegen na de zin “
De conclusie van [bedrijfsleider BERG c.s.] was dat er geen spanning op de kast stond.”:
Volgens mij heb ik [bedrijfsleider BERG c.s.] toen gevraagd of ik de spanning op de kast moet zetten. [bedrijfsleider BERG c.s.] heeft toen volgens mij geantwoord dat de spanning inderdaad op de kast gezet moest worden.
Terhenne heeft, na een gesprek met [maintenance manager van Synthon] op 7 juli 2016, de tekst van deze aanvulling per e-mail voorgesteld aan [maintenance manager van Synthon] , die zich ermee akkoord heeft verklaard.
2.12.
Uit het verslag van een gesprek van [onderzoeker van I-TEK] met [bedrijfsleider BERG c.s.] op 13 juli 2016 wordt het volgende geciteerd:
Toen [maintenance manager van Synthon] ongeveer twee minuten later bij de koelcel en de KI's was, nam hij telefonisch contact met mij op (…)
[maintenance manager van Synthon] keek in het systeem en zag ook waardes knipperen, zoals ik hem had medegedeeld. (…) Ik vroeg hem bij KI2 te gaan kijken en hij is daar naartoe gelopen. Ik vroeg of het display van de Regin regelaar nog tekens gaf. Hij wist niet wat ik bedoelde maar hij zag dat de frequentieregelaar van de verdamperpomp uit was en daarna dat installatieautomaat 4Fl uit was. Dit betrof een één fase automaat (zekering) van 6 ampère. Ik gaf hem aan dat hij die in kon schakelen, waarna hij zei, na het inschakelen ervan, dat er niets gebeurde. Op mijn computerscherm zag ik ook geen verandering.
Ik vroeg hem of hij een display zag op de Regin regelaar, dit betreft een grijs apparaat. Hij zei nee. Ik vroeg hem of de hoofdschakelaar in KI2 ingeschakeld stond. Dit wist hij niet zeker maar hij stond hetzelfde als de unit ernaast. Ik vroeg hem of de kWh meter display had want die wordt gevoed rechtstreeks vanaf de hoofdschakelaar. (…) [maintenance manager van Synthon] deelde mij mede dat die ook geen tekens gaf, oftewel kennelijk geen stroom had. Daardoor wist ik dat er geen spanning op KI2 stond en dat nader onderzoek moest plaatsvinden.
Omdat de voedingskabel van KI1 en KI2 behoort tot en valt onder de verantwoording van Synthon B.V., heeft B.E.R.G. hier geen invloed op. Ik heb [maintenance manager van Synthon] medegedeeld dat ik het ook niet meer wist. [maintenance manager van Synthon] heeft vervolgens de technische dienst van Synthon B.V. gebeld.
2.13.
Uit het verslag van een interview van [onderzoeker van GORPA] en [onderzoeker van GORPA] en [onderzoeker] (verbonden aan NLOI) met [maintenance manager van Synthon] op 8 september 2016 wordt het volgende geciteerd:
U vraagt mij of ik nog eens nauwkeurig kan aangeven welke handelingen en op welke wijze deze zijn gedaan op het moment dat ik op de hoogte werd gebracht van het in storing vallen van koelunit 2.
(…)
Toen ik terug werd gebeld door [bedrijfsleider BERG c.s.] , ik schat dat dit rond 16:30 uur is geweest, vertelde hij mij dat de storing nog altijd bestond. (…)
Terwijl ik [bedrijfsleider BERG c.s.] nog aan de telefoon had vroeg hij mij of ik naar koelunit 2 wilde lopen. Ik heb dat gedaan. (…)
[bedrijfsleider BERG c.s.] vroeg vervolgens aan mij of ik iets bijzonders zag in koelunit 2. Ik heb toen
koelunit 1 vergeleken met koelunit 2 omdat koelunit 1 nog wel gewoon draaide. Deze twee units zijn nagenoeg identiek. Ik zag op een display in koelunit 1 wel tekst en op hetzelfde display in koelunit 2 niet. Daaruit meende ik te kunnen concluderen dat koelunit 2 niet werkte. Ik zag dat een automatische zekering in koelunit 2 (die zat op ooghoogte) naar beneden stond. De andere zekeringen stonden allemaal nog omhoog (ingeschakeld) er lag er één uit.
[bedrijfsleider BERG c.s.] vertelde mij toen door de telefoon dat ik die zekering die was uitgevallen in de koelunit (koelunit 2) weer in moest schakelen. Dat heb ik toen ook gedaan door de hendel van de automatische zekering weer naar boven te zetten. Ik zag dat de zekering toen in bleef staan (omhoog).
U vraagt mij of [bedrijfsleider BERG c.s.] mij op dat moment heeft gezegd of gevraagd om onderzoek te doen naar de oorzaak van het uitschakelen van de zekering. Nee, dat heeft [bedrijfsleider BERG c.s.] mij niet gezegd of gevraagd. Ik moest van hem de schakelaar omzetten. Ik ben gewoon blind op de kennis en deskundigheid van [bedrijfsleider BERG c.s.] afgegaan en heb zijn instructies opgevolgd.
Ik heb vervolgens even gewacht maar er gebeurde niets in koelunit 2. [bedrijfsleider BERG c.s.] vroeg mij vervolgens of de hoofdschakelaar in stond geschakeld. Ik kon dat niet zien omdat de knop/hendel voor deze hoofdschakelaar normaal gesproken aan het voorpaneel vast zit, maar dat paneel was niet aanwezig. Daarom heb ik de stand van de schakelaar die in de kast zat vergelijken met de stand van de schakelaar in koelunit 1. Ik zag dat beide schakelaars hetzelfde stonden, daaruit meende ik op te kunnen maken dat de hoofdschakelaar ingeschakeld stond. Dat heb ik telefonisch ook zou tegen [bedrijfsleider BERG c.s.] gezegd. [bedrijfsleider BERG c.s.] vertelde mij toen telefonisch dat er geen spanning op koelunit 2 stond.
Vervolgens heeft [bedrijfsleider BERG c.s.] mij uitgelegd waar ik de schakelkast / elektrische verdeelinrichting met de voeding voor de koelunits kon vinden in het bedrijf. Ik wist dat niet, dus als [bedrijfsleider BERG c.s.] mij dat niet verteld had dan had ik niet geweten waar ik moest zijn. Ik heb van [bedrijfsleider BERG c.s.] gehoord wat het nummer was van deze schakelkast / elektrische verdeelinrichting.
[bedrijfsleider BERG c.s.] moet mij vervolgens gezegd hebben dat ik de zekering in de elektrische verdeelinrichting van de voedende schakelkast moest gaan schakelen. Dit moet door [bedrijfsleider BERG c.s.] gezegd zijn omdat ik dat uit mij zelf nooit bedacht kan hebben, ik wist namelijk niet eens waar die schakelkast zat. Het kan dus niet anders zijn dan dat ik dit op initiatief van [bedrijfsleider BERG c.s.] van B.E.R.G. heb gedaan.
U vraagt mij of [bedrijfsleider BERG c.s.] op dat moment, of enig ander moment, heeft gezegd dat ik de zekering in de elektrische verdeelinrichting niet mocht schakelen. Nee, dat heeft hij niet gezegd.
Nadat ik van [bedrijfsleider BERG c.s.] het nummer van de elektrische verdeelinrichting (voedingskast voor de koelunits) had doorgekregen hebben wij het telefoongesprek beëindigd.
(…)
Ik heb vervolgens gebeld met [werknemer Synthon] . Ik kreeg hem ook aan de telefoon, maar hij zat ook al in de auto op weg naar huis. Ik heb [werknemer Synthon] toen telefonisch uitgelegd wat het probleem was, dat ik met [bedrijfsleider BERG c.s.] aan de lijn had gezeten, dat de stroom van de koelunit af was en dat ik de stroom terug op de kast moest zetten. Vervolgens heb ik [werknemer Synthon] de hele tijd aan de lijn gehad en hij heeft mij toen telefonisch bijgestaan en uitgelegd waar ik moest zijn.
2.14.
In haar eindrapport van 8 augustus 2017 heeft Crawford & Company (Nederland) B.V. (verder: Crawford) geconcludeerd dat de totale schade van de brand een bedrag van € 16.115.092,24 beloopt, exclusief btw en zonder rekening te houden met het eigen risico van € 50.000,00. Zurich en HDI hebben, uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst met Synthon, op grond van deze schadebegroting uitgekeerd. In een addendum d.d. 18 januari 2022 heeft Crawford de omvang van de voor verhaal op derden vatbare schade bepaald op € 14.057.731,71, exclusief btw en zonder rekening te houden met het eigen risico.
2.15.
Zurich c.s. heeft BERG c.s. aansprakelijk gesteld voor haar schade. Tot een regeling over de afwikkeling van de schade zijn partijen niet gekomen.

3.Het geschil

3.1.
Zurich c.s. vordert, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank,
- BERG c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 14.014.506,71 aan Zurich en HDI en € 50.000,00 aan Synthon, vermeerderd met rente, en voorts,
- voor recht zal verklaren dat BERG c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor de redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, waaronder de kosten van GORPA, DEKRA, Sparkling Projects en Energie Consult,
met veroordeling van BERG c.s. in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Zurich c.s. kort gezegd ten grondslag dat BERG c.s. is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst met Synthon, althans jegens Synthon onrechtmatig heeft gehandeld,
- door een koelinstallatie te leveren en in gebruik te geven die onveilig was omdat daarin kortsluiting en brand kon ontstaan en niet ervoor te zorgen dat de installatie geen schade zou veroorzaken, en voorts,
- door Synthon te instrueren om de elektriciteitsvoorziening te herstellen zonder onderzoek te doen naar de oorzaak van het ingrijpen van de beveiliging,
- door niet ervoor te zorgen dat de elektrakabel niet tegen de persgasleiding aan zou kunnen komen, althans in dat geval geen schade zou kunnen veroorzaken,
- door ethaan toe te voegen aan het koudemiddel in het koelcircuit van de installatie en, in strijd met eisen uit de PED-Richtlijn, de gevolgen daarvan voor de veiligheid van de installatie onvoldoende te beoordelen.
De te vergoeden schade als gevolg van dit onzorgvuldige handelen bedraagt € 14.057.731,71, zoals Crawford heeft becijferd. BERG c.s. dient daarvan een bedrag van € 50.000,00, dat voor eigen risico van Synthon is gebleven, aan Synthon te vergoeden en de rest aan Zurich en HDI, die Synthon tot dit te vergoeden bedrag van € 14.007.731,71 schadeloos hebben gesteld en in zoverre in haar recht op schadevergoeding jegens
BERG c.s. zijn gesubrogeerd op de voet van art. 7:962 lid 1 BW. Vermeerderd met een bedrag van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten sluit de vordering van Zurich en HDI op het bedrag van € 14.014.506,71, aldus Zurich c.s.
3.3.
BERG c.s. c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Zurich c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Zurich c.s. in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
In deze zaak met internationale aspecten heeft deze rechtbank in de procedure van Zurich en HDI tegen BERG c.s. rechtsmacht op grond van de hoofdregel van art. 4 van de Herschikte EEX-Vo (nr. 1215/2012), nu BERG c.s. woonplaats heeft in Nederland. Op de rechtsverhouding tussen Synthon en BERG c.s., zowel de contractuele als die uit hoofde van onrechtmatige daad, is Nederlands recht van toepassing. Deze partijen hebben niet voor de toepasselijkheid van ander recht gekozen en waren in Nederland gevestigd op het tijdstip waarop de schade zich voordeed. Nu Zurich en HDI krachtens subrogatie regres zoeken op BERG c.s. en dus een vordering van Synthon op BERG c.s. die op hen is overgegaan te gelde willen maken, moet het door Zurich en HDI gevorderde ook naar Nederlands recht worden beoordeeld.
Kern van de zaak
4.2.
Inhoudelijk gaat het om de vraag of BERG c.s. onzorgvuldig is geweest, in die zin dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van een verbintenis uit de overeenkomst, dan wel dat zij onrechtmatig heeft gehandeld.
4.3.
BERG c.s. heeft de in r.o. 2.9. geschetste toedracht niet betwist. Van deze toedracht wordt verder uitgegaan. Voor het ontstaan van de brand zijn dan twee schakels cruciaal, te weten de kortsluiting in KI2 en het inschakelen van de zekeringen. Beide schakels zullen hierna worden besproken, aan de hand van de concrete verwijten die Zurich c.s. in dit verband aan BERG c.s. heeft gemaakt, te weten respectievelijk dat zij een onveilige koelinstallatie heeft geleverd en dat zij de foute instructie heeft gegeven om de zekeringen in te schakelen. De conclusie is dat BERG c.s. ten aanzien van beide onderdelen geen verwijt kan worden gemaakt, zodat de vordering van Zurich c.s. zal worden afgewezen.
Leveren onveilige koelinstallatie
4.4.
Zurich c.s. verwijt BERG c.s. concreet dat zij niet door middel van adequate montage van een elektriciteitsdraad in KI2 heeft voorkomen dat de persgasleiding en deze draad met elkaar in aanraking konden komen, althans dat zij geen draad heeft gebruikt die tegen de temperatuur van de leiding bestand was.
4.5.
BERG c.s. betwist dat een draad in KI2 zo was gemonteerd dat deze in aanraking kon komen met de leiding. Volgens BERG c.s. heeft zij in maart 2016 bij een controle vastgesteld dat de draden in KI2 behoorlijk waren vastgezet met kunststof tie-wraps/kabelbinders, dan wel door pvc-buizen heen liepen, en heeft zij nadien de bekabeling onderin KI2 niet meer beroerd, zoals [bedrijfsleider BERG c.s.] heeft verklaard. Ter zitting is gewezen op de foto van KI2 van voor de brand waarop is te zien dat bekabeling is vastgezet met kabelbinders (foto 1 op pagina 3 van de schriftelijke verklaring van [bedrijfsleider BERG c.s.] van 21 november 2016, bijlage 9 bij het rapport van I-TEK van 17 juli 2023 dat als productie B-1 bij de conclusie van antwoord is gevoegd). Er is niet gerapporteerd dat een draad sporen van kortsluiting vertoonde. Ook een kabel die op de wandcontactdoos in KI2 was aangesloten kan tegen de persgasleiding aan hebben gelegen. Als de draden niet goed gebeugeld zouden zijn geweest was al eerder na het in bedrijf stellen van KI2 kortsluiting ontstaan, nu de doorsmelttijd van de betreffende elektriciteitsdraad 2½ dag is. Daarnaast zou de kortsluiting al eerder moeten zijn ontstaan indien de montage gebrekkig was geweest, nu die montage al in maart 2016 heeft plaatsgevonden, aldus BERG c.s.
4.6.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting heeft Zurich c.s., ter toelichting van haar stelling, gewezen op de volgende passage op pagina 11 van het rapport van Sparkling van 4 mei 2018:
Tijdens het onderzoek ter plekke d.d. 9 augustus 2016 is geconstateerd dat bekabeling aan de ribben van het frame was bevestigd, maar dat binnenin de omkasting de kabels niet gebeugeld waren. Het betreft het gedeelte van de bekabeling dat van het frame van de omkasting naar de betreffende componenten loopt. Omdat kabels altijd wat overlengte hebben, hangen ze in dergelijke gevallen los in de omkasting met het risico dat ze tegen warme oppervlakken komen te liggen.
Zurich c.s. heeft verder de volgende passage uit productie 13 bij dat rapport aangehaald, eveneens van de hand van Sparkling:
Bij het bedraden van de koelinstallatie (uitvoering) is een fout gemaakt in de uitvoering door de elektriciteitskabel ‘los’ in de kast te laten hangen en niet weg te werken in een kabelgoot.
4.7.
KI2 is uitgebrand, zoals op de foto op pagina 16 van de dagvaarding en op pagina 21 van het rapport van I-TEK van 5 juni 2023 is te zien. Hoe Sparkling niettemin na de brand heeft kunnen constateren dat er elektriciteitsdraden niet met brandbare plastic tie-wraps/kabelbinders gebeugeld zijn geweest, maar los in de kast hebben gehangen, heeft zij niet genoegzaam toegelicht. Ook Zurich c.s. heeft dat niet gedaan. Het enkele feit dat er na de brand onderin KI2 loshangende elektriciteitskabels zijn aangetroffen (waarvan de isolatie is weggebrand) wil niet zeggen dat deze voor de brand niet gebeugeld of geïsoleerd waren en tegen de leiding aan hebben gezeten.
4.8.
BERG c.s. heeft bovendien toegelicht dat zij zelf alle bekabeling heeft vastgezet, gecontroleerd en vastgesteld dat alles in orde was en dat Synthon, zoals BERG c.s. heeft opgeworpen in randnummer 88 van de conclusie van antwoord, pas met valideren mocht laten beginnen nadat Synthon de bekabeling zelf ook had geïnspecteerd. Zurich c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het niet aan ValCom was om te controleren of de kabels goed waren aangesloten. Ter onderbouwing verwijst zij naar de
draft user requirement specificationen de offerte van BERG c.s., door haar overgelegd als producties 4 en 5. Hieruit blijkt volgens haar dat BERG c.s. verantwoordelijk is voor de IQ/OQ oftewel de validatie. Tot het in bedrijf stellen van de installatie behoort volgens Zurich c.s. ook het controleren van de bekabeling, terwijl ValCom enkel zou controleren of de koelcellen naar behoren functioneerden. Dit onderscheid volgt echter niet uit de producties waarnaar zij verwijst, terwijl bovendien niet duidelijk is hoe deze stelling zich verhoudt tot de omstandigheid dat de validatie eerst na het uitbrengen van de offerte aan ValCom is overgedragen. Hoewel Zurich c.s. enerzijds verklaart dat onder de IQ ook de controle van de kabels zou vallen, maakt zij anderzijds niet duidelijk waaruit blijkt dat uitsluitend BERG c.s. na het overdragen van diezelfde IQ aan ValCom verantwoordelijk zou zijn voor deze controle. De enkele omstandigheid dat in voormelde producties niet staat dat ValCom de kabels zou controleren betekent niet dat zij die verantwoordelijkheid niet had. Indien Zurich c.s. een bepaalde verdeling van de verantwoordelijkheden voor ogen stond had het op haar weg gelegen deze duidelijk met de betrokken partijen af te spreken. Gesteld noch gebleken is dat zij dit heeft gedaan. Door ervoor te kiezen de validatie bij een derde partij onder te brengen, komt enige onduidelijkheid over de vraag of de kabels bij de start van de validatie juist waren aangesloten dan ook voor rekening en risico van Zurich c.s.. Het was immers aan Zurich c.s., althans ValCom voor haar, om eventuele onjuistheden vast te stellen, hetgeen niet is gebeurd. Bij die stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat de kabels bij aanvang van de validatie juist waren aangesloten.
4.9.
Zurich c.s. heeft ter zitting nog erop gewezen dat Hagens, Nimirco en BERG c.s. zelf schrijven dat de kortsluiting is ontstaan in de voeding c.q. in een stuurstroomkabel van KI2. Het gaat dan om de passsages “Onmiddellijk voorafgaande aan de brand heeft zich een sluiting voorgedaan in de elektrische voeding van de installatie” (Hagens), “De mogelijke oorzaak van de kortsluiting is dat een elektrische stuurstroomleiding tegen de persgasleisding van 93 °C heeft gelegen” (Nimirco) en “Bij Synthon is een brand ontstaan door sluiting vanuit een stuurstroomkabel op een persgasleiding van een koelunit, genaamd KI2 (…) Naar alle waarschijnlijkheid behoorde de bewuste stuurstroomkabel tot de pressostaat” (BERG c.s.). Zowel Nimirco als BERG c.s. houden een flinke slag om de arm waar zij een stuurstroomkabel als oorzaak aanduiden. Bovendien komt de geciteerde passage van BERG c.s. uit het verslag van haar in r.o. 4.5. bedoelde onderzoek naar de doorsmelttijd van de betreffende stuurstroomkabel en niet naar de vraag of in deze kabel kortsluiting is ontstaan. Van belang is tot slot dat gesteld noch gebleken is dat de passage van Hagens berust op eigen onderzoek, anders dan dat van Sparkling. Hierdoor staat niet vast dat een stuurstroomkabel van BERG c.s. daadwerkelijk tegen de persgasleiding aan heeft gelegen. Ook als wordt aangenomen dat dat wel het geval is, dan staat daarmee nog niet vast dat BERG c.s. er ook verantwoordelijk voor is dat haar kabel tegen de persgasleiding is komen te liggen. Zoals hiervoor overwogen wordt aangenomen dat de kabels bij aanvang van de validatie juist waren gemonteerd. Daarnaast heeft Zurich c.s. onvoldoende onderbouwd dat BERG c.s. de kabels na aanvang van de validatie, waarbij BERG c.s. niet aanwezig mocht zijn, heeft beroerd.
4.10.
Gelet op de betwisting door BERG c.s. mocht van Zurich c.s. een overtuigender toelichting worden verwacht op haar stelling dat BERG c.s. de kabel ondeugdelijk had gemonteerd. Als onvoldoende gemotiveerd gesteld komt dan niet vast te staan dat
BERG c.s. niet door middel van adequate montage van een elektriciteitsdraad in KI2 heeft voorkomen dat de persgasleiding en deze draad met elkaar in aanraking konden komen. Niet in geschil is dat in KI2 geen draad is toegepast die tegen de temperatuur van de leiding bestand was. Dat is op zichzelf echter geen tekortkoming, nu niet vast staat dat deze draad tegen de leiding aan kon komen.
4.11.
Dat er geen bewijs zou zijn dat de draden goed gebeugeld waren, zoals Zurich c.s. ter zitting heeft opgeworpen, is hier niet doorslaggevend. Op Zurich c.s. rusten stelplicht en bewijslast van de stelling dat een draad niet goed gebeugeld was, nu zij zich op de rechtsgevolgen van dat feit beroept. Overigens heeft BERG c.s., zoals gezegd, ter betwisting gewezen op een foto waarop in KI2 gebeugelde draden te zien zijn.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat het smelten van een elektriciteits-draad tegen de persgasleiding weliswaar tot kortsluiting en de brand heeft geleid, maar dat niet vast staat dat daaraan een onzorgvuldigheid van BERG c.s. ten grondslag lag. Dat BERG c.s. een koelinstallatie heeft geleverd en in gebruik heeft gegeven die onveilig was omdat daarin kortsluiting en brand kon ontstaan, komt dan evenmin vast te staan. Dat BERG c.s. deze onveiligheid in het leven heeft geroepen staat immers niet vast en kan niet worden afgeleid uit de enkele omstandigheid dat kortsluiting is ontstaan. De verwijzing naar het arrest Oerlemans/Driessen (ECLI:NL:HR:2001:AB1338) kan Zurich c.s. niet baten. Die zaak betrof de levering van door een derde industrieel vervaardigde meststof en niet, zoals hier, de vervaardiging van een op maat gemaakte koelcel met diepvrieskasten en een koelsysteem. Belangrijker is echter dat in die zaak, anders dan in de onderhavige, wel vast stond dat sprake was van een tekortkoming. De Hoge Raad heeft ‘slechts’ beslist dat in zijn casus de tekortkoming in beginsel volgens verkeersopvatting kon worden toegerekend aan de verkoper, ook al had deze geen weet van de tekortkoming. Nu de gestelde tekortkoming hier niet komt vast te staan, wordt aan een beroep van BERG c.s. op overmacht niet toegekomen.
4.13.
Zurich c.s. beroept zich in dit verband ook op onrechtmatige daad, in die zin dat BERG c.s. onzorgvuldig heeft gehandeld door een gebrekkig, want onveilig koelsysteem in gebruik te geven, althans door niet te voorkomen dat dit gebrekkige systeem schade zou veroorzaken. Dat het koelsysteem daadwerkelijk gebrekkig was heeft Zurich c.s. niet op andere concrete feiten doen steunen dan haar beroep op wanprestatie. Deze feiten zijn hiervoor niet vastgesteld. Daarop kan dan ook geen (bewijsvermoeden van) onrechtmatig handelen worden gebaseerd. De 6A zekering heeft ervoor gezorgd dat de kortsluiting in KI2 geen schade zou veroorzaken. Ook in dit opzicht kan onzorgvuldig handelen van BERG c.s. niet worden vastgesteld.
Foute instructie
4.14.
Volgens Zurich c.s. heeft BERG c.s. verder onrechtmatig gehandeld door Synthon te instrueren om de elektriciteitsvoorziening te herstellen zonder onderzoek te doen naar de oorzaak van het ingrijpen van de beveiliging. In dit verband geldt het volgende.
4.15.
Vast staat dat [bedrijfsleider BERG c.s.] [maintenance manager van Synthon] de 6A schakelaar heeft laten omzetten, terwijl de oorzaak van het aanspreken van deze beveiliging niet was onderzocht. Vast staat ook dat op dat moment niet bekend was dat de 40A schakelaar eveneens was aangesproken. Ter zitting is duidelijk geworden dat het aanspreken van de 6A schakelaar niet op kortsluiting hoeft te duiden. Ook een kleinigheid, zoals overbelasting, kan ertoe leiden dat er een stroom gaat lopen die sterk genoeg is om deze lichte zekering aan te spreken. De redelijke verwachting was dat KI2 na inschakelen van de 6A schakelaar weer gewoon zou werken. Zowel Venhuizen, van de zijde Zurich c.s., als Vos, van de zijde van BERG c.s., hebben in deze zin verklaard. Het is dan niet onzorgvuldig te achten dat [bedrijfsleider BERG c.s.] de instructie gaf de 6A schakelaar om te zetten, zonder onderzoek te laten doen naar de oorzaak van het aanspreken van deze beveiliging. Wat hiervan ook zij, deze instructie heeft geen brand veroorzaakt. Na het omzetten van de 6A schakelaar bleef KI2 spanningsloos. De rechtbank volgt Zurich c.s. dus ook niet in haar eerst ter zitting ingenomen standpunt dat alleen al het inschakelen van de 6A schakelaar tot de brand heeft geleid.
4.16.
Niet in geschil is dat het inschakelen van de 40A schakelaar, zonder onderzoek te doen naar de oorzaak van het aanspreken van deze zekering, wel onzorgvuldig was, omdat het aanspreken van deze zware zekering, vanwege de daarvoor benodigde grote stroomsterkte, wel wijst op kortsluiting en dus op groot gevaar. Het komt er dan op aan of [bedrijfsleider BERG c.s.] [maintenance manager van Synthon] ook heeft geïnstrueerd om de 40A schakelaar om te zetten, zoals in de stellingen van Zurich c.s. besloten ligt en BERG c.s. betwist.
4.17.
BERG c.s. werpt op dat [bedrijfsleider BERG c.s.] , nadat was gebleken dat KI2 spanningsloos bleef, aan [maintenance manager van Synthon] heeft medegedeeld dat hij het ook niet meer wist en dat [maintenance manager van Synthon] vervolgens de technische dienst van Synthon heeft gebeld.
4.18.
Zurich c.s. beroept zich in dit verband op de verklaringen van [maintenance manager van Synthon] , zoals geciteerd in r.o. 2.10., 2.11. en 2.13. [maintenance manager van Synthon] verklaart daar eerst alleen, zoals hij vlak na de brand zelf had opgetekend, dat [bedrijfsleider BERG c.s.] concludeerde dat er geen spanning op de kast stond en dat [bedrijfsleider BERG c.s.] hem het nummer gaf van de schakelkast waarin de storing vermoedelijk zat. Na interventie door [onderzoeker] , die Synthon had ingeschakeld, heeft [maintenance manager van Synthon] deze verklaring aangevuld, in die zin dat hij [bedrijfsleider BERG c.s.] , na diens constatering dat er geen spanning op de kast stond, heeft gevraagd of hij spanning op de kast moest zetten en dat [bedrijfsleider BERG c.s.] toen bevestigend heeft geantwoord. Aan deze aanvulling valt de aarzelende redactie op. [maintenance manager van Synthon] verklaart niet klip-en-klaar wat er is gezegd, zoals in de rest van zijn verklaring, maar wat er
volgens hemis gezegd. Niet zonder belang is verder dat niet [maintenance manager van Synthon] , maar [onderzoeker] de tekst van de aanvulling heeft opgesteld, nadat hij met [maintenance manager van Synthon] had gesproken. Niet kan dan worden uitgesloten dat [onderzoeker] , die niet bij het eerste verhoor aanwezig was en in het belang van zijn opdrachtgever, [maintenance manager van Synthon] ertoe heeft bewogen zich een conversatie voor de geest te halen die niet heeft plaatsgevonden.
4.19.
[maintenance manager van Synthon] heeft zijn verklaring ruim twee maanden later zelf mondeling nader aangevuld, in die zin dat [bedrijfsleider BERG c.s.] hem niet alleen het nummer van de schakelkast heeft gegeven, maar hem ook heeft uitgelegd waar hij deze schakelkast kon vinden. Als [bedrijfsleider BERG c.s.] hem dit niet zou hebben uitgelegd zou hij niet hebben geweten waar hij moest zijn, aldus [maintenance manager van Synthon] . Deze verklaring valt niet te rijmen met de eerdere verklaring van [maintenance manager van Synthon] van vlak na de brand, dat [werknemer Synthon] heeft uitgelegd waar de schakelkasten stonden opgesteld en dat [werknemer Synthon] hem telefonisch naar de schakelkast in kwestie heeft begeleid en evenmin met het vervolg van zijn latere verklaring, namelijk dat [werknemer Synthon] hem heeft uitgelegd waar hij moest zijn.
4.20.
Over de instructie door [bedrijfsleider BERG c.s.] verklaart [maintenance manager van Synthon] opnieuw weinig overtuigend. Hij verklaart wederom niet klip-en-klaar wat er is gezegd, maar leidt uit de omstandigheden af wat er gezegd
moet zijn. De omstandigheden die [maintenance manager van Synthon] opgeeft dwingen bovendien bepaald niet tot deze conclusie. Het enkele feit dat [maintenance manager van Synthon] niet wist waar de schakelkast zat maakt immers niet aannemelijk dat hij niet zelf kan hebben bedacht dat hij de 40A zekering moest inschakelen en hem dit door [bedrijfsleider BERG c.s.] moet zijn gezegd.
4.21.
Verder is van belang dat Zurich c.s. geen verklaring van [werknemer Synthon] in het geding heeft gebracht. [maintenance manager van Synthon] heeft aanvankelijk verklaard dat [werknemer Synthon] hem, zoals gezegd, naar de schakelkast heeft begeleid en voorts dat hij in overleg met [werknemer Synthon] de 40A schakelaar heeft omgezet. Later verklaart [maintenance manager van Synthon] hierover dat hij [werknemer Synthon] telefonisch heeft uitgelegd wat het probleem was, dat hij met [bedrijfsleider BERG c.s.] aan de lijn had gezeten, dat de stroom van de koelunit af was en dat hij de stroom terug op de kast moest zetten. Een verklaring van [werknemer Synthon] had de inhoud van het telefoongesprek tussen [maintenance manager van Synthon] en [werknemer Synthon] kunnen verhelderen, met name over de vraag of [maintenance manager van Synthon] daarin heeft gezegd dat hij van [bedrijfsleider BERG c.s.] de instructie had gekregen de stroom terug op de kast te zetten, zoals Zurich c.s. stelt. In de rede lag daarom dat ook van [werknemer Synthon] een verklaring zou zijn ingediend, zeker nadat BERG c.s. in haar antwoord (randnummer 66) op de relevantie daarvan had gewezen. Zurich c.s. heeft dat niet gedaan. Eerst ter zitting heeft zij desgevraagd laten weten dat dit niet is gebeurd omdat [werknemer Synthon] alleen heeft gezegd dat [maintenance manager van Synthon] hem heeft gebeld met de vraag waar de kast was om de automaat om te zetten. Dat [maintenance manager van Synthon] destijds heeft gezegd dat hij op instructie van [bedrijfsleider BERG c.s.] handelde blijkt hieruit niet. Het lijkt er in tegendeel juist op dat [maintenance manager van Synthon] dit niet tegen [werknemer Synthon] heeft gezegd.
4.22.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Zurich c.s. haar stelling dat BERG c.s. Synthon ook heeft geïnstrueerd om de 40A zekering weer in te schakelen, tegenover de gemotiveerde betwisting van BERG c.s. onvoldoende heeft toegelicht. Voor bewijslevering, waaronder het eerst ter zitting gedane aanbod van Zurich c.s. tot het horen van [werknemer Synthon] , is dan geen plaats.
4.23.
Indien veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat [bedrijfsleider BERG c.s.] aan [maintenance manager van Synthon] wel het nummer van de schakelkast in het pand van Synthon heeft opgegeven, zoals [maintenance manager van Synthon] van aanvang af heeft verklaard en BERG c.s. betwist, kan daaruit niet een impliciete instructie worden afgeleid om de 40A zekering weer in te schakelen, zoals
Zurich c.s. ter zitting heeft bepleit. Dit ligt niet voor de hand nu [bedrijfsleider BERG c.s.] onweersproken heeft verklaard dat eerst nader onderzoek moest plaatsvinden, hij niet bekend was met die 40A schakelaar en ook omdat de 40A schakelaar in het gebouw van Synthon niet de verantwoordelijkheid van BERG c.s. was. In de offerte van BERG c.s. is met zoveel woorden opgenomen dat Zurich c.s. als opdrachtgever verantwoordelijk is ‘voor het installeren van de voedingskabel en de hoofdschakelaar van de voeding. De leveromvang van B.E.R.G. B.V. stopt bij de schakelkast’. Bovendien wist na inschakeling van de 6A schakelaar nog niemand waarom de stroomtoevoer naar KI2 onderbroken was en dat daadwerkelijk een 40A schakelaar van Synthon was aangesproken. [bedrijfsleider BERG c.s.] bevond zich elders en met hem is geen contact meer opgenomen nadat duidelijk werd dat de 40A schakelaar was aangesproken. De situatie op dat moment is uitsluitend door [maintenance manager van Synthon] en [werknemer Synthon] beoordeeld. Het leveren van bewijs van het opgeven van het nummer van de schakelkast is dan niet ter zake dienend. Een onrechtmatige daad, bestaande in een foute instructie, kan dus niet worden vastgesteld.
Verdere verwijten
4.24.
Vast staat dat BERG c.s. het brandbare koudemiddel ethaan heeft toegevoegd aan het koudemiddel in het koelcircuit van KI2. Zurich c.s. kwalificeert dit als een ondeugdelijke aanpassing, maar stelt niet waarom dit zonder meer onzorgvuldig zou zijn. Zij stelt bijvoorbeeld geen norm waaruit volgt dat het toevoegen van ethaan niet is toegestaan. Dat het toevoegen van ethaan zonder meer onzorgvuldig was kan dan niet worden vastgesteld.
4.25.
Zurich c.s. stelt wel dat BERG c.s. voorschriften volgend uit de PED-richtlijn (
Pressure Equipment Directive, opgevolgd door de EU Richtlijn voor drukapparatuur, nr. 2014/68) niet heeft nageleefd, zoals het algemene voorschrift dat drukapparatuur veilig moet zijn, het voorschrift dat tijdig een deugdelijke risico-inventarisatie en -evaluatie wordt opgesteld en de regel dat BERG c.s. de installatie na de toevoeging van ethaan opnieuw moest laten classificeren, en bovendien dat BERG c.s. ten onrechte een CE-verklaring heeft afgegeven. Dat bij naleving van deze formele voorschriften geen ethaan zou zijn toegevoegd stelt Zurich c.s. echter niet. Het is gebleven bij de enkele suggestie dat dan de gevaren in de machine waarschijnlijk zouden zijn weggenomen (randnummers 3.5.17 en 3.5.20 van de dagvaarding), zonder concreet toe te lichten hoe. Voor zover Zurich c.s. hier het oog heeft op ongebeugelde bedrading wordt zij daarin niet gevolgd, nu niet is komen vast te staan dat de bedrading niet gebeugeld was. Aldus heeft zij onvoldoende gemotiveerd gesteld dat bij wegdenken van het niet naleven van deze formele voorschriften de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd niet zou zijn ontstaan. Of BERG c.s. deze voorschriften hier daadwerkelijk niet in acht heeft genomen behoeft dan geen bespreking. Niet kan worden vastgesteld dat de schade daarvan gevolg is.
4.26.
Zurich c.s. beroept zich in dit verband nog op de omkeringsregel. Zoals zij zelf stelt beoogt de PED-richtlijn in de breedste zin des woords te beschermen tegen gevaar voor personen en zaken. Zurich c.s. wijst niet op een concreet geschonden norm uit deze richtlijn die bescherming beoogt te bieden tegen het specifieke gevaar dat ethaan in een persgasleiding brand veroorzaakt.
Condicio sine qua non-verband tussen het gestelde handelen in strijd met de PED-richtlijn en de schade kan dan niet voorshands worden aangenomen.
4.27.
Bovendien is in dit verband nog van belang dat Zurich c.s. haar betoog beëindigt met de stelling dat de toevoeging van ethaan ertoe heeft geleid dat de ethaan in de ontsnappende perslucht eerder moet zijn ontbrand dan de smeerolie in die lucht. Zij stelt niet dat die lucht zonder de toegevoegde ethaan niet zou zijn ontbrand en dit vuur dan niet om zich heen gegrepen zou hebben. Ook om deze reden valt dan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat bij naleving van de voorschriften uit de PED-richtlijn de schade niet zou zijn ontstaan.
4.28.
Ter zitting heeft de bestuurder van BERG c.s. opgeworpen dat het verhogen van de druk in de persgasleiding niet ertoe heeft geleid dat de temperatuur van deze leiding steeg, hetgeen Zurich c.s. niet heeft weersproken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan daardoor niet worden vastgesteld dat het verhogen van de druk heeft bijgedragen aan het ontstaan van de kortsluiting en daarmee de schade. Voor zover Zurich c.s. heeft beoogd ook dit verwijt aan haar stelling ten grondslag te leggen gaat de rechtbank hieraan voorbij.
4.29.
De enkele omstandigheid dat de schade zich heeft voorgedaan betekent tot slot niet dat BERG c.s. een gevaarlijke machine heeft geplaatst en daarmee in strijd heeft gehandeld met enige zorgvuldigheidsnorm, zoals Zurich c.s. in randnummer 3.2.15 van haar dagvaarding stelt. Daarbij is van belang dat ook Dekra concludeert dat de beveiliging goed heeft gefunctioneerd door de installatie na het ontstaan van de kortsluiting veilig af te schakelen. Zonder bijkomende omstandigheden kan daarom niet worden gesproken van een gevaarlijke machine.
Conclusie
4.30.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet kan worden vastgesteld dat BERG c.s. uit hoofde van wanprestatie of onrechtmatige daad gehouden is tot schadevergoeding. Het gevorderde is reeds daarom niet toewijsbaar. Het beroep van BERG c.s. op verjaring en op de exoneratie in haar algemene voorwaarden, haar eigen schuldverweer en de vraag of BERG dan wel BERG ICC de contractuele wederpartij van Synthon is, behoeft dan geen bespreking.
4.31.
Zurich c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BERG c.s. worden begroot op:
- griffierecht
8.519,00
(geheven in de zaak 407384)
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
17.411,00
4.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.33.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Zurich c.s. af,
5.2.
veroordeelt Zurich c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 17.411,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Zurich c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Zurich c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kosten- en renteveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof, mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.