ECLI:NL:RBGEL:2025:11170

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
227883
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in winkelpand met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen

Op 15 december 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 1 januari 2025 brand heeft gesticht in een winkelpand in Nijmegen, waar een Afrikaanse supermarkt gevestigd was. De brandstichting vond plaats door een ruit in te gooien met een steen en vervolgens vuurwerk naar binnen te gooien. Dit leidde tot levensgevaar voor de aanwezigen in de bovenliggende woningen en gemeen gevaar voor de goederen in de winkel en de naastgelegen panden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, overtuigend kon worden gelinkt aan de brandstichting door DNA-bewijs op de aangetroffen schoenen en zendmastgegevens van zijn telefoons. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte geen verantwoording had afgelegd voor zijn daden. De ernst van de brandstichting en de gevolgen voor de slachtoffers werden zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/227883-25
Datum uitspraak : 15 december 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Nigeria),
wonende aan de [Adres] ,
op dit moment gedetineerd in het Huis van Bewaring van de P.I. [Plaats] .
Raadsvrouw: mr. C.A.C. Kooijmans, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2024 tot en met 1 januari 2025 te Nijmegen, in elk geval in Nederland,
- opzettelijk brand heeft gesticht door (open) vuur en/of vuurwerk door de (winkel)ruit naar binnen te gooien, ten gevolge waarvan de winkel (gelegen aan de [adres 1] te Nijmegen) geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor voornoemde (winkel)pand en/of naastgelegen woning(en), in
elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezigen in voornoemde (winkel)pand en/of naastgelegen woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 januari 2025 omstreeks 01:38 uur is brand gesticht in het pand aan de [adres 1] in Nijmegen, waar de Afrikaanse supermarkt [supermarkt] is gevestigd. [2] Voorafgaand aan de brandstichting is een ruit van de winkel vernield met een steen en vervolgens is vuurwerk ontstoken en naar binnen gegooid. [3] Het vuurwerk is in de winkel afgegaan en er is brand ontstaan. Door de brand zijn diverse goederen in de winkel aangetast.. Een bureau in het pand had aan de bovenzijde én aan één van de zijkanten brandschade. Er is ook een verbranding op de vensterbank c.q. centrale verwarming zichtbaar. De hele binnenzijde van de winkel lag onder een roetlaag. Boven de winkel bevonden zich ten tijde van de brand mensen die geëvacueerd moesten worden. Het winkelpand maakt deel uit van een rijtje gebouwen die door de brand ook werden beschadigd. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de brand heeft gesticht. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan het signalement. Daarnaast dient, ten aanzien van het aangetroffen DNA op de achtergebleven schoenen, te worden uitgegaan van de alternatieve verklaring van verdachte dat zijn schoenen waarschijnlijk in de winkel van zijn ouders lagen opgeslagen en mogelijk dat een van de medewerkers deze schoenen daar heeft weggehaald.
Beoordeling door de rechtbank
Levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen
Op grond van de vaststaande feiten en bevindingen uit het forensisch onderzoek stelt de rechtbank vast dat er op 1 januari 2025 brand is gesticht bij de winkel [supermarkt] gelegen aan de [adres 1] in Nijmegen door eerst met een betonnen steen de winkelruit stuk te gooien en vervolgens brandend vuurwerk naar binnen te gooien.
De rechtbank stelt verder vast dat daarbij levensgevaar te duchten was voor personen die op dat moment in de boven en rondom de winkel gelegen woningen aanwezig waren. De brand werd gesticht in de nachtelijke uren, terwijl de bewoners van voornoemde woningen aanwezig waren en daar lagen te slapen of ‘oud en nieuw’ aan het vieren waren. Ook was er (daardoor) gemeen gevaar voor goederen te duchten, zowel voor de winkel zelf (die schade opliep) alsook voor de naastgelegen gebouwen en de boven de winkel gelegen woningen. Dat deze gevaren voor personen en goederen zich uiteindelijk (gelukkig) gedeeltelijk niet hebben verwezenlijkt, is voor de beoordeling niet van belang. Het gaat immers om te duchten gevaar voor personen en goederen en het feit dat, gelet op algemene ervaringsregels, bekend verondersteld mag worden welke ernstige gevolgen kunnen optreden dan wel voorzienbaar zijn bij een brandstichting zoals deze.
De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte degene is die deze brand heeft gesticht. Zij overweegt daartoe het volgende.
Schoenen dader
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij zich, in zijn privétijd, op 1 januari 2025 omstreeks 01:40 uur fietsend op de [adres 2] te Nijmegen bevond. Ter hoogte van de kruising met de Dobbelmanweg hoorde hij glasgerinkel en zag hij aan de overzijde van de weg een man voor een winkel staan. Hij zag dat de man iets bij de winkel naar binnen gooide, dat er direct brand ontstond en dat in de winkel vuurwerk afging. Hij zag dat de man even bleef staan en vervolgens heel rustig de weg overstak en in de richting van de Muntweg wegliep. Hij is vervolgens achter de man aan gefietst en is hem van achteren vanaf zijn fiets aangevlogen. Daarbij kwamen hij en de man ten val. Op de grond ontstond vervolgens een korte worsteling. Hij zag en voelde dat de man wist te ontkomen, terwijl hij de schoenen van de man in zijn handen had. [verbalisant 1] heeft de schoenen overhandigd aan de ter plaatse gekomen politiecollega’s. [5]
DNA-onderzoek schoenen
De schoenen zijn bemonsterd aan de instap en onderzijde van de tong. In de bemonstering van de instap en onderzijde van de tong van de rechterschoen (AASS5496NL) is een DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren aangetroffen, van wie zeker één man. [6] Dit DNA-mengprofiel is vergeleken met de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en daarbij kwam een match naar voren met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . De DNA-deskundige concludeert dat het aangetroffen DNA-mengprofiel extreem veel waarschijnlijker is wanneer -kort gezegd- verdachte [verdachte] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verbalisant [verbalisant 1] de schoenen van de dader heeft weten te bemachtigen en dat in de bemonstering aan de binnenzijde van de schoen van de dader een DNA-mengprofiel is aangetroffen waarvan verdachte één van de donoren is geweest .
Gebruik zendmasten telefoons verdachte
De telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] waren in gebruik bij verdachte. [7]
De telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] hebben gedurende de avond van 31 december 2024 tot 01 januari 2025
omstreeks 00:45 uurallebei gebruik gemaakt van Cell-ID’s met de zendmastlocaties op de Nijmeegsebaan 5 te Groesbeek en het Dorpsplein 1 te Groesbeek. In Groesbeek, aan de [adres 3] , wonen de kinderen en de ex-vriendin van verdachte.
Op 01 januari 2025
omstreeks 01:27 uurmaakt telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruik van Cell-ID’s (waaronder 40358759) met de zendmastlocatie op de Sint Annastraat 257 te Nijmegen. [8] Met het gebruik van Cell-ID 40358759 is dekking mogelijk op de plaats delict op de [adres 1] te Nijmegen. [9]
De brand in het pand aan de [adres 1] werd, zoals hierboven reeds vermeld,
omstreeks 01:38 uurgesticht.
Op 01 januari 2025
tussen 01:33 uur en 01:41 uurmaakt telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruik van Cell-ID’s (waaronder 40358759) met de zendmastlocatie op de Bilderdijkstraat 10 te Nijmegen. Met het gebruik van Cell-ID 40358759 is dekking mogelijk op de plaats delict op de [adres 1] te Nijmegen. [10]
Tussen 01:33 uur en 01:40 uurwordt op telefoonnummer [telefoonnummer 2] enkele malen ingebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [vriendin verdachte] , wonende aan de [adres 6] in Berg en Dal, zijnde de vriendin van verdachte.
Omstreeks 01:47 uurmaakt telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruik van Cell-ID 2952019 met de zendmastlocatie op Heyendaalseweg 117 te Nijmegen. Met het gebruik van Cell-ID 2952019 is dekking waarschijnlijk op de plaats delict op de [adres 1] te Nijmegen. [11]
Tussen 01:51 uur en 01:59 uurmaakt telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruik van Cell-ID 91604839 met de zendmastlocatie op Oranjelaan ong. te Nijmegen. Dit betreft de meest gebruikte zendmastlocatie van de telefoonnummers van verdachte. [12]
WhatsApp-gegevens
De telefoon van
[vriendin verdachte] ,de vriendin van verdachte, is onderzocht. Tussen 00:09:07 uur en 02:45:54 uur heeft er contact plaatsgevonden via WhatsApp tussen [vriendin verdachte] en verdachte ( [verdachte] ). Om 00:09 uur is er een inkomend videogesprek van verdachte. Om 00.12 uur stuurt [vriendin verdachte] :
“Pas op met vuurwerk en rijden”.Om 01:31 uur belt [vriendin verdachte] uit naar verdachte en stuurt daarna:
“Ik maaknme zorgen he, Zit je weer jn de bajes ofzo. Neem op.”Daaropvolgend wordt opnieuw naar verdachte gebeld om 01.34.18 uur en ook om 01:35:29, 01:38:16 en 01:41:46 uur. De uitgaande oproepen werden niet beantwoord. [13]
Verder worden tussen de uitgaande oproepen door de volgende berichten door [vriendin verdachte] verstuurd aan verdachte:
Tijdstip Bericht
01:34:25 [verdachte]
01:35:35 HALLLOOOOO
01:35:38 Neem es op
01:35:48 Ik krijg hier helemaal stresss van !!!!!!!
01:37:53 Wat een gezeik met jou
01:40:44 Je zegt dat je om 1uur weg zou rijden
01:41:37 [verdachte] [14]
Om 01:44:46 uur is er opnieuw door [vriendin verdachte] naar verdachte gebeld. Deze oproep werd wel beantwoord en duurde 20 seconden. [15]
Tussenconclusie
De rechtbank leidt uit de bevindingen ten aanzien van de aangestraalde zendmasten af dat verdachte rondom het tijdstip van de brand in de omgeving van de plaats delict is geweest. Uit de WhatsApp- en belgegevens uit de telefoon van de vriendin van verdachte, leidt de rechtbank af dat verdachte niet bereikbaar was voor zijn vriendin rondom het tijdstip dat de brand is gesticht werd en dat zij tot 01:44:46 uur niet wist waar hij was, terwijl hij kennelijk met haar had afgesproken dat hij om 01:00 uur vanuit Groesbeek naar haar woning in Berg en Dal toe zou komen. De reisroute vanaf de woning van de ex-vriendin van verdachte in Groesbeek naar de woning van de vriendin van verdachte in Berg en Dal bedraagt met de auto volgens Google Maps gemiddeld 10 minuten. [16]
De alternatieve verklaring van verdachte, dat hij ondanks de afspraak niet van plan was om naar zijn vriendin af te reizen en dus naar zijn eigen woning was gereden en hij zich, toen hij daar bijna was aangekomen, heeft bedacht waarna hij vervolgens via de winkel van zijn vader naar zijn vriendin in Berg en Dal is gereden, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De reisroute vanaf de woning van de ex-vriendin van verdachte, via de woning van verdachte, naar de woning van de vriendin van verdachte - en via de zendmasten met dekkingsgebied op de plaats delict - bedraagt volgens Google Maps gemiddeld 45 minuten. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij besloot toch naar zijn vriendin te gaan toen hij al bijna thuis was op de [Adres] . Tot die tijd wilde hij de telefoon niet opnemen. Op basis van de telefoongegevens was hij tot 01:44:46 uur niet bereikbaar voor zijn vriendin waardoor hij dus, volgens zijn verklaring, pas rond die tijd vanaf de [Adres] naar de Kwakkenbergweg is gereden.
Deze verklaring van verdachte wordt bovendien niet ondersteund door de zendmastgegevens waaruit volgt dat de telefoons van verdachte zendmasten hebben aangestraald rondom de plaats delict tussen 01:27 uur en 01:47 uur, aldus zo’n 20 minuten. Dit beeld is niet passend bij iemand die onderweg is van Groesbeek via de [Adres] in Nijmegen naar de Kwakkenbergweg in Berg en Dal.
Gelet hierop wordt deze verklaring van verdachte ter zijde geschoven.
Voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de schoenen van de dader heeft verdachte een alternatieve verklaring gegeven. Deze verklaring, namelijk , dat hij soortgelijke schoenen heeft gehad, die opgeslagen hebben gelegen in de winkel van zijn vader en mogelijk door een medewerker zijn weggenomen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. De verklaring is onvoldoende onderbouwd, concreet en verifieerbaar. De verklaringen van verdachte over de schoenen bij de politie en ter terechtzitting zijn overigens wisselend en op details tegenstrijdig en worden daarom ter zijde geschoven.
Uit het feit dat verdachte ten tijde van de brand voor zijn vriendin onbereikbaar was en niet aanwezig was waar hij had afgesproken te zijn, terwijl zijn telefoon de zendmast heeft aangestraald rondom de plaats delict, in samenhang bezien met het feit dat de bemonstering van de binnenzijde van de schoen van de dader DNA bevat van verdachte, kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2024 tot en met 1 januari 2025 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland,
- opzettelijk brand heeft gesticht door (open) vuur en/of vuurwerk door de (winkel)ruit naar binnen te gooien, ten gevolge waarvan de winkel (gelegen aan de [adres 1] te Nijmegen) geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan:
- gemeen gevaar voor voornoemde (winkel)pand en/of naastgelegen woning(en), in
elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer aanwezigen in
voornoemde (winkel)pand en/ofnaastgelegen woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting in een winkelpand, waar een Afrikaanse supermarkt gevestigd was en waarvan de ouders van verdachte de eigenaren waren. Verdachte heeft in de avonduren, kort na de nieuwjaarswisseling, met een baksteen de ruit van de winkel vernield en met behulp van vuurwerk de winkel in brand gestoken. Hierdoor ontstond een grote brand in de winkel, terwijl verdachte vervolgens rustig wegliep, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelingen. Door de brand moest slachtoffer [slachtoffer] , die zich ten tijde van de brand in haar woning boven de winkel bevond en in paniek was geraakt, midden in de nacht geëvacueerd worden. Met de brand heeft verdachte schade toegebracht aan de binnenzijde van de winkel en diverse goederen van de supermarkt zijn verloren gegaan. Dat de brand niet naar andere winkels en woningen is verspreid en als gevolg daarvan geen ernstig of dodelijk letsel is ontstaan, is te danken geweest aan de snelle actie van een buurvrouw die meteen de politie heeft gebeld.
De rechtbank overweegt dat het hier gaat om een zeer ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft met zijn handelingen groot en levensbedreigend gevaar voor anderen in het leven geroepen. Het stichten van brand in de nabijheid van personen, woningen, winkels, of goederen kan leiden tot buitengewoon ernstige gevolgen. Een brandstichting maakt over het algemeen een grote indruk op slachtoffers en buurtbewoners en veroorzaakt bij hen een gevoel van onveiligheid. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering hindert hen in hun dagelijks bestaan. Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het ontstaan en vergroten van de maatschappelijke onrust.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 20 november 2025. Hieruit volgt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan het bewezenverklaarde onherroepelijk is veroordeeld voor rijden onder invloed van drugs. Ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde liep verdachte nog in de proeftijd van de aan hem opgelegde voorwaardelijke straf. De voorwaardelijke straf heeft hem er aldus niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ook na het bewezenverklaarde is verdachte onherroepelijk veroordeeld voor rijden onder invloed van drugs en daarnaast voor het plegen van diefstal in vereniging. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is daarom van toepassing. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten als het bewezenverklaarde veroordeeld. De rechtbank houdt daarom niet in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over de vraag waarom hij de supermarkt van zijn eigen ouders in brand heeft gestoken en dus hiermee geen verantwoording neemt voor zijn daden.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op deze straf in mindering worden gebracht. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte had ten tijde van het plegen van het delict zijn leven op orde en hij heeft geen inzicht gegeven in de aanleiding van zijn handelen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat deze gelijk is aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2025.
mr. J.M.P. van der Meulen is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant, [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R025002 / AARMUNT, gesloten op 28 augustus 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [naam] , p. 10; aanvullend proces-verbaal p. 122.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14-23; Proces-verhaal van bevindingen , p. 24-31; Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 1] Nijmegen), p. 48.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 1] Nijmegen), p. 47-49.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
6.TMFI Rapport Forensisch DNA-onderzoek , p. 61-64.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 december 2025.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 134-136.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 136.
16.Open bron: Google Maps.
17.Open bron: Google Maps.