ECLI:NL:RBGEL:2025:11175

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
387242
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van MDMA en cocaïne door verdachte

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 15 december 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 5 december 2024 in Den Helder werd aangehouden. De verdachte had 22,32 gram MDMA en 11,05 gram cocaïne bij zich, wat leidde tot beschuldigingen van opzettelijk bezit en vervoer van deze verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk eiste, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een verslavingsbehandeling en een taakstraf van 80 uur. De verdediging pleitte voor rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een blanco strafblad en mentale problemen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien de ernst van de feiten en zijn rol als militair, een voorbeeldfunctie had en dat de samenleving schade ondervond van de handel in harddrugs. De militaire kamer legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met de verplichting tot reclasseringstoezicht en behandeling voor verslaving, en een taakstraf van 80 uur. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/387242-24
Datum uitspraak : 15 december 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.W. Jansen, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2024 tot en met 05 december 2024 te Julianadorp en/of te Den Helder, althans in de
gemeente Den Helder, althans in elk geval Nederland (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer (in totaal) 11,05 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer (in totaal) 22,32 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 5 december 2024 in de gemeente Den Helder, althans in elk geval in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 93,10 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of hasjiesj, zijnde hasjiesj, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op 5 december 2024 opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van 11,05 gram cocaïne en 22,32 gram MDMA (feit 1) en het op 5 december 2024 opzettelijk aanwezig hebben van 93,10 gram hennep (feit 2). Het overige tenlastegelegde onder feit 1 acht zij niet bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de handel in MDMA en cocaïne niet kan worden bewezen gelet op de verklaring van verdachte. Zij heeft gesteld dat het aanwezig hebben én het vervoer van cocaïne en MDMA kan worden bewezen (feit 1). Ook het aanwezig hebben van hennep kan worden bewezen.
Beoordeling door de militaire kamer
Feit 1
Op 5 december 2024 omstreeks 02:34 uur werd verdachte in Den Helder door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee staande gehouden als bestuurder van een voertuig. Na een (naar later uit bloedonderzoek bleek onjuiste) positieve speekseldrugstest, werd verdachte onderworpen aan een transportfouillering. Tijdens deze fouillering werd een bolle vorm aan de voorkant van de broek van verdachte waargenomen en gevoeld. Op verzoek heeft verdachte zijn broek en onderbroek naar voren getrokken en werd een kleine plastic zak zichtbaar. In deze plastic zak zaten een grote hoeveelheid kleine zakjes met wit en kristal kleurig poeder en brokjes en meerdere envelopjes. Er werden onder meer 14 ponypacks, 6 gripzakjes met vermoedelijk XTC pillen (5 pillen per zakje), 3 gripzakjes met lichtbruine kristallen en 9 gripzakjes met lichtbruine korrelige substantie aangetroffen en inbeslaggenomen. [2]
De inbeslaggenomen goederen/stoffen zijn onderzocht en indicatief getest door de Forensische Opsporing van de Koninklijke Marechaussee. Uit deze tests bleek het volgende [3] :
  • De 14 snow seal envelopjes (SIN AARM7232NL) hebben een netto gewicht van totaal 11,05 gram. De indicatieve test van een monstername daarvan (SIN AASG2008NL) wees op cocaïne.
  • De 6 gripzakjes met 5 pillen per gripzakje (SIN AARM7228NL), in totaal 30 pillen, hebben samen een gewicht van 12,43 gram. De indicatieve test van een monstername daarvan (SIN AASG2010NL wees op MDMA.
  • De 3 gripzakjes met beige kristallen (SIN AAPW2673NL) hebben een netto gewicht van 2,50 gram. De indicatieve test van het hele monster wees op MDMA.
  • De 9 gripzakjes met beige kristallen (SIN: AARM7229NL) hebben een netto gewicht 7,39 gram. De indicatieve test van een monstername daarvan (SIN AASG2013NL) wees op MDMA.
Het NFI heeft met behulp van het NFiDENT-proces de bemonsteringen onderzocht en voornoemde indicatieve testen bevestigd. De bemonsteringen van de substanties afkomstig uit de gripzakjes (AAPW2773NL, AASG2010NL en AASG2013NL) bevatten MDMA. De bemonstering van de substantie afkomstig uit de ponypacks (AASG2008NL) bevat cocaïne. [4]
In totaal werd er dus bij verdachte 11,05 gram cocaïne en 22,32 gram MDMA aangetroffen.
De telefoon van verdachte, een IPhone 14 plus, is onderzocht. Als “owner” van de telefoon staat ‘ [verdachte] ’ geregistreerd. In de veiliggestelde data van de telefoon werden, voor zover relevant, drie SnapChat-gesprekken aangetroffen die gevoerd werden door ‘ [verdachte] ’ met de SnapChat-naam ‘[accountnaam 1]’ met een ander persoon.
Op 30 november 2024 stuurt ‘ [verdachte] ’ aan [naam] een afbeelding. Op de kop van de afbeelding staat “special offer”. Daaronder staat :
5 gr ket €50
5 gr 3m €60
5 gr M €50
5 bundels x €60.
Door de verbalisant wordt opgemerkt dat dit hoogstwaarschijnlijk aanbiedingen van verdovende middelen zijn. [5] Het is de militaire kamer ambtshalve bekend dat ‘ket’ een afkorting van ketamine is en dat ‘M’ een afkorting van MDMA is.
Op 27 november 2024 werd door ‘ [verdachte] ’ aan Mike de Wit (SnapChat naam: [accountnaam 2] ) dezelfde afbeelding gestuurd welke ‘ [verdachte] ’ op 30 november 2024 aan [naam] verstuurde. [6]
Op 3 december 2024 vindt tussen ‘ [verdachte] ’ en [accountnaam 3] (SnapChat-naam: [accountnaam 3] ) het volgende gesprek plaats:
“14:25:26: [accountnaam 3] : Maatje
14:25:28: [accountnaam 3] : Hoe is ie
15:01:49: [verdachte] : Jaa rustigg maat metjou
15:20:40: [accountnaam 3] : Lekker vriend
15:20:53: [accountnaam 3] : Je hebt toch ook spullen of niet
15:21:35: [verdachte] : Jaman bro
15:21:38: [verdachte] : Bijna alles
15:21:46: [accountnaam 3] : Verkoop je ook per 10
15:21:47: [accountnaam 3] : Ens
15:21:50: [accountnaam 3] : Brok gwn
15:24:32: [verdachte] : Ja man
15:25:09: [accountnaam 3] : Hoe duur?
15:28:21: [verdachte] : 33 per g
15:28:30: [verdachte] : en die sannie is 9strepen
15:29:42: [accountnaam 3] : AH dus 10gr brok puur 330?
15:29:49: [verdachte] : Jaman
15:29:53: [accountnaam 3] : Oké bro
15:30:00: [accountnaam 3] : Kom me checken dan vanavond bij me osso
15:30:07: [accountnaam 3] : Ga nu ff hapje eten
15:30:12: [accountnaam 3] : Uurtje of 8 goed ?
15:39:56: [verdachte] : Iscool bro
15:40:05: [accountnaam 3] : Oké vriend
16:16:42: [verdachte] : Opmerking verbalisant: Ik zie dat [verdachte] een media bestand stuurt echter kon ik het media bestand niet openen / bekijken.
16:29:59: [accountnaam 3] : Ziet er goed uit bro m
16:30:06: [accountnaam 3] : Veranderd er ook wat met de prijs
16:30:07: [accountnaam 3] : ?
16:30:09: [accountnaam 3] : Als ik meer haal
16:30:19: [accountnaam 3] : Ik haalde eerst altijd bij 1 vast iemand
16:30:23: [accountnaam 3] : Nam ik altijd 50af
16:30:33: [accountnaam 3] : En betaalde ik gwn elke week wat
16:30:43: [accountnaam 3] : Ik zoek alleen nieuwe Connect die andere stopt ermee
16:33:46: [verdachte] : Jaman sws. Opmerking verbalisant: [verdachte] reageert op het bericht van 16:30:06 gestuurd door [accountnaam 3] .
16:33:55: [accountnaam 3] : Oké bro
16:34:13: [accountnaam 3] : We kunnen wel ff babbelen van de week
16:34:15: [accountnaam 3] : Komt goed
16:34:19: [verdachte] : Isgoed bro komt goed
16:34:23: [accountnaam 3] : Ik haal nu eerst die 10 wel ff
16:34:26: [accountnaam 3] : "Stuurt emoticons van een boks en een hart".
17:00:22: [verdachte] : Iscool bro
17:11:16: [accountnaam 3] : Bro
17:11:18: [accountnaam 3] : Ik ben er
17:11:25: [accountnaam 3] : Kom je languit
17:11:27: [accountnaam 3] : Langs
17:11:29: [accountnaam 3] : Mij
17:11:39: [verdachte] : Wats je adres bro
17:11:51: [verdachte] : Dan kom ik
17:12:11: [accountnaam 3] : Jonkheer Jacob van veen straat 49
17:12:26: [verdachte] : AH kom eraan
17:18:53: [accountnaam 3] : AH
17:20:00: [verdachte] : Ik sta dr
17:21:29: “System message, Call ended 0:04”.”
Door de verbalisant is opgemerkt dat de kans aannemelijk is dat wordt gesproken over verdovende middelen, gezien de verschillende “straattaal” benoemingen voor verdovende middelen. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij de gebruiker van het account ‘ [verdachte] ’ was. [8]
De militaire kamer stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 5 december 2024 midden in de nacht 11,05 gram cocaïne en 22,32 gram MDMA voorhanden heeft gehad en vervoerd. De militaire kamer gaat ervan uit dat de harddrugs die verdachte op dat moment bij zich had een handelsvoorraad betrof en dat deze bestemd was om door hem te worden verkocht. Dit wordt bevestigd door de op de telefoon van verdachte aangetroffen chatgesprekken over het aanbieden van harddrugs en de aan twee verschillende contacten verzonden afbeelding met aanbiedingen van harddrugs. Naar het oordeel van de militaire kamer blijkt namelijk uit de chatgesprekken dat ‘ [verdachte] ’ verdovende middelen te koop aanbiedt. Uit het gesprek van 3 december 2024 blijkt bovendien dat hij door een derde wordt benaderd voor het leveren van harddrugs, dat hij een afspraak maakt met die derde en dat hij daar ook naar toe gaat. De chatberichten zijn verzonden kort voor de datum waarop verdachte is aangehouden met dealerhoeveelheden harddrugs.
De alternatieve verklaring van verdachte, namelijk dat op 5 december 2025 een dealer de harddrugs bij verdachte in het dashboardkastje van de auto heeft achtergelaten omdat hij deze in de haast was vergeten en verdachte vervolgens midden in de nacht, met de drugs in zijn onderbroek, op weg was om deze weer naar de dealer terug te brengen acht de militaire kamer niet aannemelijk. Het is onwaarschijnlijk dat een dealer zulke grote hoeveelheden drugs per ongeluk bij een drugsgebruiker achterlaat. Ook is de verklaring niet verifieerbaar, nu verdachte niet heeft willen verklaren wie de dealer is en via wie hij contact had met de dealer. De verklaring – die hij voor het eerst ter zitting aflegt, aangezien hij tijdens zijn verhoren bij de KMar hoofdzakelijk heeft gezwegen – wordt bovendien niet ondersteund door de andere bewijsmiddelen in het dossier, maar juist tegengesproken door de chatgesprekken die in zijn telefoon zijn aangetroffen. In het gesprek van 3 december 2024 wordt verdachte immers benaderd door een potentiële koper. Dit wijst er op dat men wist dat zij bij verdachte terecht konden voor de aankoop van verdovende middelen.
De alternatieve verklaring van verdachte, dat mogelijk iemand anders, met gebruikmaking van zijn SnapChat-account, de chatgesprekken over de handel in harddrugs heeft gevoerd omdat hij wel eens op zijn account heeft ingelogd op de telefoon van andere mensen, acht de militaire kamer eveneens niet aannemelijk. De verklaring is niet voldoende concreet, noch verifieerbaar en onderbouwd. De verklaring is bovendien ongeloofwaardig, nu de berichten en de afbeelding op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen en hij enkele dagen later midden in de nacht met dealerhoeveelheden harddrugs is aangehouden. Het betroffen dusdanige hoeveelheden drugs op grond waarvan kan worden verondersteld dat verdachte als dealer reeds een bepaald vertrouwen heeft opgebouwd bij de klanten die het van hem wensten af te nemen.
Conclusie
De militaire kamer acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 22,32 gram MDMA en 11,05 gram cocaïne aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd op 5 december 2024.
Deelvrijspraak
Op grond van de chatgesprekken kan niet worden vastgesteld welke harddrugs en welke hoeveelheden verdachte heeft verkocht, verstrekt en afgeleverd in de periode van 27 november 2024 tot 5 december 2024. Nu verdachte de tenlastegelegde hoeveelheden op 5 december 2024 ten tijde van de aanhouding in zijn bezit had, zijn deze hoeveelheden niet verkocht, verstrekt en/of afgeleverd. De militaire kamer zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • een verslag van binnentreden in woning, p. 76;
  • het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 96;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 december 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2024 tot en met05 december 2024 te Julianadorp en/of te Den Helder, althans in de
gemeente Den Helder, althans in elk geval Nederland (telkens) opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd,
in elk gevalen opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer (in totaal) 11,05 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/ofongeveer (in totaal) 22,32 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en
/ofMDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks5 december 2024 in de gemeente Den Helder,
althans in elk geval in Nederlandopzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 93,10 gram
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennep, zijnde hennep en/of hasjiesj, zijnde hasjiesj, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het ondergaan van een behandeling voor verslaving indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, en voorts tot het verrichten van 80 uren werkstraf subsidiair 40 dagen hechtenis en voorts met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat hij een donkere periode achter de rug heeft: mentale problemen verergerd door slaapgebrek, een conflict met zijn werkgever en oneervol ontslag bij defensie vanwege het daar geldende zerotolerancebeleid. Ook heeft de raadsvrouw verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen, omdat dit de toekenning van de inmiddels aangevraagde WIA-uitkering zal doorkruisen. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte in staat is om zelfstandig hulp te zoeken, maar dat indien aan verdachte een reclasseringstoezicht en een behandeling als voorwaarde wordt opgelegd bij een voorwaardelijk strafdeel, hij dit met beide handen zal aanpakken.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en vervoeren van (dealerhoeveelheden) MDMA en cocaïne ten behoeve van de handel in harddrugs en daarnaast aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De samenleving ondervindt daarbij ook overlast van de handel in en het gebruik van harddrugs, omdat hierdoor veelal weer nieuwe strafbare feiten worden gegenereerd. De militaire kamer rekent het verdachte aan dat hij – toen nog als militair, van wie een voorbeeldfunctie wordt verwacht – aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies van 27 oktober 2025 volgt dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van mentale problemen die hij probeerde te dempen door softdrugs te
gebruiken. Er lijkt sprake te zijn geweest van middelenafhankelijkheid en een deels negatief sociaal netwerk. Daarnaast wordt verdachte in zijn dagelijks functioneren beperkt door slaapproblemen(slaapapneu). Ten tijde van de gepleegde feiten bevond verdachte zich in de ziektewet. De mentale problemen waarmee verdachte kampt, staan een succesvolle re-integratie in het arbeidsproces in de weg. Volgens de reclassering lijkt verdachte zich hiervan bewust en geeft hij blijk van probleembesef. Verdachte zou voornemens zijn de stap naar de huisarts te zetten voor een doorverwijzing naar hulpverlening zoals de GGZ. Het opleggen van bijzondere voorwaarden acht de reclassering niet nodig, omdat zij verdachte zelf in staat acht de stap naar de huisarts en hulpverlening te zetten. De risico’s op herhaling, letsel en onttrekking aan voorwaarden worden laag ingeschat.
Oriëntatiepunten LOVS
Voor de bepaling van de straf heeft de militaire kamer gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het aanwezig hebben van hennep tot een hoeveelheid van 100 gram wordt een geldboete van € 200,- als uitgangspunt genomen. Voor het aanwezig hebben van 10-50 gram harddrugs wordt een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uur als uitgangspunt genomen. Voor het dealen van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende minder dan een maand met enige regelmaat wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden als uitgangspunt genomen.
De op te leggen straf
De militaire kamer acht gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden. De militaire kamer zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en is van oordeel dat een (verslavings-)behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Daarnaast vindt de militaire kamer dat toezicht van de reclassering helpend kan zijn bij het aangaan van een behandeling. Na succesvolle afronding daarvan kan hij zijn leven verder op orde krijgen, waaronder de re-integratie in het arbeidsproces. De militaire kamer neemt daarbij in aanmerking dat de mentale problemen en het drugsgebruik (bijna een jaar na de gepleegde feiten) nog steeds aan de orde zijn en dat verdachte (nog steeds) geen dagbesteding heeft. De militaire kamer zal daarom aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van 3 jaar verbinden met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat verdachte dient mee te werken aan reclasseringstoezicht en dient mee te werken aan een (verslavings-)behandeling. Verdachte heeft daarmee een stok achter de deur om een behandeling te ondergaan en om hem ervan te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen.
Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de militaire kamer een taakstraf voor de duur van 80 uur opleggen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 weken;
  • bepaalt dat
  • stelt als
 stelt als
bijzondere voorwaardendat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich binnen vijf dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 6 Noord-West op het adres Drechterwaard 102 in (1824 DX) Alkmaar; telefoonnummer (088) 80 41202;
- verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door een instelling/behandelaar, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling is gericht op verslaving aan middelen (drugs).
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de volgende voorwaarde: meewerken aan ambulante behandeling en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
 Hierbij gelden als
voorwaardendat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 legt op een
taakstrafvan
80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en Kolonel mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2025.
mr. J.M.P. van der Meulen is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, brigade Noord-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/25-00648, gesloten op 18 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal, p. 10-12.
3.Proces-verbaal, pagina 81; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 83-93.
4.NFiDENT-rapporten van 6 december 2024 (niet doorgenummerd).
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 112-113.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113-114.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 december 2025.