ECLI:NL:RBGEL:2025:11486

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 december 2025
Publicatiedatum
24 december 2025
Zaaknummer
C/05/460019 / KG ZA 25-433
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van Aldi tegen de gemeente Nijmegen inzake betaald parkeren in de wijk Brakkenstein

In deze zaak vordert de supermarktketen Aldi dat de gemeente Nijmegen wordt verboden om betaald parkeren in te voeren in de wijk Brakkenstein, waar Aldi een vestiging heeft. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Aldi afgewezen, omdat Aldi onvoldoende heeft aangetoond dat klanten door de invoering van betaald parkeren definitief zullen wegblijven. De gemeente Nijmegen heeft op 3 december 2025 een zone voor betaald parkeren ingevoerd, wat Aldi als onrechtmatig beschouwt. Aldi stelt dat de invoering van betaald parkeren leidt tot aanzienlijke omzetverliezen en dat huurders van het winkelcentrum hun contracten zullen opzeggen. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat Aldi niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze claims en dat er geen spoedeisend belang is voor de gevorderde voorzieningen. Aldi wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/460019 / KG ZA 25-433
Vonnis in kort geding van 24 december 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI VASTGOED B.V.,
gevestigd te Culemborg, en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALDI CULEMBORG B.V.,
gevestigd te Culemborg,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Aldi,
advocaten: mrs. L.M.M. de Vet en H. Doornhof,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaten: mrs. J.W.M. Hagelaars en J. Wijnmaalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 11
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6 van de gemeente
- de aanvullende productie 12 van Aldi
- de mondelinge behandeling van 17 december 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Aldi
- de akte wijziging van eis van Aldi.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.Kern van de zaak

De gemeente Nijmegen heeft op 3 december 2025 een zone betaald parkeren ingevoerd in de wijk Brakkenstein, waar Aldi een vestiging heeft. Aldi wil dat de voorzieningenrechter de gemeente verplicht die aanwijzing als betaald-parkerenzone te herroepen en bekend te maken dat in de wijk kosteloos kan worden geparkeerd, althans dat het eerste uur parkeren gratis is.

3.De feiten

3.1.
Aldi heeft een supermarktvestiging in de wijk Brakkenstein aan de Kannunik Mijlinckstraat in Nijmegen, in winkelcentrum De Fest. Zij is eigenaar van dit winkelcentrum en verhuurt de overige panden aan andere winkeliers.
3.2.
Op 19 februari 2025 heeft de gemeente de Gebiedsvisie Campus Heijendaal vastgesteld voor de campus van de Radboud Universiteit, het Radboudumc en de Hogeschool. Daarin is onder meer bepaald dat betaald parkeren wordt ingevoerd rondom de campus.
3.3.
Op 18 juni 2025 heeft gemeenteraad ingestemd met het voorstel om betaald parkeren in te voeren in een gebied rondom de campus, binnen een 300 meter-grens vanaf de campusgrens.
3.4.
Op 2 december 2025 is het “Besluit tot aanwijzing en uitwerking betaald parkeren 2025A” vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente (hierna: het besluit). Daarin wordt onder meer vergunningenzone D (Brakkenstein) aangewezen als betaalzone, waar parkeren tegen betaling van parkeerbelasting is toegestaan op maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 16.00 uur.
3.5.
Aldi heeft bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit. Zij heeft op 2 december 2025 bij de voorzieningenrechter van de sector Bestuursrecht van deze rechtbank een verzoek ingediend om hangende het bezwaar het besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. De voorzieningenrechter heeft voorshands geoordeeld dat het besluit is gebaseerd op de Verordening Parkeerbelasting en daarmee op fiscale regelgeving en dat uit de artikelen 26 en 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen volgt dat tegen de invoering van parkeerbelasting geen bezwaar en beroep openstaat en heeft zich bij uitspraak van 9 december 2025 onbevoegd verklaard om te beslissen op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.

4.Het geschil

4.1.
Aldi vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
de gemeente te verbieden om per 3 december 2025 betaald parkeren in te voeren in de wijk Brakkenstein, althans nabij winkelcentrum De Fest, dan wel - voor zover betaald parkeren al is ingevoerd - de gemeente te verplichten de aanwijzing van de wijk Brakkenstein, althans nabij winkelcentrum De Fest, als betaald-parkerenzone te herroepen;
de gemeente te verplichten op voldoende duidelijke wijze bekend te maken dat in de wijk Brakkenstein, althans nabij winkelcentrum De Fest, kosteloos kan worden geparkeerd;
op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag (of gedeelte daarvan);
subsidiair
4. de gemeente te verbieden om per 3 december 2025 parkeerbelasting te heffen voor het eerste uur parkeren in de wijk Brakkenstein, althans in de directe omgeving van winkelcentrum De Fest, dan wel - voor zover reeds parkeerbelasting van € 1,- voor het eerste uur wordt geheven - de gemeente te verplichten om het eerste uur weer kosteloos aan te bieden;
5. de gemeente te verplichten op voldoende duidelijke en deugdelijke wijze bekend te maken dat in de wijk Brakkenstein, althans nabij winkelcentrum De Fest, gedurende het eerste uur kosteloos kan worden geparkeerd;
6. op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag (of gedeelte daarvan);
meer subsidiair
7. de gemeente te verbieden om gedurende een periode van zes maanden, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen moment, betaald parkeren in te voeren dan wel te handhaven in de wijk Brakkenstein, althans in de directe omgeving van winkelcentrum De Fest totdat de gemeente:
a. aanvullend en representatief onderzoek heeft verricht naar de parkeerdruk in het betreffende gebied;
b. inzichtelijk en deugdelijk onderzoek heeft gedaan naar de negatieve gevolgen van de invoering van betaald parkeren voor lokale ondernemers, waaronder Aldi, en te motiveren waarom deze schade niet voorkomen kan worden;
c. de aangekondigde pilot structureel heeft verankerd in de besluitvorming;
d. in een (nieuw of nader) besluit kenbaar en deugdelijk heeft gemotiveerd dat de invoering van betaald parkeren voldoet aan het eigen beleid, zoals neergelegd in de Spelregels invoering betaald parkeren 2024;
e. deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de met de invoering van betaald parkeren beoogde doelstellingen niet kunnen worden bereikt zonder dat - voorafgaand aan, gedurende en na de pilot - het eerste uur parkeren kosteloos wordt behouden;
8. waarbij het de voorzieningenrechter vrijstaat om één of meerdere van de onder a.
tot en met e. genoemde verplichtingen aan de gemeente op te leggen;
9. dit alles op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag (of gedeelte daarvan)
in alle gevallen
10. de gemeente te veroordelen in de proces- en nakosten.
4.2.
Aldi legt aan deze vorderingen ten grondslag dat het besluit van de gemeente tot invoering van betaald parkeren onrechtmatig is. Zij stelt daartoe, kort samengevat, (i) dat het besluit in strijd is met artikel 3 lid 1 van de Spelregels invoering betaald parkeren 2024, (ii) dat het besluit onzorgvuldig is, omdat de noodzaak om winkelcentrum De Fest bij de zone voor betaald parkeren te betrekken niet is aangetoond, en (iii) dat het besluit bovendien onevenredig is omdat niet gekozen is voor een van de minder ingrijpende alternatieven. Dit leidt volgens Aldi tot aanzienlijke en onomkeerbare omzet- en klantenverliezen. Omdat de totale prijs voor een winkelbezoek toeneemt als ook parkeerkosten moeten worden betaald, zullen klanten sneller geneigd zijn uit te wijken naar andere vestigingen of supermarkten, hetgeen leidt tot een verlies in haar marktaandeel. Dat het een pilot betreft waarbij het eerste half jaar het eerste uur slechts € 1,00 kost is volgens Aldi niet bekend bij alle klanten, die zullen veronderstellen dat zij geconfronteerd worden met het gebruikelijke, hogere parkeertarief dat in andere zones geldt. Bovendien werpt de noodzaak om eerst naar een parkeerautomaat te moeten een extra drempel op, die ertoe leidt dat klanten eerder zullen kiezen voor een supermarkt waar zij gratis kunnen parkeren.
4.3.
De gemeente voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Aldi, met veroordeling van Aldi in de kosten van deze procedure.
De gemeente stelt zich primair op het standpunt dat Aldi geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Subsidiair voert zij aan dat het besluit rechtmatig is. Gemeentelijke bestuursorganen hebben een ruime mate van beleidsvrijheid om te beoordelen of wel of geen betaald parkeren moet worden ingevoerd en de rechter moet zeer terughoudend zijn bij het beoordelen van politiek-bestuurlijke afwegingen die leiden tot besluiten met een algemene strekking, zoals het onderhavige besluit. Het besluit is gebaseerd op artikel 3 lid 5 van de Spelregels en is in overeenstemming met die Spelregels en het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. De maatregel is bovendien het resultaat van een zorgvuldig participatie- en besluitvormingstraject. Dat een andere maatregel denkbaar is, maakt de door de gemeente gemaakte keuze ook niet onrechtmatig.
4.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, nader worden ingegaan.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Aldi ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
Aldi meent dat het spoedeisend belang voldoende voortvloeit uit de aard van de door haar ingestelde vorderingen. De gemeente betwist dat en voert aan dat de stelling van Aldi dat zij door de invoering van betaald parkeren direct en ingrijpend in haar bedrijfsvoering wordt geraakt omdat klanten zouden wegblijven vanwege de parkeerkosten, niet met concrete gegevens is onderbouwd. Ook als Aldi daardoor schade zou lijden, dan is dat hooguit een financieel belang op basis waarvan geen onmiddellijke voorziening is vereist. Aldi weet bovendien al sinds de vaststelling van de gebiedsvisie in februari 2025 dat betaald parkeren zal worden ingevoerd en had dus al veel eerder een verbodsactie kunnen instellen, aldus de gemeente. Door het laattijdig procederen is de situatie ontstaan dat het betaald parkeren inmiddels is ingevoerd en de gemeente al veel kosten heeft gemaakt voor onder andere het plaatsen van parkeerborden en -automaten.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Gedurende het traject bij de totstandkoming van de Gebiedsvisie Campus Heijendaal zijn participatiebijeenkomsten gehouden en informatieavonden georganiseerd. Begin 2025 is deze gebiedsvisie vastgesteld, waarin onder meer is bepaald dat er in het gebied rondom de campus een zone met betaald parkeren komt. Daaronder valt ook het gebied waarin Aldi een vestiging heeft. Gedurende het daarop volgende besluitvormingsproces is Aldi meermaals in de gelegenheid geweest om haar zienswijze hierover kenbaar te maken en van die gelegenheid heeft zij ook gebruik gemaakt. Zij heeft daarnaast tweemaal een (pro forma) bezwaarschrift ingediend. De gemeente heeft uiteindelijk op 2 december 2025 formeel het besluit genomen, als gevolg waarvan op 3 december 2025 de betaald-parkerenzone is ingevoerd.
5.4.
De inzet van dit kort geding is dat Aldi van mening is dat het besluit onrechtmatig is en dat de gemeente moet worden verplicht de aanwijzing van het betreffende gebied als betaald-parkerenzone te herroepen, dan wel in ieder geval het eerste uur parkeren kosteloos aan te bieden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Aldi verklaard dat zij het ‘niet categorisch oneens’ is met een maatregel voor betaald parkeren, maar dat het haar vooral te doen is om het eerste uur (kosteloos) parkeren. Aldi stelt dat zij door de invoering van het betaald parkeren in de wijk Brakkenstein, althans in de buurt van winkelcentrum De Fest, aanzienlijke omzetschade lijdt door het verlies van klanten. Zij erkent dat dit weliswaar een zuiver financieel belang is, maar stelt dat in dit geval sprake is van onomkeerbare gevolgen, omdat klanten vanwege de parkeerkosten zullen besluiten om naar een andere supermarkt te gaan waar wel gratis parkeergelegenheid is, en dat die klanten in de praktijk niet of nauwelijks terugkeren, ook niet als het betaald parkeren (geheel of gedeeltelijk) wordt opgeheven. Deze stelling is echter op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt en/of onderbouwd. Aldi heeft hier kennelijk zelf geen onderzoek naar gedaan of laten doen, maar stelt dat dit binnen de supermarktbranche geldt als een feit van algemene bekendheid. Waarop die aanname is gebaseerd is niet duidelijk. Ter zitting heeft Aldi verklaard dat zij in de week daarvoor een lichte omzetdaling heeft geconstateerd, maar dat op dit moment niet kan worden vastgesteld wat daarvan de oorzaak is. Dat die omzetdaling direct is toe te rekenen aan de invoering van het betaald parkeren is vooralsnog niet gebleken. Ter zitting heeft Aldi daar nog aan toegevoegd dat zij als eigenaar van het winkelcentrum ook wordt geconfronteerd met winkeliers die vanwege de invoering van het betaald parkeren hun huurcontract opzeggen of dreigen op te zeggen, dan wel in het nadeel van Aldi willen wijzigen, maar ook daarvan heeft Aldi geen enkele concrete onderbouwing gegeven. De slotsom is dat Aldi niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade lijdt en evenmin dat, en zo ja in welke mate, er sprake is van onomkeerbare gevolgen als gevolg van de invoering van het betaald parkeren in de wijk Brakkenstein, te minder nu het een pilot van een half jaar betreft en de gevolgen daarvan nog moeten worden geëvalueerd. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat bij die evaluatie niet alleen gekeken zal worden naar het effect op de parkeerdruk in de wijk, maar dat op dat moment ook zal worden gekeken naar de gevolgen voor de bewoners en de ondernemers in het betreffende gebied.
5.5.
Bij deze stand van zaken heeft Aldi onvoldoende onderbouwd gesteld waaruit volgt dat zij voldoende belang heeft, laat staan spoedeisend belang om de door haar in dit kort geding gevorderde spoedvoorzieningen te rechtvaardigen. Dit leidt ertoe dat de vorderingen van Aldi reeds om die reden zullen worden afgewezen. Dat betekent dat de overige stellingen en verweren van partijen in het midden kunnen blijven en geen bespreking meer behoeven.
5.6.
Aldi wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Aldi af,
6.2.
veroordeelt Aldi in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Aldi niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 24 december 2025.