Feiten
1. De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende betreffen de interieurreiniging van gebouwen en woningen, waaronder glasbewassing en vloeronderhoud. De bestuurder van belanghebbende is [bedrijf 1] Directeur-grootaandeelhouder hiervan is [persoon F] , die is gehuwd met [persoon B] .
2. Aan belanghebbende zijn over de jaren 2014 tot en met 2017 ambtshalve aanslagen Vpb opgelegd, omdat belanghebbende, ook na de verzending van herinneringen en aanmaningen, geen aangiften Vpb heeft gedaan. In de aanmaningen is belanghebbende erop gewezen dat bij het niet tijdig doen van de aangiften Vpb de belastbare bedragen zullen worden geschat en dat ook een boete van minimaal € 2.639 per belastingjaar kan worden opgelegd.
2014 (zaaknummer 20/1789)
3. De ambtshalve aanslag Vpb 2014 is op 18 juni 2016 aan belanghebbende opgelegd.
4. Op 22 oktober 2019 heeft belanghebbende alsnog de aangifte 2014 ingediend. De aangifte is door de inspecteur aangemerkt als bezwaar. Op 14 november 2019 heeft de inspecteur een ontvangstbevestiging van het bezwaar aan belanghebbende gestuurd.
5. Bij brief van 9 januari 2020 heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het niet tijdig is ingediend, en dat het bezwaar is aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering. In deze brief staat dat belanghebbende alleen in beroep kan gaan tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. In het kader van de beoordeling van het verzoek om ambtshalve vermindering heeft de inspecteur belanghebbende verzocht hem nadere informatie te verstrekken. Daarbij is onder meer verzocht om de toezending van de uitgebreide jaarrekeningen van de jaren 2013, 2014 en 2015.
6. Op 22 januari 2020 heeft de gemachtigde van belanghebbende (per e-mail) aanvullende informatie verstrekt aan de inspecteur (saldi balans, winst- en verliesrekening, grootboekkaarten en bankafschriften).
7. Op 11 maart 2020 heeft de inspecteur het bezwaar wederom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. In deze beslissing staat dat alleen beroep openstaat tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift.
8. Bij e-mail van 18 maart 2020 heeft belanghebbende hierop gereageerd. De inspecteur heeft deze e-mail op 19 maart 2020 doorgezonden naar de rechtbank. De rechtbank heeft dit stuk aangemerkt als beroepschrift. In deze e-mail wordt inhoudelijk ingegaan op de aanslag.
9. Bij brief van 20 juli 2020 heeft belanghebbende bij de rechtbank een aanvullend beroepschrift ingediend tegen het besluit van 9 januari 2020. Daarbij is wat betreft de ontvankelijkheid het volgende aangevoerd:
“De niet ontvankelijkheidsverklaring is van 9 januari 2020. (…) Aanslag over het jaar 2014 heeft belanghebbende niet bereikt en is mogelijk verkeerd geadresseerd. Belanghebbende heeft geen kennis kunnen nemen van de aanslag over het jaar 2014 omdat deze aanslag belanghebbende niet heeft bereikt. Zodra belanghebbende kennis heeft verkregen van verrekening van haar verliezen met een aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2014 van 250.000 positief en verrekening van 67.673 heeft zij de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2014 ingediend. (…) Primair. Het bezwaar en de aangifte over het jaar 2014 zijn verschoonbaar op tijd ingediend dan moet de inspecteur het bezwaar behandelen. Subsidiair. De inspecteur is verplicht om een verzoek ex artikel 65 AWR op zijn juiste merites te beoordelen en door dat te weigeren heeft hij het recht geschonden en is hij verplicht om alsnog de aangifte 2014 in behandeling te nemen en krijgt hij het verzoek ex artikel 65 AWR als een boomerang terug. (…)”
2015 (zaaknummer 20/3137)
10. De aanslag Vpb 2015 is op 22 juli 2017 aan belanghebbende opgelegd.
11. Op 23 oktober 2017 heeft belanghebbende (digitaal) bezwaar gemaakt tegen de aanslag 2015. Dit bezwaar is ingediend door [persoon G] ( [persoon G] ), met als argument dat het bedrag van de aanslag is geschat en de aangifte nog gedaan moet worden. In het bezwaar is ook verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van de aangifte 2015 tot 10 november 2017.
12. Op 17 november 2017 heeft de inspecteur een ontvangstbevestiging gestuurd aan belanghebbende. Daarin staat dat het bezwaar niet is gemotiveerd en dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld vóór 16 december 2017 alsnog de aangifte in te dienen en de motivering toe te zenden. Belanghebbende heeft niet op deze brief gereageerd.
13. Op 9 december 2017 heeft de inspecteur belanghebbende in de gelegenheid gesteld om vóór 3 januari 2018 de aangifte 2015 in te dienen. Belanghebbende heeft ook hierop niet gereageerd.
14. Op 2 februari 2018 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. Het bezwaar is door de inspecteur aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Dit verzoek is afgewezen. In deze beslissing staat dat beroep open staat tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar (rechtsmiddelverwijzing). Er is geen beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
15. Op 15 maart 2018 heeft belanghebbende alsnog de aangifte 2015 ingediend.
16. Op 9 juni 2018 is deze aangifte aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur is tegemoetgekomen aan dit verzoek. Op 9 juni 2018 is de aanslag herzien. De belastbare winst is daarbij, conform de aangifte van 15 maart 2018, vastgesteld op € 144.108 en het belastbare bedrag is vastgesteld op € 144.108. De belastingrente is verminderd tot € 2.705. De verzuimboete is gehandhaafd.
17. Op 9 januari 2020 heeft belanghebbende een tweede aangifte 2015 ingediend, naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van -/- € 63.765. De inspecteur heeft ook deze tweede aangifte 2015 aangemerkt als bezwaar en als verzoek om ambtshalve vermindering.
18. Op 23 april 2020 heeft de inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard en heeft hij het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. Belanghebbende heeft hiertegen op 3 juni 2020 beroep ingesteld.
19. Op 8 maart 2021 heeft de voormalig gemachtigde een aanvulling op het beroepschrift voor 2015 en 2016 ingediend. Hierin staat onder meer het volgende:
“1. (..) Adres van [belanghebbende] is vanaf 2013 [locatie 1] [plaats 2] , Nederland, en dat is vanaf 2013 gecommuniceerd met de belastingdienst.
2. Er is aangegeven dat op dat adres de stukken aangiften vennootschapsbelasting en aanslagen vennootschapsbelasting gezonden moesten worden en niet aan [locatie 2] te [plaats 1] . (…). Ten aanzien van de verdere feiten er is nimmer uitspraak gedaan op het bezwaarschrift. Het bezwaar is behandeld als een verzoek ambtshalve vermindering en dat is onjuist.
3. Op 11 augustus 2018 wordt de aanslag vennootschapsbelasting opgelegd over het jaar 2016. De aanslag is verkeerd geadresseerd en moet geadresseerd worden aan [locatie 1] [plaats 2] , Nederland.
Nadat voor het eerst is gebleken dat de aanslag zou worden ingevorderd is direct bezwaar aangetekend en wel op 22 januari 2019 direct nadat de aanslag bekend is geworden. Dat geeft een verschoonbare termijnoverschrijding. (…) Er wordt nimmer uitspraak gedaan op het tijdig en verschoonbare ingediende bezwaarschrift. (…). Het alsnog indienen van de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2015 en het jaar 2016 dient te worden gekwalificeerd als een aanvulling op het reeds eerder ingediende bezwaar tegen de aanslag vennootschapsbelasting over de jaren 2015 en 2016.”
2016 (zaaknummer 20/3073)
20. De aanslag Vpb 2016 is op 11 augustus 2018 aan belanghebbende opgelegd.
21. Op 22 januari 2019 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Dit bezwaar is ingediend door [persoon G] . Het bezwaar luidt als volgt:
“Hierbij maak ik bezwaar tegen de geschatte aanslag VPB 2016 van € 87751,00. De Verlies & Winstrekening 2016 geeft een winst van € 132542,00 aan. Graag verzoek ik u om een termijn van 6 maanden aan te houden voor het correct indienen van de VPB 2016 door onze accountant. (…)”
22. Op 14 februari 2019 heeft de inspecteur een ontvangstbevestiging gestuurd aan belanghebbende. Daarbij is het bezwaar “vooralsnog” niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om vóór 15 maart 2019 alsnog de aangifte in te dienen en een motivering bezwaar toe te zenden. Belanghebbende heeft niet op deze brief gereageerd.
23. Bij brief van 18 maart 2019 heeft de inspecteur belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld om vóór 2 april 2019 de aangifte in te dienen. Daarop is ook niet gereageerd.
24. Op 24 april 2019 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. Het bezwaar is aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering. Dit verzoek is afgewezen.
25. Op 9 januari 2020 heeft belanghebbende de aangifte 2016 ingediend. De inspecteur heeft de aangifte aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering.
26. Op 22 april 2020 heeft de inspecteur het bezwaar, wegens te laat indienen, niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. Belanghebbende heeft hiertegen bij brief van 2 juni 2020, ontvangen door de rechtbank op 3 juni 2020, beroep ingesteld.
27. Over de niet-ontvankelijkverklaring is in beroep bij brief van 8 maart 2021 aangevoerd wat hiervoor bij 2015 is geciteerd.
2017 (zaaknummer 20/5113)
28. De aanslag 2017 is op 20 juli 2019 aan belanghebbende opgelegd.
29. Op 9 januari 2020 heeft belanghebbende (digitaal) bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Dit bezwaar is ingediend door de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, [persoon A] . Het bezwaar gaat alleen over de hoogte van de aanslag.
30. Op 17 januari 2020 heeft belanghebbende de aangifte 2017 ingediend. De aangegeven winst bedraagt € 115.731 en het aangegeven belastbare bedrag is nihil.
31. Op 22 april 2020 heeft de inspecteur aangegeven dat het bezwaar niet tijdig is ingediend en dat hij het bezwaar zal behandelen als een verzoek tot ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft belanghebbende in dit kader gevraagd aanvullende informatie te verstrekken, zodat hij het verzoek inhoudelijk kan behandelen.
32. Op 30 mei 2020 heeft belanghebbende de gevraagde informatie verstrekt.
33. Op 22 september 2020 heeft de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen. In dit besluit staat ook dat het bezwaar niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en dat een verschoonbare termijnoverschrijding niet is gesteld noch gebleken. Daarom is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. In deze beslissing staat dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift.
34. Op 25 september 2020 heeft belanghebbende gereageerd op de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering.
35. Op 28 september 2020 heeft de inspecteur daarop, per e-mail, gereageerd. In deze e-mail staat dat de verkeerde cijfers zijn gebruikt (de cijfers van 2016 in plaats van 2017) en dat de uitspraak van 22 september 2020 als niet verzonden moet worden beschouwd. Verder staat daarin dat de inspecteur het verzoek opnieuw zal beoordelen.
36. Op 25 september 2020 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 22 september 2020. Dit beroep is op 26 september 2020 door de rechtbank ontvangen. In het beroepschrift staat o.a het volgende:
“ 1. Naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar van 22 september 2020 , dien ik bij u in namens de in hoofde genoemde cliente dit beroepschrift tegen de uitspraak op het bezwaar. [belanghebbende] is wel ontvankelijk in haar bezwaar, bezwaarschrift ingediend na toezenden openstaande kostenposten op of omstreeks 4 Januari 2020 door de ontvanger. 2. [belanghebbende] is wel ontvankelijk in haar bezwaar omdat de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2017 niet op het adres van [belanghebbende] is ontvangen en bezwaar is gemaakt direct nadat gebleken was dat er een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting was opgelegd en wel in de eerste week van januari 2020 door het toezenden van een openstaande postenlijst. Omdat direct na het bekend worden van de ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2017 een bezwaarschrift is ingediend, is [belanghebbende] ontvankelijk in haar bezwaar.”
37. Op 17 oktober 2020 is de aanslag 2017 vanwege verliesverrekening uit het jaar 2018 (carry back) door de inspecteur alsnog ambtshalve verminderd. Hierbij is de belastbare winst vastgesteld op € 283.706.
38. Op 2 december 2020 heeft de inspecteur opnieuw beslist op het bezwaar/het verzoek om ambtshalve vermindering. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het buiten de bezwaartermijn is ingediend. Het verzoek om verdere ambtshalve vermindering is afgewezen.