ECLI:NL:RBGEL:2025:1244

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11301156
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak staat het ontslag op staande voet van de verzoeker centraal, dat op 23 juli 2024 door de verweerder is gegeven. De verweerder stelt dat de verzoeker een dringende reden voor ontslag heeft gegeven door stelselmatig privé-uitgaven op de rekening van de verweerder te boeken, wat heeft geleid tot een schade van meer dan € 200.000,00. De verzoeker betwist het ontslag en voert aan dat het gegeven is door een onbevoegd persoon en dat er geen dringende reden was. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, omdat de verweerder niet kan aantonen dat de ontdekking van de onregelmatigheden tijdig is gecommuniceerd. Hierdoor wordt het ontslag op staande voet vernietigd.

Daarnaast heeft de verweerder een verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende informatie is om dit verzoek te beoordelen en dat de verzoeker onvoldoende gelegenheid heeft gehad om hiertegen verweer te voeren. Daarom wordt er een nieuwe mondelinge behandeling bepaald om deze zaken verder te bespreken.

De kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er meerdere procedures zijn die verband houden met deze zaak en adviseert partijen om gezamenlijk tot een minnelijke regeling te komen. De verdere beoordeling van de zaak zal plaatsvinden in een nieuwe zitting, waarbij de betrokken partijen en hun gemachtigden aanwezig moeten zijn.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11301156 \ HA VERZ 24-131
Beschikking van13februari 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. H.J. van Amerongen,
tegen
[verweerder ],
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder ] ,
gemachtigde: mr. M.A.M. Lem.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak staat het ontslag op staande voet van [verzoeker] op 23 juli 2024 centraal. [verweerder ] stelt dat [verzoeker] [verweerder ] een dringende reden voor ontslag heeft gegeven door stelselmatig privéuitgaven te boeken op de rekening van [verweerder ] . Dit bedrag is volgens [verweerder ] opgelopen tot meer dan € 200.000,00. [verzoeker] is het met het ontslag op staande voet niet eens, hij voert meerdere verweren. Zo is volgens hem het ontslag gegeven door een onbevoegd persoon, ontbreekt de dringende reden en is het ontslag niet onverwijld gegeven.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat geen sprake is van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet, omdat niet kan komen vast te staan dat [naam 1] , die de kennelijke onregelmatigheden heeft ontdekt, dat niet
eerderwist of behoorde te weten dan in juli 2024. Daarmee zal het ontslag op staande voet worden vernietigd.
1.2.
[verweerder ] heeft voor het geval het ontslag op staande voet zou worden vernietigd een verzoek gedaan tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen, dan wel een verstoorde arbeidsrelatie of de zogenoemde i-grond. De kantonrechter is van oordeel dat hij hierover vooralsnog onvoldoende is geïnformeerd en dat [verzoeker] onvoldoende gelegenheid heeft gehad hiertegen verweer te voeren. Het debat tussen partijen op de mondelinge behandeling heeft zich toegespitst op de bevoegdheid van de kantonrechter en het ontslag op staande voet, maar door de omvang van de zaak is er onvoldoende debat geweest over de voorwaardelijk verzochte ontbinding. Ook is er voor de kantonrechter aanleiding om na de genomen (antwoord)aktes nader met partijen te spreken over de door [verweerder ] gevorderde schadevergoeding. Er zal daarom een nieuwe mondelinge behandeling worden bepaald, zodat partijen zich tijdens de zitting nader mogen uitlaten over het ontbindingsverzoek en de schadevergoeding van [verweerder ] .
1.3.
Ten slotte nog het volgende. Het is de kantonrechter inmiddels ambtshalve bekend dat er meerdere procedures zijn gevoerd die raken aan deze zaak (zaaknummers 443328 en 445943). De kantonrechter geeft partijen in overweging om, nu zij inmiddels enige richting hebben in hun geschil, gezamenlijk tot een overkoepelende minnelijke regeling te komen. Dat laatste zal ook worden besproken tijdens de nieuwe mondelinge behandeling

2.De procedure

2.1.
Op 7 november 2024 heeft de kantonrechter een tussenbeschikking gewezen waarin is bepaald dat beide partijen een akte mogen nemen om op specifieke punten een nadere toelichting te geven en stukken in het geding te brengen.
2.2.
Op 5 december 2024 heeft zowel [verzoeker] als [verweerder ] een akte genomen. [verweerder ] heeft hierbij producties 34 tot en met 36 in het geding gebracht en een vermeerdering van verzoek gedaan.
2.3.
Bij antwoordakte van 2 januari 2025 hebben beide partijen op de eerdere akte van de andere partij gereageerd, waarbij [verzoeker] producties 24 en 25 in het geding heeft gebracht.

3.De feiten

3.1.
[verzoeker] , geboren [geboortejaar] , is sinds 1 november 2020 in dienst bij [verweerder ] . De functie van [verzoeker] is directeur met een loon van € 6.940,00 bruto per maand.
3.2.
[verzoeker] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). In 1986 is [verzoeker] met een voormalig compagnon een vennootschap onder firma gestart. Deze vennootschap is op 27 november 1998 omgezet in [verweerder ] [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), met als bestuurder en enig aandeelhouder mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ), vormden tezamen het bestuur van [verweerder ] en bezaten alle aandelen in de verhouding 60% voor [bedrijf 1] en 40% voor [bedrijf 2] . De statuten van [verweerder ] vermelden voor zover thans van belang het volgende:
(…)
Bestuur
Artikel 16
1. Het bestuur van de vennootschap is opgedragen aan de directie, bestaande uit één of meer directeuren.
2. (…)
3. De directeuren worden door de algemene vergadering benoemd en kunnen te allen tijde door deze vergadering worden geschorst en ontslagen. De algemene vergadering kan één of meer directeuren tot algemeen directeur benoemen.
4. (…)
Vertegenwoordiging
Artikel 17
1. De directie vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
a. iedere algemeen directeur afzonderlijk;
b. twee gezamenlijk handelende directeuren.
(…)
Algemene vergadering van aandeelhouders
Artikel 22
1. Algemene vergaderingen worden gehouden in de gemeente waar de vennootschap haar woonplaats heeft. In een algemene vergadering, gehouden elders dan behoort, kunnen wettige besluiten slechts worden genomen indien het gehele geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is.
2. (…)
3. (…)
4. Algemene vergaderingen worden gehouden zo dikwijls daartoe door de directie wordt opgeroepen. De directie is tot zodanige oproeping verplicht wanneer een of meer aandeelhouders en/of certificaathouders, ten minste één/tiende van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigende, zulks schriftelijk, met nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen, aan de directie verzoeken.
Oproeping
Artikel 23
1. (…)
2. De oproeping van aandeelhouders en certificaathouders tot een algemene vergadering geschiedt schriftelijk op een termijn van ten minste veertien dagen, de dag van de oproeping en de dag van de vergadering niet medegerekend. De oproepingen worden verzonden aan de in het aandeelhoudersregister vermelde adressen van aandeelhouders en certificaathouders.
3. (…)
4. Is de oproepingstermijn niet in acht genomen of heeft geen oproeping plaats gehad, dan kunnen geen wettige besluiten worden genomen, tenzij met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle aandeelhouders en certificaathouders aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
(…)
Slotverklaringen
De comparanten, handelend als gemeld, verklaarden tenslotte:
A. Directie, boekjaar en geplaatst kapitaal
1. Voor de eerste maal worden tot directeuren van de vennootschap benoemd de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , voormeld.
2. (…)’
3.3.
Op 18 december 2001 heeft [bedrijf 1] 36 van haar aandelen verkocht en geleverd aan [bedrijf 2] . De verdeling van de aandelen wijzigde daarmee naar 51% voor [bedrijf 1] en 49% voor [bedrijf 2] .
3.4.
De administratie en boekhouding van [verweerder ] werd vanaf 2008 (mede) verzorgd door de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
3.5.
Op 8 april 2014, hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een deel van hun aandelen in [verweerder ] verkocht aan [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ). [bedrijf 3] was de vennootschap van de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), de partner en latere echtgenoot van [naam 2] . Vanaf het moment van deze aandelenoverdracht hielden [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ieder 1/3e van de aandelen in [verweerder ] .
3.6.
In 2019 is [naam 3] overleden. [naam 2] erfde op dat moment indirect de door [bedrijf 3] gehouden aandelen in [verweerder ] en werd daarmee feitelijk meerderheidsaandeelhouder (2/3e). [bedrijf 1] heeft meermalen gepoogd de aandelen in [verweerder ] van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] (terug) te kopen, maar daartoe was [naam 2] op dat moment niet bereid.
3.7.
Op 23 april 2024 heeft de directie van [verweerder ] een brief ontvangen van de financieel adviseur van [naam 2] , de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ). In die brief werd medegedeeld dat zich een koper voor de aandelen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] in [verweerder ] had gemeld en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] hun aandelen daarom wensten te verkopen. In het kader van het voorkeursrecht van [bedrijf 1] zijn de aandelen eerst aan haar aangeboden. [bedrijf 1] vond de vraagprijs van de aandelen bovenmatig en heeft daarom geen gebruik gemaakt van dat voorkeursrecht.
3.8.
Kort daarna heeft [naam 1] [bedrijf 1] geïnformeerd dat hij, via zijn vennootschap [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ), de potentiële koper van de aandelen was. Op 4 juni 2024 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden waarbij onder meer [verzoeker] en [naam 1] aanwezig waren. Tijdens dit gesprek heeft [naam 1] aan [verzoeker] een brief met de volgende inhoud overhandigd:
(…)
Ongeacht de toekomstige samenstelling van het bestuur binnen [verweerder ] , wil ik je geruststellen dat er geen ontslagen zullen plaatsvinden binnen het management en de uitvoerende diensten. Jouw positie binnen het bedrijf is veilig en gewaarborgd.
(…)
3.9.
Op 18 juli 2024 vindt een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [naam 1] , waarin [verzoeker] wordt geschorst. In haar brief van 19 juli 2024 bevestigt [verweerder ] de schorsing. Hieruit wordt geciteerd:
In navolging op het gesprek van donderdag 18 juli 2024, waarin u bent gehoord over de
onregelmatige bedrijfskosten, bevestig ik hierbij uw schorsing per 18 juli 2024 in afwachting van de uitkomst van een ingesteld onderzoek. Ter toelichting het volgende:
Reden van schorsing De schorsing is gebaseerd op geconstateerde onregelmatigheden in de administratie. Uit Exact Online blijkt dat aanzienlijke privé-uitgaven zijn gedaan, die ten onrechte ten laste van de vennootschap zijn gebracht. Deze uitgaven zijn niet te herleiden tot normale bedrijfsvoering en de schade is tot op heden begroot op ruim € 135.000,-.
Een dergelijke handelwijze is onacceptabel en onrechtmatig, wat het vertrouwen ernstig heeft geschaad.
Duur van het onderzoek
Gedurende het onderzoek bent u geschorst en mag u zich niet in de gebouwen of op het terrein van [verweerder ] begeven, noch contact leggen met collega's, klanten of andere relaties van [verweerder ] Tevens heeft u geen toegang tot de digitale systemen van [verweerder ] U ontvangt schriftelijk bericht wanneer het onderzoek is voltooid en de schorsing eindigt.
3.10.
Op 22 juli 2024 heeft [naam 1] een aantal wijzigingen laten doorvoeren in het handelsregister. Daarbij heeft hij (onder meer) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] per
1 juli 2024 uitgeschreven als bestuurder van [verweerder ] en [bedrijf 4] als bestuurder met de titel algemeen directeur met zelfstandige bevoegdheid ingeschreven.
3.11.
In het bij de schorsing aangekondigde gesprek op 23 juli 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Uit de brief ter bevestiging hiervan, van dezelfde datum, wordt geciteerd:
Hiermee bevestig ik het gesprek van vandaag, waarin ik u gehoord heb omtrent het voorval
inzake de onrechtmatige bedrijfskosten. Per vandaag bent u op staande voet ontslagen en is
uw dienstverband met onmiddellijke ingang beëindigd. Dit ontslag wegens dringende reden is conform artikel 7:677 jo. 7:678 van het Burgerlijk Wetboek en na het gesprek van vandaag, delen wij u dit middels dit schrijven onverwijld - en schriftelijk - mede.
Feiten en aanleiding
U bent sinds (datum 01-11-2020 staat loonstrook, 06-08-2021 in de KvK) in dienst van [verweerder ] (hierna: [verweerder ] ), in de functie van algemeen directeur. Tijdens deze functie hield u zich bezig met het reilen en zeilen binnen het bedrijf [verweerder ] , waarbij u verantwoordelijk was voor inkoop, verkoop, administratie, orderbegeleiding, aansturen personeel en administratieve taken.
Onlangs zijn de aandelen van mevrouw [naam 2] ( [bedrijf 2] en [bedrijf 3]
) door mij overgenomen. En beschik over een onvoorwaardelijke
machtiging in afwachting tot het passeren van de akte. Deze week heb ik de administratie
onderzocht in Exact boekhouden en gister kwam ik erachter dat er diverse hoge privé uitgaven door u zijn gemaakt en ten laste van de onderneming zijn gezet. Ik ben gister tot de ontdekking gekomen dat u, de heer [verzoeker] , in de afgelopen twee en een half jaar, vele uitgaven heeft gedaan die in geen enkele manier te herleiden zijn tot uitgaven verricht in het kader van de normale bedrijfsuitvoering.
Hieruit is gebleken dat, in totaal, een bedrag van €166.385,00 is uitgegeven aan doeleinden
die niet ten laste van de onderneming geboekt en betaald hadden mogen worden. Tot op
heden is de schade begroot op €166.385,00. Dit is de schade van het afgelopen jaar. Mogelijk wordt de schade vele malen groter, nadat ik de administratie ook van de jaren daarvoor heb onderzocht.
(…)
Volledigheidshalve voeg ik bij dit schrijven een (uitgebreid) overzicht toe van al de facturen
met inbegrip van de hoogte van de uitgaven, alsook waar de kosten zijn gemaakt, geheel
bestemd voor uw privédoeleinden. Ik heb de onderliggende facturen, waar uw naam op staat
vermeld alsook een beschrijving van de aankoop ook kunnen vinden.
U heeft de gelegenheid gehad uw kant van het verhaal te vertellen om te bezien of er
omstandigheden zijn waar ik rekening mee moet houden bij de besluitvorming. Uw reactie was om geen reactie te geven. Derhalve heb ik besloten u op staande voet te ontslaan.
Dringende redenen
Deze onrechtmatige - en zonder grondslag - verrichte uitgaven met betrekking tot uw
privéleven, die zakelijk zijn betaald heeft tot behoorlijke schade, te weten €166.385,00, geleid bij [verweerder ] en heeft een dringende redenen gegeven om uw dienstverband met
onmiddellijke ingang te beëindigen. Geheel onrechtmatig heeft u kosten gemaakt voor uw
privédoeleinden en heeft u dit laten factureren op de naam van het bedrijf van uw werkgever,
te weten [verweerder ] Waar facturen ontbreken, heeft u dit geboekt als o.a. “diverse
kantoorkosten". U heeft dit zonder toestemming gedaan. Uw handelswijze is volstrekt
onacceptabel. Uw verklaring hiervoor kan uw handelswijze niet rechtvaardigen. U heeft
hiermee het noodzakelijke vertrouwen als directeur onherstelbaar beschadigd. De financiële
risico’s verbonden aan uw eigengereide handelswijze met betrekking tot facturen die nimmer ten laste van [verweerder ] gebracht hadden mogen worden, leidt tot ernstige gevolgen.
Tot dit ontslag is, vast komen te staan dat u ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in u is gesteld. Dit heeft u veroorzaakt door uw handelen. Kort gezegd, u heeft fraude gepleegd waarbij u zichzelf heeft bevoordeeld en [verweerder ] heeft benadeeld.
Tevens heeft u uw verantwoordelijkheden als Directeur ernstig verwaarloosd. U heeft zich
schuldig heeft gemaakt aan het bewust foutief inboeken van goederen, het betalen van
facturen die ten goede komen aan uzelf, deels onder werktijd.
Deze dringende reden(en) vorm(en)t elk afzonderlijk, maar ook in samenhang een dringende
reden voor dit ontslag op staande voet:
1. Dat u, willens en wetens, jaren uitgaven heeft verricht onder de bedrijfsnaam en
rekening van [verweerder ] , wetende dat deze op geen enkele manier behoren tot de
normale bedrijfsvoering van [verweerder ] ;
2. U voor uw eigen financieel en/of persoonlijk gewin, althans voor financieel en/of
persoonlijk gewin het bedrijf [verweerder ] financieel heeft benadeeld, althans heeft willen
benadelen, althans daarbij betrokken bent geweest;
3. U voor uw eigen financieel en/of persoonlijk gewin, door diverse privé aankopen te
laten bekostigen op kosten van uw werkgever en ze in de administratie te verwerken
als zakelijke kosten, terwijl u wist, althans had behoren te weten, dat u dit niet is
toegestaan;
4. Dat u, door uw toedoen en/of betrokkenheid en/of met uw medewerking facturen heeft
betaald/ laten betalen voor kosten die niet ten behoeve van de onderneming horen te
komen, waarvan u wist, althans had behoren te weten, dat u dit niet is toegestaan;
5. U grovelijk uw plichten als werknemer hebt veronachtzaamd, in het bijzonder door
hetgeen u zelf heeft verklaard, althans door de hierboven cursief weergegeven
voorvallen, althans dooreen of meer van hierboven cursief weergegeven voorvallen;
6. U hebt [verweerder ] - zonder ons hierover te informeren - Jarenlang bestolen, dan wel
onrechtmatig gelden onttrokken en dat terwijl u bij ons nota bene de functie van
directeur vervulde.
7. U zich in de uitoefening van uw functie schuldig heeft gemaakt aan fraude en/of
valsheid in geschrifte, althans aan een of meerdere strafbare feiten, althans aan niet
integer handelen;
8. Wij, [verweerder ] door de geconstateerde onregelmatigheden in de uitoefening van uw
werkzaamheden financiële schade en eventueel reputatieschade lijdt en/of heeft
geleden of zal lijden;
U heeft met uw handelswijze het vertrouwen van ons in zeer ernstige mate geschaad. Uw
gedragingen zoals hiervoor omschreven, dienen ieder op zichzelf en/of in onderling verband
bezien te worden, te worden aangemerkt als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 BW jo 7:678 BW. Deze brief vormt een bevestiging van het aan u aangezegde ontslag op staande voet d.d. 18 juli 2024.
Verder stel ik u hierbij aansprakelijk voor alle schade, die [verweerder ] door uw toedoen heeft
geleden of nog zal lijden. Deze schade is tot nu toe begroot op € 166,385,- exclusief de
onderzoekskosten die wij ook als schade kwalificeren en dus ook op u zullen verhalen. Ik maak verder aanspraak op volledige schadevergoeding vanwege deze onrechtmatige uitgaven. Door dit ontslag op staande voet bent u schadeplichtig geworden.
Er zal een correcte eindafrekening opgesteld worden van het salaris, vakantiegeld en niet-
genoten vakantiedagen tot vandaag. Nu u ons een dringende reden heeft gegeven om de
arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, bent u wettelijk gezien, aan ons een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. Deze verreken ik met de eindafrekening.
Betaling van een eventueel resterend saldo zal aan u worden overgemaakt binnen een maand
na einde van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder ] beschouwt uw handelen als ernstig verwijtbaar. Derhalve zal er geen
transitievergoeding worden betaald. Nu de arbeidsovereenkomst (onmiddellijk) is geëindigd, dient u per ommegaande de bedrijfseigendommen waaronder de auto van de zaak, telefoon(s), toegangssleutels, die u in uw bezit heeft, in te leveren. Binnen 2 werkdagen ontvangen wij dan ook de meest essentiële wachtwoorden van en binnen uw bedrijfscomputer en mogelijke andere applicaties
3.12.
[verzoeker] levert de bedrijfseigendommen niet in. Ook niet nadat hij hiertoe wordt gesommeerd in brieven van 14 en 16 augustus 2024. Hij stelt zich op het standpunt dat het gegeven ontslag op staande voet is niet geldig is. Nu [verweerder ] vast houdt aan het gegeven ontslag op staande voet ziet [verzoeker] zich genoodzaakt onderhavige procedure te starten.

4.De verdere beoordeling

Na de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024
4.1.
Naar aanleiding van hetgeen partijen op de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024 hebben aangevoerd en toegelicht met betrekking tot het ontslag op staande voet, heeft de kantonrechter om nadere inlichtingen verzocht. [verweerder ] is in de gelegenheid gesteld inzage te geven in het boekhoudprogramma ten einde te onderbouwen dat [verzoeker] zelf de boekingen deed, maar daarmee ook dat [naam 1] deze niet deed en aldus niet al gedurende lange tijd op de hoogte was van deze privéboekingen. Het voorgaande in het kader van het verweer van [verzoeker] dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.
Daarnaast is [verzoeker] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de door [verweerder ] als privé uitgaven bestempelde posten, gelet op zijn verweer dat de door [verweerder ] gestelde privéuitgaven niet allemaal ten behoeve van hemzelf zijn gedaan, waarmee hij ook het bestaan van een dringende reden betwist.
Partijen hebben, zoals verzocht, (antwoord) aktes genomen en producties bijgevoegd waaruit volgens hen onderbouwing van hun standpunt volgt.
Het ontslag op staande voet
4.2.
Voor een geldig gegeven ontslag op staande voet is onder meer nodig dat dit ontslag zo snel als mogelijk volgt op bekendheid met de dringende reden voor het ontslag.
4.3.
[verweerder ] heeft gelegenheid gekregen te onderbouwen dat alle door haar als privé aangemerkte boekingen door [verzoeker] zelf zijn geboekt. Zij heeft daarvoor Excel sheets in het geding gebracht waarbij enkel [verzoeker] naam staat vermeld als ‘aanmaker’. Echter in het overzicht ontbreekt of en zo ja wie de boekingen heeft gecontroleerd en/of er wijzigingen zijn aangebracht in de boeking, bijvoorbeeld door uitgaven onder een ander grootboeknummer onder te brengen. Reeds tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] gesteld dat, nadat de boeking is aangemaakt/ingevoerd, deze gewijzigd kan worden en dat het zou kunnen zijn dat hij de boeking heeft aangemaakt maar dat [naam 1] deze heeft gewijzigd. [verweerder ] heeft er kennelijk voor gekozen om die regel niet weer te geven in haar overzicht.
4.4.
Niet ter discussie staat dat [naam 1] al jaren betrokkenheid heeft bij [verweerder ] . De kantonrechter stelt vast dat [naam 1] via zijn administratiekantoor [bedrijf 5] facturen stuurde aan [verweerder ] voor ‘administratieve diensten’ in ieder geval in 2021 en 2024. Daarnaast heeft [verzoeker] whatsapp-berichten overgelegd waaruit volgt dat [naam 1] zich ook inhoudelijk bezighield met de financiële administratie van [verweerder ] . Zo stuurt [naam 1] op 4 mei 2023 het volgende bericht aan [verzoeker] :
“Goedemorgen, De jaarcijfers van 2021 (corona) heeft een verlies saldo maar wel een positief eigen vermogen, 2022 heeft een winst saldo en een positief eigen vermogen. 2022 is niet “schoon” door veel ruis op de crediteurenrekeningen hierdoor zijn de kosten niet betrouwbaar… Dat moeten we wel eerst oplossen voordat de cijfers worden ingestuurd. Je krijgt waarschijnlijk geen tweede kans om aangepaste cijfers in te sturen …”Deze berichten heeft [verweerder ] niet betwist.
Ter zitting verklaarde [naam 1] dat [verzoeker] de meeste boekingen deed, maar dat ook hij ook uitgaven en bestelling in de administratie boekte. Nu [verweerder ] het verweer voert dat [naam 1] geen kennis had van de privéboekingen had het, gezien het voorgaande, op haar weg gelegen nader toe te lichten en te onderbouwen welke partij dan wél inzage had gehad in de privéboekingen van [verzoeker] . Temeer nu het in de rede ligt dat [naam 1] jarenlang inzage had in de boekhouding van [verweerder ] doordat hij de administratie en boekhouding verzorgde, althans daarbij intensief betrokken was.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verweerder ] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat [naam 1] niet eerder dan medio juli 2024 op de hoogte was van de privéboekingen van [verzoeker] . Daarmee heeft zij onvoldoende onderbouwd dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Gevolg hiervan is dat, conform het verzoek van [verzoeker] , het ontslag op staande voet zal worden vernietigd, omdat geen sprake is van een onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.6.
[verzoeker] heeft recht op loon, omdat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt. De vordering van [verzoeker] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen, alsmede de verzochte maximale wettelijke verhoging van 50% conform het bepaalde in artikel 7:625 BW en wettelijke rente.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat met de vernietiging van het ontslag op staande voet, [verzoeker] geen belang meer heeft bij de verzochte verklaringen voor recht. [verzoeker] verzoekt verder om [verweerder ] te gebieden het ontslag van [verzoeker] waar nodig ongedaan te maken, op straffe van verbeurte van een dwangsom. [verzoeker] heeft dit verzoek onvoldoende gemotiveerd toegelicht waarmee de kantonrechter het verzoek op dit punt te onbepaald vindt en daarom kan het niet worden toegewezen.
4.8.
Verder verzoekt [verzoeker] om [verweerder ] te veroordelen om hem in staat te stellen zijn werkzaamheden als algemeen directeur op de gebruikelijke wijze en zonder beperkingen te hervatten zoals deze werden verricht voor de schorsing, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter zal dit verzoek toewijzen nu het ervoor gehouden moet worden dat geen ontslag heeft plaatsgevonden. De kantonrechter ziet echter aanleiding de verzochte dwangsom te matigen en te maximeren, zoals in de beslissing vermeld.
Zelfstandige tegenverzoeken van [verweerder ] – schadevergoeding en boete
4.9.
De zelfstandige tegenverzoeken van [verweerder ] die betreffen het betalen van een gefixeerde schadevergoeding en het betalen van een boete voor het niet of te laat inleveren van bedrijfseigendommen zullen gezien voorgaand oordeel worden afgewezen.
Privéuitgaven van [verzoeker]
4.10.
Naast de zelfstandige tegenverzoeken heeft [verweerder ] bij zelfstandig nevenverzoek verzocht [verzoeker] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan [verweerder ] voor al zijn privéuitgaven die ten laste van [verweerder ] zijn geboekt. Deze stelling is, door de afwijzing van het ontslag op staande voet op grond van het ontbreken van een onverwijld gegeven ontslag, nog niet inhoudelijk aan de orde geweest, hoewel het volgens [verweerder ] ook de dringende reden vormde voor het ontslag op staande voet.
In het kader van dit nevenverzoek legt [verweerder ] onrechtmatig handelen ex artikel 6:162 BW, dan wel onrechtmatige verrijking ex artikel 6:212 BW en meer subsidiair slecht werknemerschap ex artikel 7:611 BW aan haar verzoek ten grondslag.
Bovendien vormt dit ook de feitelijke grondslag voor haar voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van (ernstig) verwijtbaar handelen.
4.11.
[verzoeker] betwist op zichzelf niet dat hij privéuitgaven heeft gedaan die op de rekening van [verweerder ] zijn geboekt. Hij betwist echter wel de hoogte van dit bedrag en hij voert aan dat voor zover er privéuitgaven geboekt zijn op de rekening van [verweerder ] , deze op zijn rekening-courant geboekt hadden moeten worden.
Gelet op dat wat partijen tot nu toe hebben gesteld/aangevoerd en onderbouwd kan het volgende worden vastgesteld.
[verzoeker] had in privé geen rekening-courant verhouding met [verweerder ] , maar zijn beheer bv ( [bedrijf 1] ) heeft dat wel. Dit volgt uit de overgelegde balans/winst & verliesrekeningen over de jaren 2023 en 2024. Dat er dus geen enkele rekening-courant verhouding was, zoals [verweerder ] stelt, klopt niet. In het geval het zo zou zijn dat alle privé uitgaven van [verzoeker] via de rekening-courantverhouding van zijn beheer bv met [verweerder ] geboekt hadden moeten worden, wordt [verweerder ] hiermee niet benadeeld.
Daarnaast heeft [verzoeker] nog een verklaring overgelegd van de heer [naam 5] die verklaart dat hij allerhande bonussen heeft ontvangen voor zijn bijzondere inzet voor [verweerder ] . De omvang daarvan blijkt echter niet uit zijn verklaring.
4.12.
[verzoeker] heeft zich bij akte uitgelaten over de privéboekingen. Hij komt daarmee op een bedrag van ruim € 50.000,00 aan privéuitgaven, waarvan een bedrag van € 33.000,00 zou moeten worden afgetrokken of verrekend voor een thuiswerkvergoeding. Welke afspraak aan deze vergoeding ten grondslag ligt heeft [verzoeker] echter nog onvoldoende onderbouwd.
Nieuwe mondelinge behandeling
4.13.
Gelet op de omvang van de gevorderde schadevergoeding, het feit dat [verweerder ] jarenlang (in ieder geval ook) het bedrijf van [verzoeker] was en vooralsnog voor de kantonrechter onduidelijk is wie welke bemoeienissen had binnen [verweerder ] voordat [naam 1] in 2024 binnen het bedrijf kwam, acht de kantonrechter zich nog onvoldoende geïnformeerd voor de overige nog aanhangige verzoeken. Er zal daarom een nieuwe mondelinge behandeling worden bepaald om te bespreken hoe de dagelijkse leiding binnen [verweerder ] er uitzag in de afgelopen jaren. Onder andere zal worden besproken met wie uitgaven zoals bonussen werden besproken, wat was de rol van mevrouw [naam 2] in dit geheel, mede gelet op haar positie als meerderheidsaandeelhouder van [verweerder ] sinds (in ieder geval) 2019. Daarnaast wil de kantonrechter ook de door [verweerder ] verzochte ontbinding bespreken nu het voorwaardelijke karakter daarvan is komen te vervallen met de vernietiging van het ontslag op staande voet.
Om op de mondelinge behandeling voldoende te kunnen worden ingelicht zullen hierbij de volgende personen aanwezig moeten zijn:
- de heer [verzoeker]
- de heer [naam 1]
- de heer [naam 4]
- mevrouw [naam 2]
bij het opgeven van verhinderdata dient met de verhinderingen van de hiervoor genoemde personen derhalve rekening gehouden moeten worden.
4.14.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
In het verzoek - ontslag op staande voet
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet,
5.2.
veroordeelt [verweerder ] om binnen 24 uur na betekening van deze beschikking [verzoeker] in staat te stellen zijn werkzaamheden als algemeen directeur op de gebruikelijke wijze en zonder beperkingen te hervatten zoals deze werden verricht voor de schorsing, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan indien [verweerder ] in gebreke blijft na betekening van de beschikking aan de beschikking te voldoen, tot een maximum van € 50.000,00,
5.3.
veroordeelt [verweerder ] tot doorbetaling van het verschuldigde salaris van € 6.940,00 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten waarop [verzoeker] aanspraak heeft, waaronder vakantietoeslag, vanaf 23 juli 2024 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn,
5.4.
veroordeelt [verweerder ] tot een betaling van achterstallig salaris vanaf 24
juli 2024 tot heden binnen 7 dagen na datum van deze beschikking, vermeerderd met de
wettelijke verhoging van 50% ex art. 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf iedere datum van verschuldigdheid,
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
In het zelfstandig tegenverzoek van [verweerder ]
5.6.
wijst de verzoeken af,
In het zelfstandig nevenverzoek en het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek
5.7.
beveelt een mondelinge behandeling en verschijning van partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling, door mr. W. van der Boon, in het paleis van justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4, op een door de kantonrechter vast te stellen datum en tijd,
5.8.
bepaalt dat [verzoeker] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat [verweerder ] dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen, en daarnaast dat [naam 1] , [naam 4] en [naam 2] ook aanwezig moeten zijn,
5.9.
bepaalt dat partijen uiterlijk
28 februari 2025de verhinderdata moeten opgeven van de partijen, hun gemachtigden en de hiervoor in rechtsoverweging 5.8 genoemde personen in de maanden maart tot en met juni 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald,
5.10.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de kantonrechter het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen,
5.11.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de mondelinge behandeling dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.12.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling
150 minutenzal worden uitgetrokken,
5.13.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.
53854 / 32548