ECLI:NL:RBGEL:2025:1294

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
05.720299.16 tbs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar wegens stagnatie in behandeling en zorgen over recidivegevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, geboren in Chili in 1977, die momenteel verblijft in een kliniek. De rechtbank heeft zorgen geuit over de stagnatie van de behandeling van de betrokkene, die sinds augustus 2024 in afzondering verblijft. De behandeling is bemoeilijkt door een aanvraag voor plaatsing in een LFPZ, waarvan de wachttijd momenteel 8 tot 10 jaar bedraagt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan schizofrenie en andere psychische stoornissen, en dat het recidiverisico hoog is bij beëindiging van de terbeschikkingstelling. De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling gewijzigd naar één jaar, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft besloten om over een jaar opnieuw de stand van zaken te evalueren, gezien de zorgen over de huidige situatie en de lange wachttijd voor de LFPZ-plaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/720299-16
Datum uitspraak: 14 februari 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] , (hierna: betrokkene)

geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Chili),
thans verblijvende in het [verblijfplaats] (hierna: de kliniek).
Raadsvrouw: mr. G.A. Jansen - de Wolf , advocaat te Amsterdam.

Procedure

Betrokkene is op 28 juni 2017 bij vonnis van de Rechtbank Gelderland veroordeeld ter zake
van (onder andere) bedreiging met zware mishandeling, vernieling en (poging tot)
(gekwalificeerde) diefstallen, waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling met
voorwaarden is opgelegd. Deze maatregel is ingegaan op 20 oktober 2017. Bij beslissing van deze rechtbank van 19 maart 2021 is bevolen dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft deze beslissing op 5 augustus 2022 bevestigd. Deze maatregel is het laatst verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 11 november 2022.
Bij vordering van 17 september 2024, ingekomen op dezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.
Op 1 november 2024 is de behandeling van de vordering aangehouden. Ter terechtzitting bleek dat door de directie van de kliniek was besloten om een aanvraag in te dienen voor een LFPZ-plaatsing. Daarvan waren de officier van justitie, de advocaat en de rechtbank niet op de hoogte. Omdat de rechtbank hierover nadere informatie wilde van de kliniek, is de behandeling aangehouden. De rechtbank heeft daarnaast de officier van justitie opdracht gegeven om een gesprek te doen plaatsvinden met DIZ, de raadsvrouw en de kliniek, om duidelijkheid te krijgen over het te bewandelen traject van betrokkene. Dit laatste is niet gebeurd.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de volgende processtukken:
- het adviesrapport van de kliniek van 27 augustus 2024 waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren;
- een afschrift van de wettelijke aantekeningen;
- het advies van psychiater H.T.J. Boerboom van 15 juli 2024, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren;
- het advies van psycholoog G.M. Jansen van 11 juli 2024, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren.;
- de memo’s van DIZ van de afdeling DJI van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 10 december 2024 en 21 december 2024 waarin wordt aangegeven dat eerst de uitkomst van de LFPZ-aanvraag wordt afgewacht;
- de aanvullende informatie van de kliniek over de LFPZ-aanvraag van 6 januari 2025.
Ter zitting van 31 januari 2025 zijn gehoord:
- betrokkene;
- zijn raadsvrouw mr. G.A. Jansen - de Wolf;
- de deskundige M.C.M. Donders, senior selectiefunctionaris DJI (DIZ);
- de deskundige D.A. van Gerwen, verpleegkundig specialist GGZ en hoofdbehandelaar; en
- de officier van justitie, mr. A.C. Waterman.

De standpunten

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling gewijzigd in een vordering tot verlenging van één jaar. Aan de voorwaarden voor verlenging is voldaan. Zij heeft aangevoerd dat het van belang is over een jaar opnieuw te monitoren wat de stand van zaken is met betrekking tot betrokkene.
De raadsvrouw van betrokkene heeft gepleit voor een beperking van de verlenging tot één jaar. Over een jaar is vermoedelijk meer zicht op de behandeling van de LFPZ-aanvraag.

De beoordeling

Indexdelict
De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege (onder andere) bedreiging met zware mishandeling, vernieling en (poging tot) (gekwalificeerde) diefstallen.
De rechtbank heeft in de omzettingsbeslissing van 19 maart 2023 vastgesteld dat de terbeschikkingstelling indertijd is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht waren tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van andere personen als bedoeld in artikel 38e Sr. De maatregel is dus niet gemaximeerd.
Stoornis
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie, een functioneren op licht verstandelijke beperkt niveau, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en stoornissen in het gebruik van alcohol, opioïde, cannabis en cocaïne, in remissie in een gereguleerde omgeving.
Hieruit blijkt dat de stoornissen nog altijd aanwezig zijn.
Verloop van de maatregel
Sinds augustus 2022 verblijft betrokkene (in zijn derde kliniek) op de behandelafdeling [behandelafdeling 1] , naar aanleiding van een aantal agressie-incidenten op zijn eerdere afdelingen. In eerste instantie leek daar sprake van een stabieler gedragsbeeld. Ook binnen deze behandelafdeling viel het op dat betrokkene veel gericht is op zijn omgeving en psychotische achterdocht en wantrouwen veelvuldig op de voorgrond staat. Sinds maart 2023 is hij gestopt met de voorgeschreven antipsychotische medicatie Haldol. Hij is ervan overtuigd dat hem onrecht wordt aangedaan en voelt zich voortdurend benadeeld en deelt ervaringen in de vorm van psychotische belevingen. Er is meermaals sprake geweest van uiteenlopende fysieke en verbale incidenten, achterdocht en vanuit wanen niet-feitelijke beweringen die als lasterlijk worden gezien, grensoverschrijdend gedrag en risicovol uitlokkend gedrag naar medepatiënten. Daarnaast ontstond een patroon waarbij betrokkene anderen opzettelijk kwaad wil doen wanneer hij zich afgewezen of gekwetst voelt. Op 1 maart 2024 is betrokkene overgeplaatst naar de [crisisafdeling] ten gevolge van een fysiek incident. Daar is getracht toe te werken naar het hervatten van farmacotherapie en eventueel een keuze te maken voor een (ander) antipsychoticum. Op 2 mei 2024 is gestart met een A-dwangbehandeling antipsychotische medicatie in depotvorm. Op 24 mei 2024 is hij teruggeplaatst naar [behandelafdeling 1] . Daar werd binnen een week dezelfde dynamiek waargenomen, waarbij betrokkene devaluerend is richting sociotherapie en gedrag inzet en afdwingt om zaken voor elkaar te krijgen. Op 31 mei 2024 is hij overgeplaatst naar [behandelafdeling 2] als laatste redmiddel om terugplaatsing naar de [crisisafdeling] te voorkomen. In eerste instantie liet betrokkene wenselijk gedrag zien, maar na korte tijd werden opnieuw de terugkerende negatieve gedragspatronen geobserveerd. Er is meermaals getracht zijn therapieblokken weer op te starten. Betrokkene blijft zich ambigu opstellen ten aanzien van het volgen van psychologische behandeling en vaktherapie. Wegens beperkte motivatie en het zich niet houden aan afspraken door betrokkene, zijn recentelijk de therapieën wederom gestopt. Op 20 augustus 2024 is betrokkene in afzondering geplaatst, hetgeen momenteel nog steeds de situatie is. Betrokkene staat thans op de wachtlijst voor een nieuwe, vijfde afdeling, [behandelafdeling 3] . Dat is een afdeling met een meer zorgintensieve context waar hij meer zorg en begeleiding kan krijgen.
Ter zitting is door de deskundige van de Dienst Individuele Zaken (DIZ) van het ministerie toegelicht dat een eventuele plaatsing van betrokkene in een andere kliniek complex is vanwege de lopende LFPZ-aanvraag en het gebrek aan samenwerking aan de zijde van betrokkene. Vanwege de LFPZ-aanvraag neemt DIZ in beginsel een afwachtende houding aan en wordt zeker geen zorgconferentie georganiseerd. Overigens constateert de rechtbank dat door DIZ in november 2024 intern de opdracht aan DIZ was opgepakt als het organiseren van een zorgconferentie, terwijl daar het woord zorgconferentie bewust niet in was geformuleerd. Deze twee trajecten kunnen niet naast elkaar lopen. Een ‘trajectoverleg’ zou wel kunnen plaatsvinden bij wijze van ‘korte klap’ om mee te denken wat een goede stap zou kunnen zijn voor betrokkene. Er is bereidheid mee te denken, maar de mogelijkheden voor overplaatsing zijn beperkt omdat de wachtlijsten lang zijn en is pas aan de orde als duidelijk zou worden dat de LFPZ-aanvraag wordt afgewezen. Als het komt tot een LFPZ-plaatsing, zal het vele jaren in beslag nemen voordat die plaatsing wordt gerealiseerd. De wachttijd voor een LFPZ-plaatsing is momenteel 8 tot 10 jaar.
Van de zijde van de kliniek is medegedeeld dat de LFPZ|-aanvraag wordt doorgezet. De verwachting is dat dit traject een jaar in beslag gaat nemen. In de tussentijd wordt betrokkene op enig moment overgeplaatst naar de afdeling [behandelafdeling 3] , in de hoop dat hij daar weer meer vrijheden kan opbouwen.
Recidivegevaar
De psycholoog heeft gerapporteerd dat zonder tbs-kader en zonder strak toezicht, steun en structuur de verwachting is dat betrokkene vanwege zijn beperkingen als gevolg van schizofrenie en cognitieve problemen grote moeite zal hebben om zijn bestaan zelfstandig vorm te geven. De kans is groot dat hij zijn antipsychotische medicatie niet zal nemen, zal terugvallen in zijn oude (criminele) milieu, middelen zal gebruiken en toenemend psychotisch ontregeld raakt en vanuit zijn psychotische belevingen in combinatie met middelengebruik met agressie reageert. Om in zijn middelengebruik te voorzien is de kans groot dat hij tot verwervingscriminaliteit overgaat. Het risico op gewelddadig gedrag wordt vanaf de middellange termijn (vanaf 6 maanden) als hoog ingeschat.
De psychiater heeft het risico op recidive zonder het huidige kader als hoog ingeschat.
Hieruit blijkt dat de kans op herhaling bij onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onverminderd groot is.
Conclusie
Uit de adviezen en uit de ter terechtzitting door de deskundige van de kliniek gegeven toelichting, blijkt dat de risicobepalende stoornissen nog aanwezig zijn en het recidiverisico hoog is bij directe beëindiging van de maatregel. Aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel is daarmee voldaan. Verder is gebleken dat de behandeling van betrokkene op dit moment nog steeds niet van de grond komt en dat zich in deze behandelperiode meerdere incidenten hebben voorgedaan. Betrokkene zit al sinds augustus 2024 gedurende 23 uur per dag op zijn kamer en alle behandelpogingen of pogingen om in contact te treden, falen. Deze situatie baart de rechtbank zorgen. Voor betrokkene is een aanvraag ingediend voor een plaatsing in een LFPZ, maar deze aanvraag is pas op 15 januari 2025 ingediend en de beoordeling hiervan zal op zich laten wachten.
De rechtbank schrikt van de opmerking van de deskundige van DIZ dat de wachttijd voor plaatsing op de LFPZ-afdeling momenteel 8 tot 10 jaar is. Betrokkene verblijft nu in een situatie die niet alleen voor hem, maar ook voor de behandelaars en de kliniek nogal uitzichtloos is. Als betrokkene in de LFPZ zou verblijven, zou in ieder geval de behandeldruk wegvallen (hoewel die nu ook niet al te hoog zal zijn), en het zou wel duidelijkheid verschaffen en er zou meer gelegenheid en ruimte zijn om een zo goed mogelijke kwaliteit van leven te bewerkstelligen. De kliniek zal zijn best doen, maar heeft minder mogelijkheden ter beschikking, zo schat de rechtbank in. Tegelijkertijd, zo moet worden vastgesteld, zal betrokkene bij de huidige stand van zaken, nog vele jaren een dure en zeer gewilde behandelplek innemen, terwijl er ook talloze passanten in de huizen van bewaring zitten te wachten op een dergelijke behandelplek.
Het lijkt een organisatorische impasse die al jaren bestaat, die steeds nijpender wordt, in de oplossing waarvan door de opvolgende regeringen bijzonder weinig energie lijkt te worden gestoken. De rechtbank verwijst naar een andere uitspraak waarin een tbs-gestelde een net zo gewilde TMV-plek inneemt terwijl hij eigenlijk thuishoort in een verzorgingstehuis voor psychogeriatrische patiënten (Rb 6 december 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:8717).
De verwachting is niet dat verandering binnen een jaar zal optreden. Hoewel op grond van de geldende jurisprudentie verlenging met twee jaar is aangewezen, zal de rechtbank de maatregel in dit geval met één jaar verlengen omdat zij het van belang vindt over een jaar de stand van zaken opnieuw te evalueren.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met
één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. Bruins, als voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, als rechters in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2025.