ECLI:NL:RBGEL:2025:1352

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/05/431675 / HZ ZA 24-48
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosten en verplichtingen tussen recreatiepark exploitant en eigenaren van recreatiewoningen

In deze zaak vorderen de eisers, [eiser c.s.], diverse verklaringen en veroordelingen van de gedaagde partij, Cannenburgh B.V., met betrekking tot de exploitatie van het Chaletpark Reewold. De eisers zijn eigenaren van een recreatiewoning op het park en stellen dat Cannenburgh hen onterecht kosten in rekening brengt voor water, gas en elektriciteit, en dat er geen transparantie is over deze kosten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers beoordeeld en enkele vorderingen afgewezen, zoals de vordering tot het plaatsen van watermeters en de vordering tot betaling van vermeende te veel betaalde kosten. De rechtbank oordeelt dat Cannenburgh niet verplicht is om watermeters te plaatsen en dat de door Cannenburgh gehanteerde verdeelsleutel voor zuiveringslasten rechtmatig is. Echter, de rechtbank heeft wel geoordeeld dat Cannenburgh verplicht is om inzicht te geven in de kosten van gas en elektriciteit die zij in rekening brengt aan de eisers. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/431675 / HZ ZA 24-48
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser c.s.] ,
advocaat: mr. A.J. Verweij,
tegen
CANNENBURGH B.V.,
te Doetinchem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Cannenburgh,
advocaat: mr. M.H.G. Plieger.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Cannenburgh exploiteert een recreatiepark genaamd Chaletpark Reewold (hierna: Reewold). [eiser c.s.] is sinds 25 oktober 2019 eigenaar van een recreatiewoning met ondergrond, erf, tuin en verder aan- en toebehoren, gelegen aan de [adres] (hierna: de recreatiewoning). De recreatiewoning is gelegen op Reewold.
2.2.
In de akte van levering waarbij [eiser c.s.] zijn recreatiewoning geleverd heeft gekregen is bepaald dat de “Algemene Voorwaarden Chaletpark Reewold” d.d. 9 oktober 1998 (hierna: de algemene voorwaarde) en het parkreglement van Reewold van toepassing zijn. In de algemene voorwaarden is – voor zover relevant – het volgende bepaald:

[…]
-
Dat de vennootschap zorg zal (doen) dragen voor:
-
het parkbeheer, het schoon- en vrijhouden van wegen, paden en voorzieningen, de ontvangst van televisiesignalen;
-
voor de verwijdering van het huisvuil vanaf centrale verzamelpunten;
-
de leverantie van water, elektriciteit en gas (welke door de vennootschap of diens rechtsopvolgers separaat in rekening zullen worden gebracht, in welke waternota de zuiveringslasten worden doorberekend);
-
dat noodzakelijke werkzaamheden -zoals onderhoud, herstel en vernieuwing- aan de wegen, paden, de afrastering, de slagboom en andere bij het chaletpark behorende algemene voorzieningen, alsmede al die noodzakelijke werkzaamheden die van overheidswege of van de zijde van nutsbedrijven worden voorgeschreven, door de vennootschap (of de door hem aan te wijzen vertegenwoordiger) worden uitgevoerd en aan de eigenaren van de kavels in het chaletpark in rekening worden gebracht;
[…]
6.
Kosten verbonden aan het gebruik van gas, water en electriciteit, komen voor rekening van koper, alsmede de zuiveringslasten en zakelijke belastingen, zoals onder andere:
-
onroerende-zaak-belasting;
-
rioolrechten;
-
waterschapslasten”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser c.s.] vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat een rechtsverhouding tussen [eiser c.s.] en Cannenburgh bestaat ter zake van de exploitatie van Reewold door Cannenburgh en [eiser c.s.] als eigenaar van een recreatiewoning op dat chaletpark en de op die verhouding ziende afspraken zoals neergelegd in de leveringsakte, de algemene akte en het parkreglement,
II. Cannenburgh te veroordelen om binnen twee maanden na het vonnis op haar kosten watermeters op elk kavel van Reewold te plaatsen en deze watermeters vervolgens op haar kosten deugdelijk te onderhouden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat Cannenburgh hiermee in gebreke blijft en Cannenburgh te veroordelen om de zuiveringsheffing GBLT aan de kaveleigenaren door middel van een gespecificeerde factuur door te belasten op grond van het daadwerkelijke waterverbruik per kavel.
Subsidiair: Cannenburgh te veroordelen om het waterverbruik in gelijke mate hoofdelijk om te slaan in de doorbelasting van de GBLT-aanslag, aldus dat de totaalaanslag GBLT aan Cannenburgh wordt gedeeld door het aantal kaveleigenaren (dat er niet permanent woont c.q. geen rechtstreekse aanslag van het GBLT ontvangt),
III. Cannenburgh te veroordelen tot betaling aan [eiser c.s.] van € 260,15 ter zake van te veel betaalde waterschapslasten (kosten GBLT), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2023, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
IV. Cannenburgh te veroordelen tot betaling aan [eiser c.s.] van € 203,88 ter zake van ten onrecht in rekening gebrachte kosten voor water, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
V. te verklaren voor recht dat Cannenburgh als exploitant gehouden is om de door haar aan [eiser c.s.] doorberekende kosten en lasten transparant en inzichtelijk te maken en daarbij te bepalen dat vanaf 1 januari 2023 kosten en lasten voor water en Drinkw. Meetprogr. niet aan hen mogen worden doorbelast,
VI. Cannenburgh te veroordelen om inzichtelijk te maken voor welk bedrag zij in 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023 gas en elektriciteit heeft ingekocht en welk bedrag aan vastrecht in rekening is gebracht en welke bedragen en/of toeslagen zij daarbij over die jaren bij de kaveleigenaren en [eiser c.s.] in rekening heeft gebracht, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Cannenburgh hiermee in gebreke blijft,
VII. Cannenburgh te veroordelen om vanaf 2024 ieder verbruiksjaar middels inkoopfacturen [eiser c.s.] gespecificeerd inzichtelijk te maken voor welk bedrag per verbruikseenheid zij gas en elektra heeft ingekocht en welk bedrag daarbij aan vastrecht gold, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Cannenburgh hiermee in gebreke blijft,
VIII. Cannenburgh te veroordelen om rekening en verantwoording af te leggen door middel van het overleggen van diverse inkoopfacturen van gas en elektra over het sinds 2019 tot en met 2023 geïnde totaalbedrag aan vastrecht van alle kaveleigenaren (zowel het variabele deel verdisconteerd in de prijs per eenheid gas en elektra) en het afzonderlijk in rekening gebrachte deel vastrecht alsook inzicht te geven hoe de hoogte van het vastrecht (variabele en vaste deel) is vastgesteld en welk deel daarvan is en wordt besteed aan het onderhoud en vervanging van het leidingnetwerk, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Cannenburgh hiermee in gebreke blijft,
IX. te verklaren voor recht dat de slotzin van artikel 5 lid 1 van de leveringsakte (algemene akte) dient te worden gelezen tegen de achtergrond van de werkzaamheden waarvoor ingevolge dezelfde bepaling een jaarlijkse gebruiksvergoeding van de eigenaren wordt geheven (de parkbijdrage) én dat ter zake van de werkzaamheden en diensten waarvoor deze vergoeding wordt geheven – het ophalen van huisvuil vanaf centrale verzamelpunten binnen het park, het zorgdragen voor ontvangst van televisiesignalen, het schoon- en vrijhouden van de wegen en paden van het chaletpark, het algemeen toezicht op het park, de verlichting van wegen en paden van het park – niet via de slotzin van artikel 5 lid 1 zonder meer een “extra” bedrag aan [eiser c.s.] in rekening gebracht kan worden,
X. te verklaren voor recht dat Cannenburgh jegens [eiser c.s.] tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen zoals die op haar rusten blijkens de leveringsakte, de algemene akte en het parkreglement,
XI. Cannenburgh te veroordelen tot het plegen van noodzakelijk onderhoud en het binnen twee maanden na het vonnis opstellen van een instandhoudingsconcept ofwel een Meerjaren Onderhoudsplan (MJOP) zodat duidelijk wordt welke werkzaamheden verricht dienen te worden welke werkzaamheden van Cannenburgh als exploitant en eigenaar van de infrastructuur verlangd mogen worden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Cannenburgh hiermee in gebreke blijft,
XII. Cannenburgh te veroordelen om op eigen kosten en op korte termijn een centraal inzamelpunt voor huisvuil aan te (laten) leggen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Cannenburgh hiermee in gebreke blijft,
XIII. Cannenburgh te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
Cannenburgh voert verweer. Cannenburgh concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser c.s.] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser c.s.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser c.s.] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vooraf
4.1.
[eiser c.s.] gaat in de dagvaarding uitgebreid in op de belangenvereniging van eigenaren van recreatiewoningen gelegen op Reewold, genaamd BV Reewold (hierna: de Belangenvereniging) en de stichting reserveringsfonds Reewold. [eiser c.s.] is geen lid (meer) van de Belangenvereniging. Deze zaak betreft een geschil tussen [eiser c.s.] en Cannenburgh. De verhouding tussen enerzijds [eiser c.s.] en de Belangenvereniging en Cannenburgh en de Belangenvereniging anderzijds is niet relevant bij de beoordeling van dit geschil. Het gaat in deze zaak immers over de tussen [eiser c.s.] en Cannenburgh bestaande rechtsverhouding en welke rechten en plichten daaruit over en weer voortvloeien.
Rechtsverhouding tussen partijen (vordering I)
4.2.
De door [eiser c.s.] gevorderde verklaring voor recht dat tussen hem en Cannenburgh een rechtsverhouding bestaat, zal worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is immers welk belang [eiser c.s.] heeft bij deze verklaring voor recht, zeker nu Cannenburgh het bestaan van deze rechtsverhouding niet betwist. Zonder belang komt niemand een rechtsvordering toe (artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
Watermeters en zuiveringslasten (vorderingen II en III)
4.3.
[eiser c.s.] vordert dat Cannenburgh wordt veroordeeld om op eigen kosten watermeters te plaatsen en te onderhouden en de zuiveringskosten GBLT door te belasten op basis van het daadwerkelijk gebruik. [eiser c.s.] voert ter onderbouwing van deze vordering – samengevat – aan dat het totale waterverbruik door de plaatsing van watermeters drastisch omlaag zal gaan, hetgeen tot lagere kosten voor alle eigenaren zal leiden, en dat de doorbelaste kosten hierdoor gecontroleerd kunnen worden. Subsidiair vordert [eiser c.s.] dat de zuiveringskosten GBLT hoofdelijk worden omgeslagen over het aantal kaveleigenaren dat niet permanent op Reewold woont. Cannenburgh betwist het bestaan van een rechtsgrond voor de toewijzing van deze vordering.
4.4.
De vordering van [eiser c.s.] tot het plaatsen van watermeters zal worden afgewezen. Uit de leveringsakte, de algemene voorwaarden en het parkreglement volgt geen verplichting voor Cannenburgh om watermeters te plaatsen en te onderhouden. In het parkreglement staat slechts dat de beheerder zich het recht voorbehoud om een tussenmeter voor water te plaatsen. Een verplichting daartoe blijkt daaruit niet. Derhalve ontbreekt een grondslag om Cannenburgh te veroordelen tot het op eigen kosten plaatsen en onderhouden van watermeters. Dat op enig moment is geïnventariseerd of (en hoeveel) bewoners behoefte hebben aan een eigen watermeter, maakt het voorgaande niet anders.
4.5.
Ook de vorderingen (primair en subsidiair) van [eiser c.s.] die zien op een andere verdeelsleutel betreffende de zuiveringskosten zullen worden afgewezen. Met betrekking tot de omslag van de zuiveringskosten hanteert Cannenburgh op dit moment een verdeelsleutel die overeenkomst met de door GBLT gehanteerde verdeelsleutel. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen éénpersoons- en meerpersoonshuishoudens (twee personen of meer). Aan een éénpersoonshuishouden wordt vervolgens één vervuilingseenheid toegerekend en aan een meerpersoonshuishouden worden drie vervuilingseenheden toegerekend. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan [eiser c.s.] aanspraak zou kunnen maken op de toepassing van een andere verdeelsleutel. Uit de leveringsakte volgt slechts dat de zuiveringslasten voor rekening van koper komen en separaat in rekening zullen worden gebracht. Hieruit volgt niet dat Cannenburgh gehouden is een bepaalde – andere dan nu gehanteerde – verdeelsleutel te hanteren.
4.6.
[eiser c.s.] vordert betaling van een bedrag van € 260,15 betreffende volgens hem te veel betaalde zuiveringslasten over 2019 tot en met 2023. Deze vordering zal worden afgewezen. Zoals hiervoor onder 4.5 overwogen is Cannenburgh niet gehouden een andere verdeelsleutel te hanteren dan zij thans doet. De aan [eiser c.s.] doorberekende bedragen zijn vastgesteld conform die verdeelsleutel. [eiser c.s.] heeft onvoldoende onderbouwd dat Cannenburgh een opslag over de zuiveringslasten berekend. Weliswaar is het aan [eiser c.s.] doorberekende bedrag hoger dan het bedrag dat GBLT aan meerpersoonshuishoudens in Putten in rekening brengt, maar Cannenburgh heeft hierover toegelicht dat het GBLT bij Cannenburgh niet het tarief voor huishoudens, maar het hogere bedrijfsmatige tarief hanteert. Zodoende kan worden verklaard dat aan [eiser c.s.] een hoger bedrag in rekening wordt gebracht dan aan een meerpersoonshuishouden in Putten.
Kosten verbruik water (vorderingen IV en V)
4.7.
[eiser c.s.] vordert betaling van een bedrag van € 203,88 betreffende volgens hem te veel betaalde verbruikskosten voor water over de periode 2019 tot en met 2022. Voorts vordert [eiser c.s.] een verklaring voor recht dat Cannenburgh vanaf 2023 geen kosten voor drinkwater aan hem mag doorberekenen. [eiser c.s.] voert ter onderbouwing hiervan aan dat de heer Otten namens Cannenburgh bij brief van 14 april 2023 heeft aangegeven dat Reewold een eigen waterbron heeft en dat eigenaren daarom niets voor water hoeven te betalen aan Cannenburgh of Vitens. Cannenburgh voert aan dat zij gehouden is het water te laten controleren, bijvoorbeeld op legionella, mangaan en ijzer. De kosten van dit onderzoek hangen samen met het gebruik van het drinkwater en worden daarom doorberekend aan de eigenaren.
4.8.
De rechtbank volgt [eiser c.s.] niet in zijn stelling dat hij de bedragen voor water over 2019 tot en met 2022 onverschuldigd heeft betaald. Op grond van artikel 24 van de Drinkwaterwet is Cannenburgh gehouden de collectieve watervoorzieningen, collectieve leidingnetten en overige installaties op gevaar voor verontreiniging van het leidingnet te controleren (lid 1). Daarnaast is Cannenburgh gehouden het door haar geleverde drinkwater te controleren op gevaar voor verontreiniging (lid 2). Deze onderzoeken – en de kosten daarvan – zijn onlosmakelijk verbonden aan het gebruik van het (drink)water en dienen de gezondheid en de veiligheid van de gebruikers. Op grond van artikel 6 van de algemene voorwaarden zijn de kosten verbonden aan het gebruik van water voor de koper. Cannenburgh kan de onderzoekskosten, nu deze verbonden zijn aan het gebruik van water, op grond van dit artikel in rekening brengen bij [eiser c.s.] De gevorderde (terug)betaling van € 203,88 zal daarom worden afgewezen. De gevorderde verklaring voor recht, dat Cannenburgh vanaf 2023 geen kosten voor water en Drinkw. Meetprogr. aan [eiser c.s.] in rekening mag brengen, zal eveneens worden afgewezen.
Inzichtelijkheid kosten (vorderingen V t/m VIII)
4.9.
[eiser c.s.] vordert – samengevat – dat Cannenburgh wordt veroordeeld om middels het overleggen van (inkoop)facturen inzichtelijk te maken welke kosten zij over de jaren 2019 tot en met 2023 heeft gemaakt voor de levering van gas, water en elektra en welk vastrecht aan haar is berekend. Daarnaast vordert [eiser c.s.] dat Cannenburgh voor de toekomst wordt verplicht om voornoemde kosten middels het overleggen van (inkoop)facturen inzichtelijk te maken. Ter onderbouwing heeft [eiser c.s.] aangevoerd dat Cannenburgh opslag berekend over de kosten van gas, water en elektra. Cannenburgh betwist dit.
4.10.
Artikel 6 van de algemene voorwaarden bepaalt slechts dat de kosten verbonden aan het gebruik van gas, water en elektra voor rekening van de kopers komen. Het artikel bepaalt niet dat Cannenburgh bevoegd is een opslag te berekenen over de kosten van gas, water en elektriciteit. Deze rechtbank heeft bij vonnis van 2 april 2014, gewezen in een zaak tussen de Belangenvereniging en Cannenburgh, gelijkluidend geoordeeld. Daarbij is overwogen dat Cannenburgh inzichtelijk zal moeten maken voor welk bedrag zij gas en elektriciteit heeft ingekocht en welk bedrag daarbij aan vastrecht in rekening is gebracht. Cannenburgh is door deze rechtbank bij voornoemd vonnis veroordeeld om aan de Belangenvereniging ieder verbruiksjaar middels inkoopfacturen gespecificeerd inzichtelijk te maken voor welk bedrag per verbruikseenheid zij gas en elektra heeft ingekocht en welk bedrag daarbij aan vastrecht gold.
4.11.
Aangezien op de rechtsverhouding tussen [eiser c.s.] en Cannenburgh dezelfde bepalingen van toepassing zijn als die hebben geleid tot het oordeel in het vonnis van deze rechtbank van 2 april 2014, is Cannenburgh ook tegenover [eiser c.s.] gehouden inzichtelijk te maken voor welk bedrag zij gas en elektriciteit inkoopt en welk bedrag aan vastrecht daarbij in rekening gebracht wordt. Nu uit de toepasselijke algemene voorwaarden evenmin blijkt dat opslag mag worden berekend over de kosten voor water, moet Cannenburgh ook de kosten die zij in het kader van de levering van water maakt inzichtelijk maken. Cannenburgh kan jegens [eiser c.s.] niet weigeren informatie te verschaffen met als reden dat die informatie al met de Belangenvereniging is gedeeld. [eiser c.s.] is immers geen lid van de Belangenvereniging en lidmaatschap daarvan is evenmin verplicht. Cannenburgh heeft jegens [eiser c.s.] een eigen verplichting tot het verschaffen van deze informatie.
4.12.
Aan de hand van de facturen die Cannenburgh aan [eiser c.s.] stuurt voor gas, water en elektra is niet vast te stellen of Cannenburgh al dan niet opslag over deze kosten berekend. Daaruit blijkt slechts welke prijs per verbruikseenheid Cannenburgh in rekening brengt en niet tegen welke prijs per verbruikseenheid Cannenburgh inkoopt. De door [eiser c.s.] gevorderde inzage (onder V tot en met VII) zal daarom worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld. De inzage aan de kaveleigenaren (onder VI) zal worden afgewezen nu [eiser c.s.] niet gesteld heeft welk belang hij daarbij heeft. De kaveleigenaren zijn immers geen partij in onderhavige procedure. Ook de gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat Cannenburgh niet vrijwillig aan een veroordelend vonnis zal voldoen.
4.13.
[eiser c.s.] heeft niet gesteld op grond waarvan Cannenburgh gehouden is inzichtelijk te maken welk deel van het in rekening gebrachte vastrecht wordt besteed aan het onderhoud en vervanging van het leidingnetwerk. Evenmin is gebleken dat de leveringsakte, de algemene voorwaarden of het parkreglement hiervoor een grondslag bieden. De vordering van [eiser c.s.] die hierop ziet (onder VIII) zal daarom worden afgewezen.
Parkkosten en noodzakelijke werkzaamheden (vordering IX)
4.14.
De door [eiser c.s.] onder IX gevorderde verklaring voor recht heeft – zo begrijpt de rechtbank – betrekking op uitleg van hetgeen in artikel 5 lid 1 van de leveringsakte is bepaald omtrent de parkbijdrage en kosten voor noodzakelijke werkzaamheden. Dit artikel luidt – voor zover relevant – als volgt:

De verkoper zal ten behoeve van de koper (die terzake rechthebbende is) werkzaamheden en diensten verrichten met betrekking tot het chaletpark en het gebruik van het verkochte;
welke werkzaamheden en diensten verricht dienen te worden door de verkoper of een door deze aan te wijzen vertegenwoordiger.
Deze werkzaamheden en diensten bestaan uit het ophalen van het huisvuil vanaf centrale verzamelpunten binnen het park, het zorgdragen voor ontvangst van televisiesignalen, het schoon- en vrijhouden van de wegen en paden van het chaletpark, het algemeen toezicht op het park, de verlichting van de wegen en paden van het park.
Als tegenprestatie voor het verrichten van die werkzaamheden en diensten zal de koper per kalenderjaar een vergoeding verschuldigd zijn aan de verkoper of een door deze aan te wijzen derde. Deze vergoeding dient te worden betaald voor één januari van elk jaar. Deze vergoeding bedraagt voor het lopende jaar (op jaarbasis) eenduizend driehonderdvijftig gulden (f 1.350,00) inclusief de ter zake van de dienst(en) verschuldigde omzetbelasting; met dien verstande dat de voormelde jaarlijkse vergoeding inclusief omzetbelasting nooit minder zal bedragen dan genoemde eenduizend driehonderdvijftig gulden (f 1.350,00).
Jaarlijks zal de vergoeding door de verkoper opnieuw worden vastgesteld, zulks door de vergoeding te verhogen of te verlagen overeenkomstig de stijging of daling van de “Consumenten-prijsindex-Alle huishoudens” in het kalenderjaar, dat eindigde bij de aanvang van het kalenderjaar, dat direct voorafgaat aan het jaar van de aanpassing.
Noodzakelijke werkzaamheden – zoals onderhoud, herstel en vernieuwing – aan de wegen, paden, de afrastering, de slagboom en andere bij het chaletpark behorende voorzieningen, alsmede al die noodzakelijke werkzaamheden die van overheidswege of van de zijde van nutsbedrijven worden voorgeschreven zullen door de verkoper (of de door hem aan te wijzen vertegenwoordiger) worden uitgevoerd en aan de eigenaren van de percelen in het chaletpark in rekening worden gebracht.
4.15.
Bij de uitleg van een overeenkomst gaat het niet alleen om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om hetgeen ze dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
4.16.
[eiser c.s.] stelt dat Cannenburgh alle werkzaamheden aanmerkt als noodzakelijke werkzaamheden en deze op grond van de slotzin van voornoemd artikel in rekening brengt bij de eigenaren. Cannenburgh heeft dit niet betwist. [eiser c.s.] stelt dat ter zake de werkzaamheden en diensten waarvoor de jaarlijkse vergoeding (parkbijdrage) wordt geheven - het ophalen van het huisvuil vanaf centrale verzamelpunten binnen het park, het zorgdragen voor ontvangst van televisiesignalen, het schoon- en vrijhouden van de wegen en paden van het chaletpark, het algemeen toezicht op het park, de verlichting van de wegen en paden van het park – niet via de slotzin van artikel 5 lid 1 zonder meer een extra bedrag in rekening kan worden gebracht. Eventuele onderhoudskosten voor deze voorzieningen zouden wel kunnen worden doorbelast, mits deze behoorlijk zijn onderbouwd, aldus [eiser c.s.]
4.17.
Cannenburgh heeft voornoemde uitleg die [eiser c.s.] geeft aan artikel 5 lid 1 van de leveringsakte niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiser c.s.] op grond van de tekst van de bepalingen – over gedane mededelingen is niets gesteld – verwachten dat de werkzaamheden waarvoor de parkbijdrage in rekening wordt gebracht, niet nogmaals separaat als noodzakelijke werkzaamheden worden doorberekend. Cannenburgh heeft zich voor een specifiek bedrag per jaar verplicht de werkzaamheden waarvoor de parkbijdrage in rekening wordt gebracht – zoals omschreven in de tweede alinea van de bepaling – te verrichten. Indien ten behoeve van de voorzieningen waarop de parkbijdrage ziet noodzakelijke werkzaamheden moeten worden verricht – zoals onderhoud, herstel of vernieuwing daarvan – dan kan Cannenburgh deze kosten wel onder de noemer noodzakelijke werkzaamheden in rekening brengen. Zoals deze rechtbank reeds heeft overwogen in het vonnis van 2 april 2014, is het aan de beheerder te beoordelen welke werkzaamheden noodzakelijk zijn. Wel vloeit uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voort dat Cannenburgh een voldoende mate van inzicht verschaft in de kosten die zij bij de eigenaren in rekening brengt.
4.18.
Gelet op het voorgaande zal het door [eiser c.s.] onder IX gevorderde worden toegewezen.
Tekortkoming in de nakoming (vordering X)
4.19.
[eiser c.s.] vordert een verklaring voor recht dat Cannenburgh is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de leveringsakte, de algemene voorwaarden en het parkreglement. Gesteld noch gebleken is welk belang [eiser c.s.] heeft bij toewijzing van deze verklaring voor recht, zeker gelet op de ruime formulering daarvan. [eiser c.s.] vordert geen schadevergoeding noch een verwijzing naar de schadestaat. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen (artikel 3:303 BW).
Noodzakelijk onderhoud (vordering XI)
4.20.
[eiser c.s.] vordert dat Cannenburgh wordt veroordeeld tot het verrichten van noodzakelijk onderhoud en het opstellen van een Meerjaren Onderhoudsplan (MJOP). Ter onderbouwing hiervan voert [eiser c.s.] dat Cannenburgh geen (noodzakelijk) onderhoud verricht. Cannenburgh betwist dit.
4.21.
Gesteld noch gebleken is wat de grondslag is van deze vordering van [eiser c.s.] Op grond van artikel 5 lid 1 van de leveringsakte is Cannenburgh verantwoordelijk voor het verrichten van noodzakelijk onderhoud op Reewold. Zoals hiervoor onder 4.17 overwogen, is het aan Cannenburgh om te beoordelen welke werkzaamheden noodzakelijk zijn. De leveringsakte, algemene voorwaarden en het parkreglement bieden geen grondslag om Cannenburgh te veroordelen tot het verrichten van noodzakelijk onderhoud, daargelaten dat [eiser c.s.] niet specificeert welk onderhoud hij hiermee bedoelt. Evenmin blijkt uit voornoemde stukken een verplichting van Cannenburgh om een MJOP op te stellen. De vordering van [eiser c.s.] zal daarom worden afgewezen.
Centraal inzamelpunt afval (XII)
4.22.
[eiser c.s.] vordert dat Cannenburgh wordt veroordeeld om op eigen kosten een centraal inzamelpunt voor huisvuil aan te leggen. Cannenburgh betwist dat zij hiertoe gehouden is. Zij voert aan dat het huisvuil iedere week op een vaste dag wordt opgehaald.
4.23.
Deze vordering van [eiser c.s.] zal worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat daarvoor een grondslag bestaat. [eiser c.s.] stelt dat een verplichting tot het aanleggen van een centraal inzamelpunt zou blijken uit de akte. Uit de leveringsakte blijkt echter slechts dat de parkbijdrage onder meer ziet op het ophalen van het huisvuil vanaf centrale verzamelpunten binnen het park. Daaruit blijkt niet de gehoudenheid van Cannenburgh om één centraal inzamelpunt aan te leggen noch dat [eiser c.s.] daarvoor middels de parkbijdrage betaalt.
Proceskosten
4.24.
Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Cannenburgh als exploitant gehouden is om de door haar aan [eiser c.s.] doorberekende kosten en lasten transparant en inzichtelijk te maken
5.2.
veroordeelt Cannenburgh om inzichtelijk te maken voor welk bedrag zij in 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023 gas en elektriciteit heeft ingekocht en welk bedrag aan vastrecht in rekening is gebracht en welke bedragen en/of toeslagen zij daarbij over die jaren bij [eiser c.s.] in rekening heeft gebracht,
5.3.
veroordeelt Cannenburgh om vanaf 2024 ieder verbruiksjaar middels inkoopfacturen [eiser c.s.] gespecificeerd inzichtelijk te maken voor welk bedrag per verbruikseenheid zij gas en elektra heeft ingekocht en welk bedrag daarbij aan vastrecht gold,
5.4.
verklaart voor recht dat de slotzin van artikel 5 lid 1 van de leveringsakte (algemene akte) dient te worden gelezen tegen de achtergrond van de werkzaamheden waarvoor ingevolge dezelfde bepaling een jaarlijkse gebruiksvergoeding van de eigenaren wordt geheven (de parkbijdrage) én dat ter zake van de werkzaamheden en diensten waarvoor deze vergoeding wordt geheven – het ophalen van huisvuil vanaf centrale verzamelpunten binnen het park, het zorgdragen voor ontvangst van televisiesignalen, het schoon- en vrijhouden van de wegen en paden van het chaletpark, het algemeen toezicht op het park, de verlichting van wegen en paden van het park – niet via de slotzin van artikel 5 lid 1 zonder meer een “extra” bedrag aan [eiser c.s.] in rekening gebracht kan worden,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 tot en met 5.4 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
RG/FB