ECLI:NL:RBGEL:2025:1462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
316323-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 17 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte heeft op 18 mei 2024 in Arnhem een opzettelijke klap uitgedeeld aan het slachtoffer, waardoor deze een op twee plaatsen gebroken kaak opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de confrontatie zelf heeft opgezocht en dat er geen sprake was van een noodweersituatie, ondanks het verweer van de verdediging. De rechtbank heeft het beroep op noodweer en noodweerexces verworpen, omdat de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer consistent waren en de verdediging geen overtuigend alternatief scenario kon bieden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële schade en smartengeld, in totaal € 5.242,68. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht om de schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/316323-24
Datum uitspraak : 17 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .
Raadsman mr. M.G. Vos, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Arnhem
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken kaak, heeft
toegebracht door hem in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2024 te Arnhem
[slachtoffer] heeft mishandeld door hem in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te
stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken kaak
ten gevolge heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair tenlastegelegde als het subsidiair tenlastegelegde, omdat de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] (de broer van aangever) summier en tegenstrijdig zijn, terwijl de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 2] (de neef van verdachte) uitgebreid en gedetailleerd zijn. Verder heeft de verdediging het alternatieve scenario geschetst dat andere aanwezige personen mogelijk geweld hebben gebruikt tegen aangever.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] (verder aangever) heeft aangifte gedaan van zware mishandeling op 18 mei 2024 in Arnhem. Zijn kaak is op twee plaatsen gebroken door een enkele klap. Hij reed rond 21:45 uur in zijn auto en zat samen met zijn broer (getuige [getuige 1] (verder [getuige 1] )) in de auto. Ze stonden ter hoogte van het Airborneplein naast een witte Mercedes, waarin vier personen zaten. De bestuurder deed het raam open en zat de hele tijd naar hem te kijken en te schelden. Aangever heeft hem een aantal keer het woord ‘kanker’ horen roepen. Dit was dezelfde man als de man die hem uiteindelijk heeft geslagen. [2] Toen het stoplicht groen werd, reed aangever door en aangever zag dat de auto achter hem aan kwam en vaak met groot licht seinde. Aangever dacht dat de andere auto niet meer achter hem aan reed en parkeerde de auto bij de Boterdijk in Arnhem. Ineens zag hij de witte Mercedes weer, die werd meteen achter zijn auto geparkeerd en de bestuurder stapte uit. Er vond een discussie plaats en toen aangever weer wilde instappen, zag hij in een flits dat hij van achteren werd aangevallen door de bestuurder en hij werd heel hard in zijn gezicht geslagen. Hij voelde een enorme stekende pijn in zijn gezicht. Aangever viel op de grond en zag gelijk veel bloed. Daarna heeft de bestuurder van de Mercedes hem bedreigd door iets te roepen als “ik ga je opzoeken, ik ga je dood maken” en is de bestuurder weggereden. [3]
Uit de medische stukken is gebleken dat er bij aangever sprake is van een gebroken kaak op twee plekken. [4] Aangever heeft verklaard dat hij twee keer is geopereerd aan zijn kaak, dat hij twee nachten in het ziekenhuis moest blijven en dat er diverse medische plaatjes in zijn mond zijn gezet om zijn kaken te repareren. [5]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij de broer van aangever is en dat hij met aangever in de auto zat. Een witte auto kwam naast hen staan voor het stoplicht, de bestuurder van de witte auto deed zijn raam open en riep “waarom kijk je naar mij?” Aangever zei dat hij gewoon mocht kijken, de bestuurder werd bozer en zei “wat denk je wel niet, stap uit dan!” Aangever reed door en de witte auto bleef achter hen aan rijden. De auto ging daarna links en rechts van hen rijden, gaf extra gas en het leek volgens [getuige 1] alsof hij een spelletje aan het spelen was. Toen aangever de auto parkeerde, zag hij dat de witte auto ook stopte. Ze stapten uit, net als de bestuurder van de witte auto. [getuige 1] zag dat de bestuurder gelijk op aangever af kwam lopen. Aangever en [getuige 1] wilden in de auto stappen en [getuige 1] zag dat de man aangever sloeg, terwijl hij van achteren op hem af kwam. Nadat de man de klap had gegeven, ging hij snel weg. [6]
Getuige [getuige 2] (verder [getuige 2] ) is de neef van verdachte en hij heeft verklaard dat hij met verdachte was en dat bij het stoplicht een auto naast hen stopte. De inzittenden waren hen aan het uitdagen, hadden hun raam naar beneden en gebaarden dat zij hun raam ook naar beneden moesten doen. Verdachte en [getuige 2] reden achter de andere auto aan, omdat ze werden uitgedaagd met woorden zoals “wat is je probleem?” [getuige 2] probeerde verdachte rustig te houden maar dat lukte niet, want dat is zijn karakter volgens [getuige 2] . De inzittenden van de andere auto stapten uit de auto en kwamen op verdachte af. Ze duwden verdachte een beetje en verdachte gaf een klap, een rechterhoek. [7] De mannen gaven verdachte kleine duwtjes om verdachte naar achteren te duwen. [getuige 2] denkt dat verdachte het op een gegeven moment genoeg vond en dat hij toen een tik heeft gegeven tegen het hoofd van de man. [8] [getuige 2] zat eerst in de auto, is uit de auto gekomen toen hij zijn naam hoorde en toen zag hij dat verdachte harde klappen kreeg en zelfs een uppercut. Hij weet niet precies hoeveel klappen verdachte heeft gehad. Verdachte en [getuige 2] konden niet weg, omdat hun auto klem stond doordat een andere auto erbij was gekomen. De twee die hen uitdaagden stonden bij de kofferbak van de auto, deden die open en [getuige 2] dacht dat ze iets wilden pakken om verdachte pijn te doen. Het kwam dreigend op hem over, maar hij zag niet dat er verder iets gebeurde bij de kofferbak. Verdachte sprak vervolgens de twee jongens aan die er later bij waren gekomen en zij reden hun auto weg, waardoor verdachte en [getuige 2] weg konden gaan. Verdachte had wonden achterop zijn hoofd en er kwam een beetje bloed uit. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn neef (
de rechtbank begrijpt [getuige 2]) in de auto zat en dat bij een rotonde een witte Seat rechts van hem reed en dat de inzittenden toeterden en gebaren maakten dat verdachte zijn raam naar beneden moest doen. Verdachte heeft het raam van zijn neef naar beneden gedaan en de bestuurder sprak onduidelijk, waardoor verdachte hem niet verstond. Verdachte besloot achter de man aan te rijden, omdat hij nieuwsgierig was wat de man wilde. Toen zij aankwamen op de parkeerplaats, stapten de inzittenden van de Seat uit en zij kwamen naar hem toe lopen. Verdachte deed de auto op slot, omdat hij niet wilde dat zijn neef erbij werd betrokken. De inzittenden van de andere auto scholden verdachte uit en kwamen op hem af. Verdachte wist niet waar zij over praatten en wat hun intenties waren. Verdachte kreeg eerst rustige klapjes en daarna werden de klappen harder. Op een gegeven moment was verdachte heel bang want hij was alleen omdat hij zijn neef er niet bij wilde betrekken. Op een gegeven moment heeft hij de man geslagen. Daarna werden de mannen nog bozer en is hij nogmaals geslagen. Op dezelfde locatie kwam vervolgens een auto met daarin vier mensen aangereden, die zijn uitgestapt en hebben hen uit elkaar gehaald. [10]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte aangever heeft geslagen, nu aangever, verdachte en de getuigen dit hebben verklaard.
Alternatief scenario
De verdediging heeft als alternatief scenario aangevoerd dat andere personen aanwezig zijn geweest en dat zij het letsel bij aangever hebben veroorzaakt. Wil een alternatief scenario kans van slagen hebben, dan moet het concreet, verifieerbaar en niet op het eerste oog ongeloofwaardig zijn. Aangever en getuige [getuige 1] hebben niet verklaard over andere personen die aanwezig zouden zijn geweest op de parkeerplaats en het dossier bevat geen aanknopingspunt dat een ander dan verdachte het letsel toe zou kunnen hebben gebracht aan aangever. Verder heeft verdachte geen namen, omschrijvingen of andere relevante informatie van die andere personen genoemd. De rechtbank acht hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd gelet op al het vorenstaande niet concreet en verifieerbaar en in zijn algemeenheid ongeloofwaardig. In dat oordeel ligt besloten dat de verklaringen van aangevers consistent zijn en op elkaar aansluiten, terwijl de verklaringen van verdachte en [getuige 2] op enkele onderdelen tegenstrijdig zijn, waarvoor verdachte geen deugdelijke uitleg heeft weten te geven. Zo verklaart verdachte dat hij uit nieuwsgierigheid achter aangever is aangereden, terwijl [getuige 2] verklaart dat verdachte en hij werden uitgedaagd met opmerkingen zoals “ wat is je probleem” . Daarbij verklaart [getuige 2] dat toen zij achter de aangevers reden, hij verdachte niet rustig kreeg, omdat dat nu eenmaal diens karakter is. Verder verklaart verdachte dat hij de auto op slot deed zodat zijn neef er niet uit zou kunnen en hij wilde voorkomen dat zijn neef in het gevecht werd betrokken, terwijl [getuige 2] verklaart dat hij uit de auto is gegaan nadat verdachte zijn naam had geroepen. Volgens verdachte zouden de vier personen die er later bij kwamen tegen verdachte hebben gezegd dat ze aan zijn kant stonden en ter zitting verklaart hij – voor het eerst – dat die vier personen verdachte en aangevers zelfs uit elkaar zouden hebben gehaald, terwijl [getuige 2] bij de politie hier helemaal niets over verklaart. Tot slot verklaart [getuige 2] bij de politie dat verdachte bloed op zijn hoofd en zijn shirt had, terwijl verdachte daarover bij de politie niets heeft verklaard en eerst ter zitting verklaart dat hij nog een ander shirt in de auto had en zich heeft opgefrist en omgekleed om terug te gaan naar het verlovingsfeest van zijn zus. Tot slot wordt opgemerkt dat het de rechtbank zeer bevreemdt dat verdachte van het incident met aangevers, zo zijn relaas op waarheid zou berusten, geen aangifte heeft gedaan, omdat zijn zus op dat moment haar verlovingsfeest gaf. Het alternatieve scenario wordt daarom door de rechtbank niet aannemelijk geacht.
De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de klap van verdachte het letsel van aangever niet kan hebben veroorzaakt, omdat verdachte volgens aangever hard heeft geslagen en de verklaring van aangever wordt ondersteund door het letsel dat is vastgesteld door het ziekenhuis.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever een op twee plekken gebroken kaak heeft toegebracht door aangever tegen het gezicht te slaan. De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met die klap zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt bij aangever en daartoe ook opzet heeft gehad.
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt vast dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan dan dat de verdachte opzet had op het desbetreffende gevolg. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbare plek van het lichaam is en dat het met kracht slaan op het hoofd gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kan teweegbrengen.
De rechtbank is in deze van oordeel dat gelet op de aard van het handelen van verdachte, te weten het onverhoeds, van achter zodat de aangever zich niet kan verdedigen en met zodanige kracht tegen het gezicht slaan van aangever dat zijn kaak op twee plaatsen breekt, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel waarbij verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard, dat hieruit het voorwaardelijk opzet daarop kan worden afgeleid.
Zwaar lichamelijk letsel
Aangever heeft blijkens zijn verklaring en de medische stukken van het ziekenhuis een dubbel gebroken kaak opgelopen. Operatief ingrijpen was noodzakelijk om de kaak te fixeren en aangever heeft twee nachten in het ziekenhuis verbleven. Het herstel was langzaam en pijnlijk en aangever heeft vier maanden na het gebeuren aangegeven nog steeds last van zijn kaak en hoofd te hebben en nog steeds medicatie te slikken. [11] Voormeld letsel is naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dit volgt uit de aard van het letsel en de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen. Daarnaast is van belang dat het herstel van lange duur is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 mei 2024 te Arnhem
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken kaak, heeft
toegebracht door hem
in/op/tegen het gezicht te slaan
en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunt verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding doordat hij werd aangevallen door aangever en [getuige 1] . Verdachte heeft geprobeerd hen op afstand te houden en deed niets, maar de klappen bleven komen en werden steeds harder. Uit zelfverdediging heeft verdachte een keer teruggeslagen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van noodweerexces.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een noodweersituatie en dat verdachte daarom geen beroep kon doen op noodweer en noodweerexces.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen een noodzakelijke verdediging is geboden. Deze verdediging mag voorts de grenzen van de subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Voor het slagen van een beroep op noodweer is voldoende dat de verdediging aannemelijk maakt dat de feitelijke omstandigheden die zo’n situatie opleveren zich hebben voorgedaan. De rechtbank vindt dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is en overweegt hiertoe als volgt.
Het door de verdediging aangevoerde scenario dat verdachte zich moest verdedigen tegen aangever en [getuige 1] vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen. Verdachte heeft zelf besloten achter aangever en zijn broer aan te rijden en heeft de deur van zijn auto op slot gedaan toen hij uitstapte, omdat hij niet wilde dat zijn neef, [getuige 2] , erbij werd betrokken. Verder heeft [getuige 2] verklaard dat verdachte door aangever licht werd geduwd, zodat hij naar achteren ging en dat verdachte aangever daarna een klap heeft gegeven. De verklaring van verdachte dat hij werd geslagen voordat hij aangever heeft geslagen wordt daarnaast niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ook heeft verdachte voor het eerst ter zitting verklaard dat hij letsel aan zijn hoofd heeft opgelopen bij het incident. Hij is volgens zijn verklaring na het incident teruggegaan naar het verlovingsfeest van zijn zus, hij heeft het bloed van zijn hoofd gehaald en hij heeft andere kleding aangetrokken, zodat de anderen op het feest niet zouden merken dat hij letsel had opgelopen. Dit letsel kan om die reden niet door anderen, die ook aanwezig waren op het feest, worden bevestigd volgens verdachte. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderliggende dossier niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, eerbaarheid of goed of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Verdachte heeft zelf de confrontatie opgezocht en aangever hard geslagen zonder zelf aangevallen te worden. Er was derhalve geen sprake van een noodweersituatie waarin verdachte zich tegen aangever moest verdedigen.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer.
Ook voor een geslaagd beroep op noodweerexces in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de noodzakelijke verdediging geboden was. De rechtbank is van oordeel dat, nu geen sprake was van een noodweersituatie, verdachte ook een beroep op noodweerexces niet toekomt.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweerexces.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen vanwege de persoonlijke omstandigheden van cliënt. In plaats daarvan kan een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden en een taakstraf worden opgelegd. Verder heeft de verdediging verzocht geen contactverbod op te leggen, omdat verdachte aangever niet kent en na het voorval niets meer is voorgevallen tussen hen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van zware mishandeling van aangever. Aangever is door verdachte met kracht tegen zijn gezicht geslagen. Aangever heeft hierbij fors letsel opgelopen, namelijk een op twee plekken gebroken kaak. Door zo te handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit slachtoffer. De ervaring leert bovendien dat slachtoffers van geweldsdelicten daarvan nog lange tijd gevolgen kunnen ondervinden, zoals gevoelens van onveiligheid en angst. Dat aangever hier nog dagelijks last van ondervindt, is ook gebleken uit de slachtofferverklaring die ter zitting namens aangever is voorgelezen.
De reclassering heeft een rapport uitgebracht op 31 december 2024. Hieruit blijkt het volgende. Alle leefgebieden van verdachte zijn op orde, maar het psychosociaal functioneren is zorgelijk volgens de reclassering. Het psychosociaal functioneren brengt de reclassering in direct verband met het bewezenverklaarde, omdat verdachte de confrontatie heeft opgezocht en er sprake was van fysieke agressie. Het is volgens de reclassering zorgelijk dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen gedrag en handelen, ondanks dat verdachte zelf aangeeft het belangrijk te vinden om verantwoordelijkheid te nemen voor eigen gemaakte keuzes. Ook heeft verdachte aangegeven tegen geweld te zijn en niet makkelijk beïnvloedbaar te zijn, terwijl uit de getuigenverklaring van de neef van verdachte blijkt dat verdachte niet rustig kon blijven in deze situatie en dat dit als het karakter van verdachte kan worden getypeerd. Verdachte heeft naar het oordeel van de reclassering geen pro-criminele houding, maar de reclassering ziet de houding van verdachte wel als zorgelijk. Het leefgebied gezin en familie is mogelijk beschermend, omdat verdachte heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt wat zijn familie van hem vindt en dat hij graag wil dat zijn familie positief over hem denkt. Verdachte staat niet open voor reclasseringsinterventies of een andere vorm van hulpverlening. Ondanks het gebrek aan responsiviteit is de reclassering van mening dat het opleggen van bijzondere voorwaarden kan bijdragen aan vermindering van het recidiverisico, omdat er zorgen zijn over het psychosociaal functioneren en de houding van verdachte ten aanzien van zijn eigen aandeel in onderhavige verdenking. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, gezien de jonge leeftijd van verdachte en de ernst van de verdenking. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht bij reclassering, het volgen van de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met aangever.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wat betreft zware mishandeling zonder het gebruik van een wapen uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank zal gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en het reclasseringsrapport een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, omdat de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf, als zogenoemde ‘stok achter de deur’, op zijn plaats acht. Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het contactverbod. De rechtbank acht het contactverbod niet noodzakelijk, omdat verdachte en aangever elkaar niet kennen en geen contact hebben gehad sinds het incident.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.285,87 aan materiële schade en € 6.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade in de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. Ten aanzien van het smartengeld heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder vordert de officier van justitie de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de post ‘opvragen medische gegevens’ kan worden toegewezen, dat de daggeld vergoeding maar voor 3 dagen kan worden toegewezen en dat het overige materiële deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het gevorderde smartengeld dient fors te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadepost ‘opvragen medische gegevens’ niet inhoudelijk is betwist. De post ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ is naar oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. De post ‘toekomstige kosten voor het herstel van het gebit’ wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd dat verdachte niet is verzekerd voor deze kosten en omdat de begroting van de tandarts van 16 januari 2025 toekomstige schade bevat die zich nog niet heeft gerealiseerd..
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezenverklaarde heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel, namelijk een op twee plekken gebroken kaak en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een dergelijke aantasting in de persoon kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelden die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde geweldsincident met zwaar lichamelijke letsel tot gevolg, waarvan aangever in feite nog steeds herstellende is. Er is sprake van een dubbele kaakbreuk, hij heeft lange tijd niet kunnen praten en vloeibaar voedsel moeten eten. Zijn kaken kreeg hij niet van elkaar en hij moet zeer goed mogelijk nog nadere correcties van de kaak ondergaan. Hij heeft daarnaast PTSS opgelopen als gevolg van zijn mishandeling, zodat ook op basis daarvan concreet geestelijk letsel is vast te stellen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 18 mei 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 242,68 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 5.242,68 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 61 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert en mr. T.H. Boshuizen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024227753, gesloten op 19 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 7.
4.Het schriftelijk bescheid, te weten een verslag van de spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] d.d. 18 mei 2024, p. 13.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 7.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 24.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 20.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 21.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, p. 20.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2025.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39.