Beoordeling door de rechtbank
14. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen terecht en niet te hoog zijn vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbenden.
15. In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:
- Vormt de door belanghebbenden gehanteerde collectiviteitskorting loon?
- Kunnen belanghebbenden de concernregeling in de zin van artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) toepassen?
16. Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat bij de waardering rekening kan worden gehouden met de collectiviteitskorting en dat de concernregeling kan worden toegepast. De inspecteur stelt zich op het tegenovergestelde standpunt.
17. Ten aanzien van de geschilpunten over de Dalkaart hebben belanghebbenden en de inspecteur een compromis gesloten. Het compromis leidt ertoe dat de beroepen reeds daarom gegrond zijn.
18. De rechtbank komt verder tot het oordeel dat bij de waardering rekening kan worden gehouden met de collectiviteitskorting, maar dat de concernregeling niet van toepassing is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
19. Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat de collectiviteitskorting niet tot het loon kan worden gerekend. De reisproducten worden ingekocht bij [naam groep] Zakelijk en hierbij wordt de collectiviteitskorting gehanteerd. Voor grootgebruikers hanteert [naam groep] ook de collectiviteitskorting. De collectiviteitskorting vindt zijn oorzaak niet in de dienstbetrekking, maar in de collectiviteit en behoort daarom niet tot het loon.
20. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de collectiviteitskorting wel tot het loon behoort. Er is geen sprake van een werknemerscollectief dat een voordeel bedingt. Het is [naam groep] , in haar hoedanigheid van werkgever, dat haar eigen producten gebruikt om te
voldoen aan de in de cao opgenomen verplichting haar werknemers reisfaciliteiten te verstrekken. Indien al wordt meegegaan in de gedachte dat [naam groep] kan worden onderscheiden in twee onafhankelijk van elkaar handelende partijen - [naam groep] HR en [naam groep] Zakelijk - die met elkaar onderhandelen over een prijs voor de losse treinreizen, dan nog is het [naam groep] dat handelt in haar hoedanigheid van werkgever die losse treinreizen aan haar werknemers verstrekt en is geen
sprake van een door een werknemerscollectief bedongen voordeel. Een werknemerscollectief zou eenzelfde korting niet kunnen bedingen, omdat de Dalkaart niet tot de abonnementsvormen behoort die door het [naam groep] -Business Collectief worden aangeboden. De inspecteur voert verder aan dat als het gaat om branche-eigen-producten, het verschil tussen waarde economisch verkeer en factuurwaarde wordt geneutraliseerd door deze als eindheffingsloon aan te wijzen.
21. De rechtbank oordeelt als volgt.
22. De rechtbank volgt belanghebbenden niet in het betoog dat de collectiviteitskorting niet tot het loon behoort omdat er onvoldoende verband zou zijn met de dienstbetrekking. Belanghebbenden verstrekken als onderdeel van het beloningspakket, zoals vastgelegd in de cao, reisfaciliteiten aan de werknemers en hun gezinsleden. Het gaat hier dus niet om een collectiviteitskorting waar de werknemer aanspraak op kan maken bij de afname van een product van een ander bedrijf. Het gaat hier om de verstrekking van eigen producten door de werkgever aan de werknemers. Deze verstrekking valt onder het loonbegrip van artikel 10, eerste lid, van de Wet LB. De vraag is daarom niet zozeer of de reisfaciliteiten tot het loon behoren, maar welke waarde hieraan moet worden toegekend.
23. Niet in geld genoten loon wordt in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend. In de situatie dat een derde hiervoor een bedrag aan de inhoudingsplichtige in rekening heeft gebracht, dan wordt het in rekening gebrachte bedrag (het factuurbedrag) in aanmerking genomen. De derde mag dan geen met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap zijn.Bij branche-eigen-producten van de inhoudingsplichtige of een met hem verbonden vennootschap wordt (tot 1 januari 2020) het aan een derde in rekening te brengen bedrag in aanmerking genomen, ingeval voor de aanschaf van deze producten in het economische verkeer aan die derde, onder voor het overige overeenkomstige omstandigheden, een bedrag in rekening zou worden gebracht.Het betreft de laagste prijs in de markt voor de consument die eindgebruiker van het product is (de consumentenprijs). Van gelijke producten of gelijke omstandigheden is geen sprake als een groothandel alleen in grootverpakkingen, af magazijn, aan derden levert.
24. Tussen partijen is terecht niet in geschil dat de reisfaciliteiten branche-eigen producten zijn in de zin van artikel 13, tweede lid, van de Wet LB. Dit brengt met zich dat moet worden onderzocht wat de consumentenprijs is.
25. Het standpunt van belanghebbenden komt er in wezen op neer dat bij de consumentenprijs rekening moet worden gehouden met een korting die gelijk is aan de collectiviteitskorting die geldt voor zakelijke grootafnemers, terwijl het standpunt van de inspecteur erop neerkomt dat als consumentenprijs uitsluitend de prijs voor de particulier in aanmerking komt.
26. De cao van [naam groep] brengt met zich dat belanghebbenden aan al hun (oud)werknemers en hun gezinsleden de reisfaciliteiten ter beschikking moeten stellen. Onder die omstandigheden is de derde, zoals bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet LB, niet de individuele gebruiker, maar een werkgever die de reisfaciliteiten afneemt en ter beschikking stelt aan een grote groep werknemers. Er dient daarom aansluiting te worden gezocht bij de prijs die een andere werkgever zou betalen indien die werkgever op grond van een cao gehouden zou zijn deze reisfaciliteiten aan werknemers aan te bieden en de reisfaciliteiten bij [naam groep] zou afnemen. De rechtbank acht het aannemelijk dat in een dergelijk geval rekening zou worden gehouden met de collectiviteitskorting die ook wordt gehanteerd voor zakelijke klanten. De rechtbank acht daarbij niet van doorslaggevend belang dat het [naam groep] -Business Collectief alleen Treinvrij-abonnementen aanbiedt en geen Dalkaarten. De rechtbank acht aannemelijk dat indien een zakelijke klant een verzoek doet aan [naam groep] om dezelfde reisfaciliteiten af te nemen voor een dergelijke grote groep werknemers, [naam groep] daar niet afwijzend tegenover zou staan.
27. De omstandigheid dat [naam groep] Zakelijk een onderdeel is van [belanghebbende 2] die in wezen met de andere vennootschappen binnen de groep en haarzelf afzonderlijke overeenkomsten zou sluiten, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank acht aannemelijk dat de korting aan zakelijke klanten op groepsniveau wordt toegekend en dus niet uitsluitend op vennootschapsniveau.
28. Het is niet in geschil dat de in aanmerking te nemen waarde voor de door belanghebbenden verstrekte reisfaciliteiten zodanig hoog is dat, indien de collectiviteitskorting hierop zou worden toegepast, de hoogste korting in aanmerking zou kunnen worden genomen.
29. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat belanghebbenden bij de waardering van de reisfaciliteiten rekening kunnen houden met de collectiviteitskorting.
30. Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat doel en strekking van de concernregeling met zich brengen dat de concernregeling zou moeten kunnen worden toegepast op de onderdelen die voldoen aan de voorwaarden en waarbij sprake is van een administratieve meerwaarde. Anders gezegd, er zou enige vrijheid moeten bestaan om de omvang van het concern af te bakenen. Belanghebbenden doen in dat verband ook een beroep op het (verdragsrechtelijke) gelijkheidsbeginsel.
31. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de Staat ook voor 95% of meer aandeelhouder is van vennootschappen die geen verband houden met [naam groep] . Omdat de Staat, die andere vennootschappen en belanghebbenden allemaal inhoudingsplichtige zijn, behoren zij allemaal tot hetzelfde concern in de zin van de Wet LB. De concernregeling kan daarom niet worden beperkt tot de onderdelen die betrekking hebben op [naam groep] .
32. De rechtbank komt tot het oordeel dat de concernregeling niet van toepassing is.
33. De loonbelasting die door alle gezamenlijk in concernverband opererende inhoudingsplichtigen is verschuldigd met betrekking tot eindheffingsloonbestanddelen kan worden bepaald alsof deze inhoudingsplichtigen gezamenlijk één inhoudingsplichtige zijn. Een inhoudingsplichtige opereert gezamenlijk met een andere inhoudingsplichtige in concernverband, indien gedurende het gehele kalenderjaar:
a. de inhoudingsplichtige voor ten minste 95% belang heeft in die andere inhoudingsplichtige;
b. die andere inhoudingsplichtige voor ten minste 95% belang heeft in de inhoudingsplichtige, of
c. een derde voor ten minste 95% belang heeft in de inhoudingsplichtige, terwijl deze derde tevens voor ten minste 95% belang heeft in die andere inhoudingsplichtige.
34. Het concern wordt dus afgebakend op grond van het zijn van inhoudingsplichtige en het 95%-belang. Het staat vast dat de Staat enig aandeelhouder van [aandeelhouder] is en dat hij inhoudingsplichtige is. Ook staat vast dat [aandeelhouder] enig aandeelhouder is van [belanghebbende 1] Op grond van het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule acht de rechtbank aannemelijk dat ook [aandeelhouder] een inhoudingsplichtige is. Partijen hebben niets gesteld dat aanleiding geeft om hieraan te twijfelen. Dit brengt met zich dat de Staat, [aandeelhouder] , [belanghebbende 1] en haar dochterondernemingen gezamenlijk in concernverband opereren volgens de wettelijke definitie.
35. Het doel van de concernregeling is een tegemoetkoming aan de behoefte de administratieve verwerking van de werkkostenregeling te vereenvoudigen. Maar de wetgever heeft uit oogpunt van uitvoerbaarheid voor ondernemers en de Belastingdienst gekozen voor een eenvoudig toepasbare regeling met duidelijke kaders.Het is niet mogelijk met een beroep op de bedoeling van de wetgever te bereiken dat de wettekst moet worden uitgelegd zoals deze niet is geformuleerd.
36. Van een schending van het (verdragsrechtlijke) gelijkheidsbeginsel is geen sprake. De concernregeling geldt facultatief voor alle inhoudingsplichtigen die gezamenlijk in concernverband opereren en waarbij het concernverband op basis van objectieve gegevens wordt bepaald. De Rijksoverheid is niet van deze regeling uitgesloten. Van een ongelijke behandeling is daarom geen sprake. Ook andere grote concerns kunnen er niet voor kiezen om de concernregeling alleen toe te passen op bepaalde (in plaats van alle) gezamenlijk in concernverband opererende inhoudingsplichtigen.
De hoogte van de naheffingsaanslagen
37. Gelet op het voorgaande krijgen belanghebbenden gelijk voor zover het de collectiviteitskorting betreft, maar niet voor zover het de concernregeling betreft. Partijen zijn overeengekomen dat in dat geval de naheffingsaanslagen moeten worden verminderd tot de volgende bedragen:
2015
2016
2017-2019
[belanghebbende 1]
€ 10.898
€ 2.750
€ 8.892
[belanghebbende 2]
€ 7.667
€ 283.768
[belanghebbende 3]
€ 588
€ 1.300
[belanghebbende 4]
€ 493
€ 10.164
[belanghebbende 5]
€ 1.761
€ 184.678
[belanghebbende 6]
€ 17
€ 283
38. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbenden hebben geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Nu de met de belastingrentebeschikkingen samenhangende naheffingsaanslagen zullen worden verminderd, dient de belastingrente dienovereenkomstig te worden verminderen.