ECLI:NL:RBGEL:2025:1598

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/05/446570 / FA RK 25-217
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gezamenlijk ouderlijk gezag na echtscheiding

In deze zaak verzochten de ouders, de vader en de moeder, om gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarige kind te herstellen. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, behandelde het verzoek op 21 februari 2025. De ouders waren eerder gescheiden en het gezamenlijk gezag was beëindigd bij een beschikking van 27 maart 2018, waarbij het gezag alleen aan de moeder was toegewezen. De ouders hebben sindsdien hun relatie op ouderschapsniveau hersteld en nemen samen beslissingen over hun kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 februari 2025 werd de Raad voor de Kinderbescherming gehoord, die het belang van gezamenlijk ouderschap benadrukte. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking zijn veranderd en dat het in het belang van het kind is dat beide ouders weer gezamenlijk gezag uitoefenen. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders toegewezen en de beschikking van 27 maart 2018 gewijzigd, zodat de vader en de moeder weer gezamenlijk belast worden met het ouderlijk gezag over hun kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een aantekening in het centraal gezagsregister gevraagd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/446570 / FA RK 25-217
Datum uitspraak: 21 februari 2025
beschikking gezag
in de zaak van
[verzoeker](hierna: de vader),
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres,
advocaat mr. S.S. Zijderveld te Wageningen,
en
[verweerster](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.S. Zijderveld te Wageningen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 21 januari 2025.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 14 februari 2025 zijn gehoord:
- de ouders, bijgestaan door mr. S.S. Zijderveld;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders is geboren het minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 maart 2018 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. Het huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] .
2.3.
Bij voornoemde beschikking is ook het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het ouderlijk gezag alleen aan de moeder toekomt.

3.Het verzoek

3.1.
De vader en de moeder verzoeken om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het gezag van de vader wordt hersteld en de vader weer samen met de moeder wordt belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
3.2.
De vader en de moeder voeren ter onderbouwing het volgende aan. De relatie tussen de ouders is inmiddels op ouderniveau hersteld en zij geven feitelijk uitvoering aan het gezamenlijk gezag. De ouders nemen samen beslissingen over [de minderjarige] en consulteren en informeren elkaar over alles rondom [de minderjarige] . Ook verblijft [de minderjarige] structureel in de weekenden bij de vader. Na de scheiding ervaarde de moeder veel boosheid, maar zij heeft ingezien dat het belangrijk is dat de vader in het leven van [de minderjarige] aanwezig is. De vader heeft zijn best voor [de minderjarige] gedaan en de ouders hebben het contact opgebouwd. De moeder ziet dat contact met de vader positief effect heeft op [de minderjarige] . De vader en de moeder vinden het belangrijk dat [de minderjarige] een moeder én een vader in zijn leven heeft. Omdat de ouders ook de vakanties verdelen, vinden zij het belangrijk dat de vader ook met het gezag is belast.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat het voor [de minderjarige] het beste is dat de ouders het ouderschap samen kunnen vormgeven. De ouders zorgen voor [de minderjarige] en nemen samen beslissingen over hem. De Raad complimenteert de moeder met de manier waarop zij in de afgelopen jaren op andere gedachten is gekomen.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarige.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Bij beschikking van 27 maart 2018 is het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het ouderlijk gezag alleen aan de moeder toekomt. Het nu voorliggende verzoek van de ouders beoogt de vader en de moeder weer gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten. Daartoe is nodig dat de voornoemde beschikking wordt gewijzigd als bedoeld in artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van dat wetsartikel kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouder(s) door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.
De rechtbank zal het verzoek van de ouders toewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is de situatie sinds de vorige uitspraak zodanig veranderd dat het niet langer in het belang van [de minderjarige] is om het eenhoofdig gezag te handhaven. Uit de overgelegde stukken en wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat het de ouders na de scheiding en de beëindiging van het gezamenlijk gezag is gelukt om elkaar weer te vinden en de belangen van [de minderjarige] voorop te stellen. De ouders hebben het contact tussen de vader en [de minderjarige] sinds zijn tweede levensjaar opgebouwd en zijn een omgangsregeling overeengekomen. [de minderjarige] heeft structureel wekelijks contact met de vader en de ouders verdelen de vakanties. [de minderjarige] en de vader hebben een goede band. Daarnaast ziet de rechtbank een goede verstandhouding tussen de ouders. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij het ouderschap samen vormgeven en het beiden belangrijk vinden dat de vader in het leven van [de minderjarige] aanwezig is. Een wijziging van de beslissing van deze rechtbank van 27 maart 2018 is daarmee geboden. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zijn moeder en vader weer gezamenlijk het gezag over hem hebben.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 27 maart 2018 aldus dat vanaf heden de moeder en de vader weer gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad
6.3.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Hilberink, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Weijsters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.