ECLI:NL:RBGEL:2025:1654

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
326981-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schadevergoeding na sepot in strafzaak wegens mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2025 een verzoek tot schadevergoeding afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die verdacht werd van mishandeling van een portier. De officier van justitie had besloten om de zaak te seponeren, omdat de benadeelde voldoende was schadeloos gesteld, wat duidt op een mediationgesprek tussen verzoeker en de aangever. Tijdens dit gesprek heeft verzoeker excuses aangeboden en aangegeven dat hij zijn handen had moeten thuishouden, wat erop wijst dat hij wel degelijk betrokken was bij de mishandeling. De rechtbank oordeelde dat, hoewel verzoeker niet verder vervolgd werd, er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van een vergoeding voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. De rechtbank benadrukte dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de omstandigheden van de zaak en dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor zijn positie. De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding af, inclusief de proceskosten, en stelde dat verzoeker geluk had dat de zaak was geëindigd in een sepot. De beslissing werd genomen door rechter mr. F.J.H. Hovens en is op 19 februari 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/326981-24
raadkamernummer : 24-028779; 24-028760
datum : 05 februari 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker werd verdacht van mishandeling. De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 15 oktober 2024 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden. De door de officier van justitie aan de niet (verdere) vervolging verbonden voorwaarden zijn vervuld.

Procedure

Het verzoekschrift is op 20 november 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 05 februari 2025 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van verzoeker, mr. P.M. Breukink en de officier van justitie op zitting gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 1.771,95,- bestaande uit de volgende posten:
I. A. een forfaitaire vergoeding voor de tijd die verzoeker in vrijheidsbenemende detentie op het politiebureau heeft doorgebracht, te weten één dag, voor een bedrag van € 130,-;
B. Kosten voor rechtsbijstand bij de strafzaak, voor een bedrag van € 961,95;
de kosten voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift, voor een forfaitaire vergoeding van € 680,-.
Ter zitting is nog het volgende naar voren gebracht.
Cliënt ontkent het feit te hebben gepleegd, zijn uitlatingen bij het mediationgesprek duiden niet op een schuldbekentenis. Belangrijk is de jurisprudentie ten aanzien van de onschuldpresumptie bij een verzoek tot schadevergoeding. De advocaatkosten zijn toewijsbaar gezien de onschuldpresumptie. Het is een beleidssepot geworden en geen technisch sepot zonder inhoudelijke toets. Een beleidssepot ontneemt cliënt de mogelijkheid om vrijspraak of schadevergoeding te krijgen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Bij een beleidssepot geldt dat gekeken moet worden of er omstandigheden zijn die aanleiding kunnen geven een vergoeding niet of niet geheel toe te kennen. Verzoeker had de verdenking aan zichzelf te wijten, zodat het verzoek moet worden afgewezen. Het openbaar ministerie is van mening dat verzoeker blij mag zijn dat hij op deze wijze van de zaak af is gekomen. Gronden van billijkheid verzetten zich tegen toekenning van enige vergoeding. Geheel subsidiair merkt het openbaar ministerie op dat een vergoeding voor ondergane inverzekeringstelling wordt verzocht terwijl verzoeker helemaal niet in verzekering gesteld is geweest:

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit het dossier blijkt het volgende.
Op 11 juni 2024 om 23:14 uur is verzoeker aangehouden, nadat hij bij een besloten feest probeerde binnen te komen en door de beveiliging buiten is gezet. Daarbij zou hij een beveiliger hebben geslagen, die daarvan ook aangifte heeft gedaan. Verzoeker is op 11 juni 2024 om 23:25 uur opgehouden voor onderzoek en op 12 juni 2024 om 16:25 uur weer vrijgelaten. Verzoeker is niet in verzekering gesteld en kan daarom geen aanspraak maken op de forfaitaire vergoeding voor voorarrest.
Verzoeker heeft op eigen kosten een advocaat ingeschakeld.
De strafzaak is geëindigd door een sepot omdat de benadeelde voldoende is schadeloos gesteld. Dit duidt kennelijk op een mediationgesprek dat heeft plaats gevonden tussen verzoeker en aangever onder begeleiding van de wijkagent.
In het hiervan opgemaakte proces-verbaal is opgenomen dat verzoeker zijn excuses heeft aangeboden voor zijn gedrag en dat hij heeft aangegeven dat hij zijn handen thuis had moeten houden. Uiteindelijk is het gesprek positief afgerond.
In het verhoor na het voorval heeft verzoeker, anders dan door de advocaat aanhoudend gesteld, niet stellig ontkend dat hij aangever heeft geslagen, hij heeft vooral naar voren gebracht dat hij zich het hele voorval niet kan herinneren.
De strafzaak is geëindigd door een beleidssepot. Dat geeft de rechter in een daarop volgende schadevergoedingsprocedure enige ruimte om zich een oordeel te vormen over de gang van zaken.
De artikelen 530 en 533 Sv voorzien - samengevat - in vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en van de schade als gevolg van voorarrest indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of toepassing van artikel 9a Sr, zoals in het geval van een vrijspraak of wanneer een strafzaak is geseponeerd. Toekenning van een vergoeding heeft ingevolge artikel 534 Sv steeds plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Dat betekent enerzijds dat in geval van schade of gemaakte kosten als uitgangspunt vergoeding plaatsvindt, maar anderzijds dat het de rechter vrij staat op gronden van billijkheid vergoeding achterwege te laten of slechts gedeeltelijk toe te kennen. De rechter kan daarbij rekening houden met de mate waarin verzoeker de strafvorderlijke ingrepen aan zijn eigen proceshouding of gedrag te wijten heeft. Dat speelt met name een rol wanneer de strafzaak is geëindigd met een beleidssepot, temeer wanneer gronden voor dat sepot zijn gelegen buiten verdachte of diens houding of gedrag om. De gegrondheid van de (aanvankelijke) verdenking, zoals die blijkt uit het strafdossier, kan aanleiding vormen vergoeding van het voorarrest of gemaakte kosten (deels) af te wijzen. Deze oordeelsvrijheid van de rechter wordt slechts begrensd door de onschuldpresumptie zoals neergelegd in artikel 6, tweede lid, EVRM. Die verlangt dat de gronden voor een vrijspraak niet in twijfel worden getrokken en dat de raadkamer zich onthoudt van een zelfstandig oordeel dat zich niet met de vrijspraak verhoudt.
Met name de hiervoor aangehaalde uitlatingen bij het mediationgesprek kunnen moeilijk anders worden geduid dan dat verzoeker wel degelijk de beveiliger heeft geslagen. Hoe anders kunnen zijn excuses voor zijn gedrag en zijn woorden dat hij zijn handen had moeten thuislaten, worden geduid? Dat daarbij geen cautie en Salduz-waarschuwing is gegeven doet daar niet aan af. Het betrof immers niet een verhoor in strafvorderlijke zin.
Verzoeker heeft zichzelf in deze positie gebracht en heeft de gemaakte kosten aan zijn eigen houding te wijten. Hij mag van geluk spreken dat de zaak is geëindigd in een sepot.
De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen, met inbegrip van de proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als rechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Homburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 februari 2025.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.