ECLI:NL:RBGEL:2025:17

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
05.009224.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schietongeluk met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van onvoorzichtig handelen door jager

Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij twee slachtoffers door onvoorzichtig handelen met een vuurwapen. Het incident vond plaats op 9 maart 2023 in Lunteren, waar de verdachte, als jager, een kogel afvuurde in de richting van een stilstaande brommobiel, waarin zich twee personen bevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen, aangezien hij op een locatie schoot waar hij geen jachtrechten had en niet mocht schieten. De slachtoffers liepen ernstige verwondingen op, waaronder doorboorde ledematen en snijwonden, wat leidde tot blijvende littekens. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de strafverzwarende omstandigheid dat hij handelde in de uitoefening van zijn ambt als jager. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en moest schadevergoeding betalen aan de slachtoffers, die ook smartengeld vorderden. De rechtbank kende de vorderingen van de benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte verplicht werd om de schadevergoedingen aan de Staat te betalen, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/009224-24
Datum uitspraak : 8 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 maart 2023 te Lunteren, gemeente Ede en/of Ede, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, door in de uitoefening van zijn ambt of beroep als jager, (eenmaal) heeft geschoten/gevuurd met een geweer/vuurwapen in de richting van een aldaar (stilstaand/geparkeerd) voertuig (te weten een brommobiel van het merk Aixam), terwijl zich in dat voertuig een tweetal personen bevond,
- waarbij hij, verdachte, heeft gehandeld in strijd met een of meerdere
weidelijkheids- en/of (wettelijke) regel(s), te weten dat het van een jager mag
worden verwacht dat hij pas schiet als hij vrijwel zeker is dat hij een dier dodelijk kan treffen en/of het object duidelijk in zijn vizier heeft en/of
- heeft geschoten/gevuurd binnen/op een jachtveld/locatie waarin het voor
verdachte niet was toegestaan om een dier te doden (middels een geweer) en/of een geweer te dragen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering was ontstaan,
te weten:
- ten aan zien van die [slachtoffer 1] : een doorboorde/geperforeerde/doorgeschoten (linker) (onder)arm en/of elleboog en/of geperforeerde buik (althans bovenlichaam) en/of snij- en/of scheur- en/of splinterletsel(s) aan het (boven)lichaam en/of
- ten aanzien van die [slachtoffer 2] : snij- en/of scheurletsel aan de (rechter)arm en/of (rechter)hand en/of (overige delen van) het bovenlichaam.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, vanwege het ontbreken van wettig en overtuig bewijs. Hiertoe heeft de raadsman enkele kanttekeningen geplaatst bij het forensisch onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
Op 9 maart 2023 in Lunteren (gemeente Ede) heeft verdachte rond 22.30 uur één kogel afgeschoten met zijn geweer. Hij wilde als jager een wild zwijn schieten. De door verdachte afgevuurde kogel heeft een stilstaande brommobiel (Aixam) op de Lunterse Bosweg geraakt. Hierin zaten op dat moment twee personen: [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Zij raakten gewond door de inslag van de kogel en fragmenten ervan. [2] Het letsel van [slachtoffer 1] bestond uit een doorboorde linker onderarm, een geperforeerde bovenbuik en diverse snijletsels aan de linkerarm en het schouderblad. [3] Het letsel van [slachtoffer 2] bestond uit diverse snij- en scheurletsels aan de rechterarm en perforerend letsel ter hoogte van de rechter elleboog en aan de strekzijde van de basis van de rechter middelvinger. [4]
Verdachte beschikte ten tijde van het incident over een geldige jachtakte en had toen onder meer het jachtgenot op kadastraal benoemd perceel 2019 (dit betreft het weiland). [5] Verdachte heeft geschoten met gebruikmaking van een warmtebeeldcamera gemonteerd voor de richtkijker van het geweer. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij ongeveer 50-60 meter het weiland in is gelopen en dat hij op zijn warmtebeeldcamera duidelijk een varken aan de rand van het bos zag. Hij heeft toen één keer geschoten. Na het schot zag hij geen varken meer of sporen ervan. Hij heeft geen mensen of brommobiel gezien. Mogelijk is de kogel afgeketst (ricochet), anders kan hij niet verklaren hoe de brommobiel is geraakt.
Met betrekking tot de beoordeling van deze verklaring, met name over de positie waarvandaan is geschoten, vindt de rechtbank de volgende onderzoeksbevindingen relevant.
Kort na het schietincident is op de locatie waar de brommobiel stond, een auto van het NFI gezet ten behoeve van het forensisch onderzoek. De brommobiel was in de tussentijd niet verplaatst. [7]
NFI-deskundige B. Jacobs heeft de schootsbaan van de kogel onderzocht en rapporteert daarover het volgende. In de linkerzijde van de achterbumper van de brommobiel werd een inschot waargenomen. Gelet op de vorm van de beschadiging heeft de kogel de bumper middels een rechtstreeks schot geraakt. De kogel is na het treffen van de bumper en het onderliggende materiaal in delen opgebroken. Om de schootsbaan te bepalen (hoek waaronder de kogel de brommobiel heeft getroffen) is in de beschadiging een sonde geplaatst. Daarmee zijn de verticale en horizontale hoeken gemeten. De kogel heeft de brommobiel in de richting van linksachter naar rechtsvoor geraakt onder een horizontale hoek van 30°. Daarnaast bleek de kogel de brommobiel onder een verticale hoek van -3° (iets naar beneden) te hebben geraakt. Het lukte niet om met een directe laserstraal de NFI-auto te beschijnen vanaf de door verdachte aangegeven locatie in het weiland. Het dichte bladerdek bemoeilijkte dit en tussen de aangegeven standplaats en de locatie van de brommobiel bleek in het bos een heuvel aanwezig. Tevens is geprobeerd om met de warmtebeeldcamera vanaf de door verdachte aangegeven plaats de NFI-auto waar te nemen. Dit bleek om dezelfde redenen eveneens niet mogelijk. [8]
NFI-deskundige B. Jacobs heeft vervolgens aanvullend onderzoek gedaan en gekeken naar de zichtlijn en de schootsbaan. De deskundige rapporteert daarover het volgende: “
Een zichtlijn is (...) een rechte lijn en verschilt van de baan van een afgeschoten kogel. Wanneer een kogel wordt afgeschoten met het ontvangen geweer (kaliber .30-06 Springfield) zal deze een ballistische baan volgen. Dit betekent onder andere dat de kogel te opzichte van de zichtlijn tijdens zijn vlucht zal zakken. Als vanaf de aangegeven locatie net over de voornaamste verhoging in het landschap wordt gekeken zal deze zichtlijn ter hoogte van de locatie van het voertuig ongeveer 2,5 a 3 meter boven de inschotopening in het voertuig uitkomen. De kogel zal dus zoveel moeten zakken om het voertuig te raken. Kogels van het kaliber .30-06 Springfield zakken echter op deze schootsafstand niet zo veel. (...) In theorie zou het voertuig wel geraakt kunnen worden vanaf de aangegeven locatie van de verdachte, maar dan zou de kogel bijna recht omhoog geschoten moeten worden. De kogel valt dan terug op (de bovenzijde van) het voertuig, maar kan het voertuig niet raken op de plek waar de inschotopening zich bevindt. [9]
De rechtbank leidt uit het onderzoek van het NFI af dat de brommobiel is geraakt via een rechtstreeks schot en dat van een ricochet, zoals verdachte heeft geopperd, geen sprake is. Ook kon de brommobiel vanaf de locatie waarvan verdachte verklaart te hebben geschoten (het weiland), niet worden gezien. Onder de uitgezette trefhoek kon de brommobiel ook niet worden geraakt vanuit de door de verdachte aangegeven positie.
Ook is door het NFI onderzocht vanaf welke locatie moet zijn geschoten. NFI-deskundige B. Jacobs rapporteert hierover dat de schutter – uitgaande van de uitgezette schootsbaan en met inachtneming van de foutmarge – op het moment van schieten heeft gestaan tussen de brommobiel en een locatie in de omgeving van het hotel (rechtbank:
Belmont). Vanaf deze locatie (nabij hotel) is tevens (een warmtebron op) de locatie van de onderzochte brommobiel waarneembaar gebruikmakend van de richtkijker met daarop gemonteerd de warmtebeeldcamera. [10]
De politie komt tot de conclusie dat er mogelijk geschoten is vanuit een positie gelegen tussen de Lunterse Bosweg en de Goorsteeg (kadastraal benoemd als perceel 1464) of een positie ter hoogte van Hotel Belmont (gelegen in een perceel kadastraal benoemd 1078). In beide gevallen had verdachte geen jachtrechten en mocht hij niet aan beheer en schadebestrijding op die percelen doen. [11]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachtes verklaring dat hij heeft geschoten vanaf het weiland (kadastraal 2019), niet kan kloppen. Deze verklaring wordt weersproken door de resultaten van (objectief) forensisch onderzoek. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan die resultaten, nu in het onderzoek ook het scenario van verdachte is onderzocht en rekening is gehouden met foutmarges. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte vanaf een plek heeft geschoten waarin het voor hem niet was toegestaan om een dier te doden en een geweer te dragen, en hij vanaf die locatie de brommobiel met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook had moeten kunnen zien op zijn warmtebeeldcamera.
Gelet op het geheel van verdachtes gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld en het dus aan zijn schuld is te wijten dat dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierdoor letsel hebben opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de verwondingen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijke letsel kunnen worden aangemerkt. Bij deze beoordeling is in het geval van [slachtoffer 1] van belang dat naast een doorboorde onderarm, een geperforeerde buik en diverse snijletsels aan de arm en het schouderblad ook sprake is van enkele - niet te verwijderen - grotere metaalstukjes en met name veel gruis in de bovenarm en enkele metaalsplinters in de elleboogsplooi. [slachtoffer 1] heeft een operatieve ingreep ondergaan waarbij een kogel in twee delen werd verwijderd ter hoogte van zijn navel. Hij houdt permanent zichtbare littekens over aan het incident.
In het geval van [slachtoffer 2] is van belang dat naast diverse snij- en scheurletsels aan de arm en perforerend letsel ter hoogte van de elleboog en aan de strekzijde van de basis van de middelvinger ook sprake is van enkele - niet te verwijderen - grotere stukjes metaal in de bovenarm, elleboog en onderarm en gruis in de elleboog en rondom richting het uiteinde van de ellepijp en het middengedeelte van het spaakbeen. In haar rechterhand werd een stukje metaal/gruis waargenomen dat door middel van een operatieve ingreep werd verwijderd. Ook [slachtoffer 2] houdt permanent zichtbare littekens over aan het incident.
De aard van deze verwondingen, het medisch ingrijpen dat bij beide slachtoffers noodzakelijk is geweest en de omstandigheden dat beiden zowel permanent zichtbare littekens als de hiervoor genoemde metaalstukjes -splinters en gruis- in hun lichamen zullen overhouden, rechtvaardigen de conclusie dat bij beide slachtoffers sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Van de strafverzwarende omstandigheid “in de uitoefening van een ambt of beroep”, wordt verdachte vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat het bezit van een jachtakte en het enkele feit dat verdachte jaagt en doet aan beheer en schadebestrijding, niet zonder meer maakt dat er sprake is van “in de uitoefening van een ambt of beroep”.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks9 maart 2023 te Lunteren, gemeente Ede
en/of Ede, althans in Nederland, grovelijk, althansaanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, door
dat hijin de uitoefening van zijn ambt of beroepals jager,
(eenmaal
)heeft geschoten
/gevuurdmet een geweer
/vuurwapenin de richting van een aldaar
(stilstaand
/geparkeerd)voertuig (te weten een brommobiel van het merk Aixam), terwijl zich in dat voertuig een tweetal personen bevond,
- waarbij hij, verdachte,
heeft gehandeld in strijd met een of meerdereweidelijkheids- en/of (wettelijke) regel(s), te weten dat het van een jager magworden verwacht dat hij pas schiet als hij vrijwel zeker is dat hij een dier dodelijk kan treffen en/of het object duidelijk in zijn vizier heeft en/of- heeft geschoten
/gevuurd /op een
jachtveld/locatie waar
inhet voor
verdachte niet was toegestaan om een dier te doden (middels een geweer) en
/ofeen geweer te dragen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat
[slachtoffer 1].
[slachtoffer 1]en
/of[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering was ontstaan,te weten:
- ten aanzien van die
[slachtoffer 1].
[slachtoffer 1]: een doorboorde
/geperforeerde/doorgeschoten (linker
) (onder)arm en/ofelleboog en
/ofgeperforeerde buik
(althans bovenlichaam)en
/ofsnij
- en/of scheur- en/of splinterletsel
(s
)aan het (boven)lichaam en
/of- ten aanzien van die [slachtoffer 2] : snij- en
/ofscheurletsel aan de
(rechter
)arm en
/of (rechter
)hand en
/of (overige delen van) het bovenlichaam.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en daarnaast een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op 9 maart 2023 rond 22.30 uur als jager met een kogelgeweer geschoten. Verdachte meende dat hij op een wild zwijn schoot, maar de kogel raakte (rechtstreeks) een stilstaande brommobiel met daarin twee slachtoffers. Zij liepen zware verwondingen op als gevolg van de kogel en de metaalstukjes, -splinters en gruis die hun lichaam raakten en zelfs op enkele plekken doorboorden. Deze moesten operatief worden verwijderd voor zover dat mogelijk was. Het incident heeft voor de twee slachtoffers zeer ernstige gevolgen gehad, zowel lichamelijk als psychisch. Verdachte schoot bovendien vanaf een plek waarop het voor hem niet was toegestaan om een dier te doden en een geweer te dragen. Verdachte heeft de grote zorgvuldigheid die met betrekking tot het dragen en gebruiken van een jachtgeweer mag worden verwacht, niet in acht genomen.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat het gaat om een tragisch incident en verdachte de gevolgen van het schot, die hij absoluut niet heeft gewild, met zich moet dragen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 120 uur opleggen. Deze straf is aanzienlijk lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank niet bewezen vindt dat sprake is geweest van de strafverzwarende omstandigheid “in de uitoefening van een ambt of beroep”, zij de feiten en omstandigheden in haar geheel anders waardeert en bovendien in de persoon van verdachte geen aanleiding ziet voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich met bijstand van mr. P.M. Breukink in deze procedure gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Zij vorderen de volgende bedragen.
[slachtoffer 1]
  • € 70,- aan ziekenhuisdaggeldvergoeding (2 dagen);
  • € 4.236,15,- aan herstelkosten brommobiel en
  • € 10.000,- aan smartengeld.
[slachtoffer 2]
  • € 35,- aan ziekenhuisdaggeldvergoeding (1 dag) en
  • € 10.000,- aan smartengeld.
De benadeelde partijen hebben verzocht de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Ook hebben de benadeelde partijen verzocht om naast de veroordeling van verdachte tot betaling van de voornoemde bedragen de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft vanwege de bepleite vrijspraak verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen.
Overweging van de rechtbank
Materieel
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde materiële schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is
De schadevergoedingen zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadeposten naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk zijn gemaakt en zij de rechtbank redelijk voorkomen, is de rechtbank van oordeel dat deze ook kunnen worden toegewezen.
Dit betekent dat aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 4.306,15 zal worden toegekend en aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 35,-.
Smartengeld
De benadeelde partijen vorderen € 10.000,- per persoon aan smartengeld. Benadeelde partijen hebben volgens artikel 6:106 aanhef en onder b BW recht op vergoeding van smartengeld onder meer in het geval dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Daarvan is hier onmiskenbaar sprake. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn met forse verwondingen van de kogel en van (overige) metaalstukjes, -splinters en gruis naar het ziekenhuis gebracht en behandeld. Beiden hebben hieraan blijvende littekens overgehouden en er is nog sprake van lood in het lichaam wat niet operatief verwijderd is kunnen worden. Bij [slachtoffer 1] moest de kogel operatief uit de buik worden verwijderd, en heeft de kogel (wonderbaarlijk genoeg) geen blijvende schade aangericht. Bovendien brengt de aard en de ernst van de normschending met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen (aantasting veiligheidsgevoel, angstklachten, trigger op harde geluiden en het vermijden van donkere omgevingen) daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn immers uit het niets beschoten met een kogel uit een jachtgeweer, terwijl zij zich veilig waanden in hun brommobiel op een bospad. De fysieke en psychische impact op beiden is groot (geweest). Alle voornoemde omstandigheden leiden ertoe dat de rechtbank de gevorderde bedragen aan smartengeld passend acht. De rechtbank zal het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde bedrag van € 10.000,- (per persoon) daarom in het geheel toewijzen.
Conclusie
Concluderend wijst de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toe:
  • [slachtoffer 1] : € 4.306,15 aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld en
  • [slachtoffer 2] : € 35,- aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld.
Verdachte is vanaf 9 maart 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen van € 10.000,00 aan smartengeld en de materiële schade voor zover die ziet op ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 70,- aan [slachtoffer 1] en € 35,- aan [slachtoffer 2] ) verschuldigd. Verdachte is verder wettelijke rente verschuldigd over het bedrag van € 4.236,15 (herstelkosten brommobiel) vanaf 5 januari 2024, zijnde de datum waarop de betreffende factuur opeisbaar is geworden.
De rechtbank ziet aanleiding om ten behoeve van de beide benadeelde partijen op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 4.306,15 aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2023 over een bedrag van € 70,- aan materiële schade en het bedrag van € 10.000,- aan smartengeld en vanaf 5 januari 2024 over een bedrag van € 4.236,15 aan materiële schade, tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 14.306,15 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2023 over een bedrag van € 70,- aan materiële schade en het bedrag van € 10.000,- aan smartengeld en vanaf 5 januari 2024 over een bedrag van € 4.236,15 aan materiële schade tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 106 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt en
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 35,- aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 10.035,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt en
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Klaasen (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 januari 2025.
mr. Van Halderen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023196920 (onderzoek LOOF), gesloten op 31 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41-42; proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 57-61; proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] , p. 81-88; verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 18 december 2024.
3.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 1] , p. 66-67; forensisch medische letselrapportage, p. 301, 303-306 en 309.
4.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 2] , p. 96; forensisch medische letselrapportage, p. 301, 307-309.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339 en 344; een schriftelijk bescheid, te weten een formulier huur jachtgenot, door [verdachte] getekend op 26 februari 2023 (nagekomen dossier ‘jachtpacht’).
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 18 december 2024.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 142; proces-verbaal van bevindingen, p. 149; NFI-rapport schootbaanonderzoek (herzien), p. 275.
8.NFI-rapport schootbaanonderzoek (herzien) van 20 september 2023, p. 273-275 en p. 278.
9.Aanvullende NFI-rapportage schootsbaanonderzoek van 28 augustus 2024, p. 4 (nagekomen).
10.NFI-rapport schootbaanonderzoek (herzien) van 20 september 2023, p. 276-278.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339-340.