ECLI:NL:RBGEL:2025:1706

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
21/005117-21 en 21/002684-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde na overtredingen van voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 februari 2025 uitspraak gedaan over de herbeoordeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, waaronder een locatieverbod en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere afspraken niet is nagekomen en het locatieverbod heeft overtreden. Ondanks deze overtredingen heeft de rechtbank ook oog voor de moeilijke omstandigheden waarin de veroordeelde zich bevond na zijn detentie, zoals het gebrek aan huisvesting en inkomen. De rechtbank heeft besloten het bezwaarschrift van de veroordeelde deels gegrond te verklaren en de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling te beperken tot een periode van negentig dagen. De rechtbank benadrukt dat de veroordeelde een tweede kans krijgt, mits er een meer uitgewerkt plan van aanpak komt voor zijn resocialisatie. De beslissing houdt in dat de veroordeelde op 23 april 2025 opnieuw voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld, onder de voorwaarden die het openbaar ministerie zal vaststellen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 21/005117-21 en 21/002684-19
VI-zaaknummer: 25-002715 / 89-000011-47
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer ingevolge artikel 6:6:8 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[veroordeelde] , hierna: veroordeelde,

geboren op [geboortedag 1] 1982 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het [verblijfplaats] in [plaats 1] .
Raadsman: mr. W. Hendrickx, advocaat in Utrecht.

De procedure

Bij onherroepelijk geworden arresten van de meervoudige kamer van het gerechtshof te Arnhem van 25 augustus 2021 (parketnummer 21/002684-19) en van 22 augustus 2022 (parketnummer 21/005117-21) is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van in totaal 66 maanden veroordeeld.
Bij besluit Voorwaardelijke invrijheidstelling van 16 augustus 2024 is veroordeelde op 11 november 2024 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
- contactverbod met [naam] , geboren op [geboortedag 2] 1991;
- locatie- en vestigingsverbod in [plaats 2] (aangegeven op een kaart). Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op het locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daar toestemming voor geeft;
- veroordeelde verblijft op vooraf vastgestelde tijdstippen op zijn verblijfadres [adres 1] in [plaats 3]
- veroordeelde dient zich binnen 3 werkdagen na invrijheidstelling bij Iriszorg Reclassering te melden en hij dient zich te blijven melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
- drugs- en alcoholverbod en onderzoeksplicht;
- veroordeelde laat zich gedurende de proeftijd behandelen door Polikliniek Kairos, of een soortgelijke zorgverlener, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener wordt aangegeven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven;
- veroordeelde werkt mee aan of spant zich actief in voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
- veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering;
- veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- veroordeelde toont een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden.
Op 24 december 2024 is het besluit van 16 augustus 2024 gewijzigd, in die zin dat het locatieverbod wordt toegevoegd - een straal van één kilometer rondom de [adres 2] in [plaats 4] - en dat een deel van het locatieverbod in [plaats 2] niet geldt als veroordeelde een afspraak heeft met de reclassering.
Op 23 januari 2025 heeft het openbaar ministerie besloten de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen met 180 dagen.
Daartegen heeft veroordeelde op 29 januari 2025 een bezwaarschrift doen indienen.

Het onderzoek ter zitting

Het bezwaarschrift is behandeld ter openbare zitting van 7 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
- veroordeelde;
- zijn raadsman mr. W. Hendrickx;
- deskundige M.T.M. Thoonen, reclasseringswerker (via videoverbinding);
- deskundige G.M. van Zeeland, reclasseringswerker (via videoverbinding);
- [getuige] als getuige, partner van veroordeelde; en
- de officier van justitie mr. N. Menouar.

De standpunten

De verdediging heeft aangevoerd dat strenge voorwaarden zijn gesteld en gebleken is dat veroordeelde niet opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Veroordeelde heeft vanuit detentie een plan gemaakt waarmee alle partijen hebben ingestemd. Hij heeft huisvesting bij zijn partner [getuige] , maar dat betekent ook dat zij alles moet bekostigen. Veroordeelde is nog niet zo lang voorwaardelijk in vrijheid gesteld en nu wordt deze invrijheidstelling al binnen twee maanden herroepen. Het is waar dat hij een enkele afspraak met de reclassering en Kairos heeft verzuimd en dat hij niet altijd even goed bereikbaar was en dat hij iets te voortvarend te werk is gegaan bij het vinden van huisvesting zonder de reclassering daarin mee te nemen.
Veroordeelde komt echter uit een lange detentie en moet weer opstarten in de normale wereld. Hij was vermoeid en niet gewend om een agenda bij te houden. Niet kan worden gezegd dat hij niet heeft meegewerkt: hij is in contact gebleven met de reclassering, zoals ook blijkt uit de mails die zijn overgelegd. Volgens de reclassering zou er een beter plan gemaakt moeten worden. De verdediging is van mening dat dat ook kan als veroordeelde vrij is. Gelet op de relatief geringe overtredingen van de voorwaarden is een herroeping disproportioneel. Subsidiair zou een herroeping voor de duur van twee of drie maanden meer op zijn plek zijn.
De officier van justitie heeft betoogd dat het bezwaar moet worden afgewezen. Uit het reclasseringsadvies komt duidelijk naar voren dat veroordeelde zich sinds november 2024 niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Afspraken met Kairos gaan fout en veroordeelde probeert continu regels naar zijn hand te zetten en de grens op te zoeken. Hij heeft in korte tijd na de invrijheidstelling het locatieverbod overtreden en is de meldplicht nauwelijks nagekomen. Dat is aan veroordeelde te wijten.

De beoordeling

Juridisch kader
Op 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden met daarbij een ingrijpende wijzing van de regeling betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Op grond van artikel IV lid 3 van die wet, zoals gewijzigd als gevolg van de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, geldt dat bij veroordelingen tot vrijheidsstraf die door de rechtbank of het gerechtshof zijn uitgesproken na 1 juli 2021, de nieuwe regeling van toepassing is. Daarbij is het aan het openbaar ministerie om te beslissen over de verlening en de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling en kan de veroordeelde tegen een dergelijke beslissing een bezwaarschrift indienen. Onderhavige veroordelingen zijn uitgesproken na 1 juli 2021 zodat de nieuwe regeling van toepassing is.
Inhoud van het dossier
Uit het rapport van Iriszorg Verslavingsreclassering GGZ van 22 januari 2025 en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de situatie van veroordeelde sinds hij uit detentie is, feitelijk gezien niet is veranderd. Hij heeft geen inschrijfadres, geen inkomen en geen zinvolle dagbesteding. De reclassering is daarover vlak na de invrijheidstelling met veroordeelde in gesprek geweest, waarbij de indruk is ontstaan dat de huisvesting geregeld was; hij kon namelijk in een chalet op een camping wonen. Achteraf gezien bleek dat toch niet mogelijk.
Er is vrijwel geen zicht op veroordeelde aangezien hij (om uiteenlopende redenen) verzuimt om structureel op zijn meldplichtafspraken te komen. Dit betekent dat de reclassering onvoldoende zicht heeft op mogelijke risicosituaties of risicogedrag. Daarnaast wekt hij met zijn houding de indruk dat hij de opgestelde voorwaarden onvoldoende serieus neemt. Het recidiverisico op geweld wordt als hoog ingeschat, evenals de kans op onttrekking, aangezien veroordeelde in korte tijd al meermalen zijn voorwaarden heeft overtreden.
Los gezien zouden de overtredingen van de voorwaarden als relatief klein kunnen worden beschouwd, maar alles overziend kan niet anders worden gesteld dan dat veroordeelde zijn eigen plan lijkt te trekken en geen verantwoordelijkheid neemt voor de nakoming van de aan hem opgelegde voorwaarden. Er is geen goed zicht op hem en de risico’s zijn onverminderd hoog.
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij verschillende afspraken niet is nagekomen, maar dat hij wel altijd in contact is gebleven met de reclassering. Hij woont bij zijn partner [getuige] , maar hij kan zich daar alleen niet inschrijven, omdat dit negatieve gevolgen zou hebben voor verschillende toeslagen van zijn partner.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde meerdere van de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd. Veroordeelde heeft het locatieverbod overtreden en is meerdere afspraken van zijn meldplicht niet nagekomen. Hij heeft daarvoor steeds weer andere verklaringen (excuses?) gegeven. Er is moeilijk grip op veroordeelde te krijgen. Hij geeft steeds aan mee te willen werken, maar in de praktijk blijkt dit niet te gebeuren. Zo is hij niet verschenen op de meldplichtafspraken van 11 december 2024 en 20 december 2024, heeft hij op 9 januari 2025 zijn locatieverbod overtreden, was hij op 14 januari 2025 niet op zijn verblijfplaats aanwezig of bereikbaar en heeft hij gebrekkige medewerking getoond. Het was zijn eigen verantwoordelijkheid om zich te blijven melden op de momenten die de reclassering met hem afsprak en de nalatigheid deed zich in feite voor vanaf het moment waarop hij voorwaardelijk in vrijheid is gesteld.
Daardoor is het besluit van het openbaar ministerie wel begrijpelijk. Echter, de rechtbank heeft ook oog voor de lastige positie waarin veroordeelde zich bevindt. Bij de invrijheidstelling was kennelijk niets geregeld op gebied van huisvesting, inkomen en dagbesteding, de randvoorwaarden die juist zo belangrijk zijn voor een succesvolle resocialisatie. Het is onmiskenbaar waar dat betrokkene uit een langdurige detentie komt en ook voor die detentie zijn leven niet direct op orde had. Het is de vraag of op dat moment van hem verlangd kon worden om al deze dingen zelf te regelen en zijn weg te vinden in de doolhof van bureaucratische instanties en regelingen. Wel heeft veroordeelde onvoldoende het contact gezocht en gehouden met de reclassering toen deze dingen niet van de grond kwamen.
Veroordeelde heeft zich ter zitting gemotiveerd getoond om zich bij een volgende invrijheidstelling goed te houden aan de voorwaarden. Hij krijgt daarvoor van de rechtbank een tweede kans.
Er moet dan wel een meer uitgewerkt plan van aanpak liggen met concrete aanknopingspunten voor de invulling van de hiervoor genoemde randvoorwaarden: inkomen, huisvesting (zoals wellicht een RIBW-instelling) en dagbesteding. Daarmee kan nu al een aanvang worden gemaakt. Daar staat tegenover dat ook veroordeelde zich niet langer moet verschuilen achter allerlei van buiten komende oorzaken voor het niet nakomen van de voorwaarden. Hij moet beseffen dat hij uiteindelijk als enige verantwoordelijk is voor het welslagen van dit traject.
Alles overwegende verklaart de rechtbank het bezwaarschrift deels gegrond en bepaalt dat volstaan kan worden met een herroeping voor de duur van drie maanden (negentig dagen).
Dit heeft tot gevolg dat veroordeelde op woensdag 23 april 2025 voorwaardelijk in vrijheid gesteld dient te worden. De rechtbank gaat er van uit dat het openbaar ministerie in grote lijnen dezelfde voorwaarden zal vaststellen.

De beslissing

De rechtbank:
Verklaart het bezwaarschrift deels gegrond, in die zin dat de herroeping negentig dagen bedraagt;
Bepaalt dat veroordeelde op 23 april 2025 voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld;
Verstaat dat het openbaar ministerie de daarbij behorende voorwaarden zal vaststellen.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. M.L. Braaksma en mr. M. Rietveld, als rechters in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.