ECLI:NL:RBGEL:2025:1751

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/05/435347 / ES RK 24-184
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale echtscheiding met nevenverzoeken en bepaling hoofdverblijfplaats in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 maart 2025 uitspraak gedaan in een internationale echtscheiding tussen een vrouw met de Nederlandse nationaliteit en een man met de Amerikaanse nationaliteit. De vrouw verzocht om de echtscheiding uit te spreken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man zich verzet tegen de nevenverzoeken en de hoofdverblijfplaats bij hem wilde laten bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw moet worden bepaald, gezien het belang van de kinderen bij een stabiele hechtingsrelatie met hun moeder en hun worteling in Nederland. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van mediation tussen partijen in overweging genomen en de beslissing over de zorgregeling aangehouden tot 17 juni 2025, om partijen de gelegenheid te geven om tot overeenstemming te komen. De uitspraak benadrukt het belang van de kinderen in de beslissing over hun hoofdverblijfplaats en de zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/435347 / ES RK 24-184
Datum uitspraak: 3 maart 2025
beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[naam vrouw](hierna: de vrouw),
wonend in [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. R.P. Adema te Putten,
tegen
[naam man](hierna: de man),
wonend in [woonplaats man] (Verenigde Staten van Amerika),
advocaat mr. P.W.M. Franssen te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 26 april 2024;
  • het betekende verzoekschrift van 13 mei 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ontvangen op 7 augustus 2024;
  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ontvangen op 2 oktober 2024;
  • het F9-formulier van mr. Franssen met aanvullend verzoek, ontvangen op 14 januari 2025;
  • het F9-formulier van mr. Adema met een concept-ouderschapsplan, ontvangen op 22 januari 2025;
  • de pleitaantekeningen van mr. Franssen, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 6 februari 2025 zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Adema;
  • de man, bijgestaan door mr. Franssen en een tolk Engels;
  • een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
Tijdens een deel van de mondelinge behandeling was ook een functionaris van het mediationbureau van de rechtbank aanwezig om de partijen te informeren over crossborder mediation.
1.4.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling besloten om via mediation te proberen om tot overeenstemming te komen. Met partijen is afgesproken dat zij twee weken na de mondelinge behandeling de rechtbank berichten over de status van de mediation en over welke verzoeken zij een beslissing van de rechtbank wensen.
1.5.
Bij bericht van 24 februari 2025 heeft mr. Franssen te kennen gegeven dat de mediation is gestaakt en dat partijen eerst een beslissing van de rechtbank willen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Daarna gaan partijen verder met de mediation met het oog op overleg over de vormgeving van de zorgregeling.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2020 gehuwd te [plaats] (Verenigde Staten van Amerika).
2.2.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Amerikaanse nationaliteit.
2.3.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
  • [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] (V.S.), hierna te noemen [minderjarige 1] ;
  • [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] (V.S.), hierna te noemen [minderjarige 2] ;
gezamenlijk te noemen de kinderen.
2.4.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De vrouw en de kinderen wonen sinds mei 2023 in Nederland.

3.Het verzoek en het verweer daarop

Het verzoek van de vrouw

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de echtscheiding uit te spreken tussen partijen;
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw te bepalen;
  • een zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat de man contact heeft met de kinderen op de momenten dat de man in Nederland is, waarbij dit in nader overleg tussen partijen wordt afgestemd.
3.1.1.
De vrouw stelt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en het Nederlands recht van toepassing is op de echtscheiding. [1]
3.1.2.
Volgens de vrouw is het huwelijk duurzaam ontwricht.
3.1.3.
De vrouw stelt dat het redelijkerwijs niet mogelijk was een (definitief) ouderschapsplan over te leggen, vanwege de nog bestaande onduidelijkheid, met name wat betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de moeizame verhouding tussen partijen. De vrouw heeft bij aanvullend bericht van 22 januari 2025 wel een concept-ouderschapsplan overgelegd.
3.1.4.
De hoofdverblijfplaats van de kinderen kan volgens de vrouw het beste bij haar zijn. Dit sluit aan bij de feitelijke situatie. De vrouw is in 2023 samen met de kinderen terugverhuisd naar Nederland. De man woont in de Verenigde Staten. Hij ziet de kinderen als hij in Nederland is. Dat contact vindt plaats bij een tante van de vrouw in [plaats] .
3.1.5.
De zorgregeling kan volgens de vrouw in overleg verder worden vormgegeven afhankelijk van de vraag of de man in de Verenigde Staten blijft wonen of naar Nederland verhuist.
Het verweer van de man
3.2.
De man verweert zich, na intrekking van zijn formele verweer tegen de echtscheiding in verband met het ontbreken van een ouderschapsplan, tegen de nevenverzoeken. Hij vraagt de rechtbank om die nevenverzoeken af te wijzen. Volgens de man hadden partijen samen afgesproken naar Nederland te verhuizen, maar het bleek lastig voor de om in Nederland inkomen te verwerven. Daarom hebben zij afgesproken dat de man nog een tijd in [woonplaats man] zou gaan werken om het gezin financieel te onderhouden. De man voelt zich gemanipuleerd, omdat hij nooit toestemming heeft gegeven dat de vrouw met de kinderen zonder hem in Nederland zou blijven wonen. De man stelt ook dat de vrouw bewust heeft gewacht met het betekenen van het echtscheidingsverzoek, zodat hij de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet meer kon betwisten en de termijn waarbinnen de man een teruggeleidingsprocedure kon starten zou verlopen. [2]
3.2.1.
De man stelt dat de vrouw niet stabiel is en de opvoeding en verzorging van de kinderen niet alleen aankan. De man was altijd zeer nauw betrokken bij de verzorging en opvoeding van de kinderen. De vrouw had last van een postnatale depressie en liet de verzorging van de kinderen met name over aan de man en zijn moeder, bij wie zij inwoonden. De man maakt zich daarom nu grote zorgen of de vrouw wel in staat is om de nodige zorg en veiligheid te bieden aan de kinderen. De vrouw leidt geen stabiel leven en het lukt haar bijvoorbeeld niet om een passende woning voor haarzelf en de kinderen te vinden. Zij woont op een chalet zonder adequate ruimte voor de kinderen.

4.Het zelfstandige verzoek en het verweer daarop

Het zelfstandig verzoek van de man

4.1.
De man doet, na aanvulling, zelfstandige verzoeken aan de rechtbank om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man te bepalen;
  • een zorgregeling vast te stellen tussen de vrouw en de kinderen, waarbij de vrouw vier keer per jaar gedurende een periode van twee weken de kinderen in [woonplaats man] kan opzoeken en waarbij de man de reiskosten van de vrouw voor zijn rekening zal nemen;
en als subsidiaire verzoeken in geval de rechtbank de echtscheiding uitspreekt en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaalt:
- een zorgregeling vast te stellen tussen de man en de kinderen in die zin dat zij:
 dagelijks na etenstijd videobellen met de man;
 de gehele zomervakantie (zes weken) bij de man in [woonplaats man] , Verenigde Staten, zullen verblijven;
 gedurende twee weken tijdens de kerstvakantie bij de man in de Verenigde Staten zullen verblijven;
 tijdens de overige schoolvakanties door de man worden bezocht en zij dan bij hem verblijven in een door hem te bepalen accommodatie in Nederland;
- een informatieregeling vast te stellen die inhoudt dat de vrouw de man tenminste eenmaal per maand op de hoogte stelt over het welzijn van de kinderen, foto’s stuurt en hem informeert over de schoolresultaten en medische aangelegenheden.
4.1.1.
De man acht het meer in het belang van de kinderen dat zij na de scheiding bij hem verblijven. Hij kan hen een stabiele woonomgeving bieden en meer financiële zekerheid.
Bovendien kan oma (vaderszijde) bijspringen om de kinderen te verzorgen en op te voeden als de man aan het werk is. Dit was ook de situatie voordat de vrouw naar Nederland vertrok. De kinderen zijn nog heel jong en zijn nog niet geworteld in Nederland. Bovendien zijn zij in [woonplaats man] geboren en hebben zij daar na hun geboorte tot mei 2023 gewoond en bezitten zij de Amerikaanse nationaliteit. Wanneer de kinderen bij de man in [woonplaats man] wonen, zal de man ervoor zorgen dat de vrouw tenminste vier keer per jaar de kinderen kan komen bezoeken en zal hij de reiskosten van de vrouw voor zijn rekening nemen. Ook zal de man ervoor zorgen dat de kinderen regelmatig contact met de vrouw zullen hebben middels videobellen.
Het verweer van de vrouw op het zelfstandig verzoek
4.2.
De vrouw wil dat de zelfstandige verzoeken van de man worden afgewezen. Volgens de vrouw hadden partijen samen besloten zich met het gezin te vestigen in Nederland, zij het dat de woonsituatie en de financiën van dien aard waren dat door de man kennelijk (alsnog) noodzaak werd gezien weer in Amerika te gaan werken. De verhuizing naar Nederland was door partijen ook voorbereid. Al hun spullen zijn verscheept naar Nederland met de intentie daar te blijven als gezin. Pas nadat de vrouw een tijd alleen met de kinderen in Nederland verbleef, kwam zij tot het inzicht dat een echtscheiding onvermijdelijk was, vanwege de vele ruzies die partijen gedurende het huwelijk hadden.
4.2.1.
De vrouw heeft een woning in Nederland. Het is weliswaar een woning op een huisjespark, maar de vrouw staat er inmiddels ingeschreven. De kinderen zijn gewend aan deze woonplek. De vrouw betwist dat zij de zorg voor de kinderen overliet aan de man. De vrouw stelt dat juist de man tot weinig kwam als hij zijn antipsychoticum en antidepressivum niet nam. Er is niet gebleken dat de man de kinderen een stabielere of anderszins betere opvoedingssituatie kan bieden. De vrouw heeft een woning en werk, haar moeder kan eventueel bijspringen. De kinderen hebben belang bij rust en stabiliteit en die wordt hen nu geboden. Een terugverhuizing naar de Verenigde Staten zou het leven van de kinderen opnieuw ingrijpend veranderen.

5.Het advies van de Raad

5.1.
De Raad heeft zich – in afwachting van de mediation – onthouden van een advies.

6.De beoordeling

6.1.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man de Amerikaanse. Partijen zijn in de Verenigde Staten gehuwd. De zaak heeft daarmee een internationaal karakter. De rechtbank beoordeelt daarom of zij rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
De echtscheiding
6.2.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht en kan met toepassing van het Nederlandse recht beslissen over het verzoek tot echtscheiding. [3]
6.2.1.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling ook om de echtscheiding verzocht. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom toewijzen. Het feit dat een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan ontbreekt staat daar in de gegeven omstandigheden niet aan in de weg. Het is voldoende duidelijk dat het verschil van inzicht tussen partijen hiervoor te groot is.
De hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de informatieregeling
6.3.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht en kan met toepassing van het Nederlandse recht beslissen over het verzoek over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de informatieregeling. [4]
6.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw het meest in hun belang is. Daarbij neemt zij een aantal omstandigheden in overweging. Ten eerste het feit dat de kinderen sinds mei 2023 in Nederland wonen, samen met de vrouw. De man is naar eigen zeggen 24 dagen na aankomst in Nederland weer teruggegaan naar [woonplaats man] om het gezin financieel te kunnen onderhouden. Hij kon geen (passend) werk vinden in Nederland. De vrouw stelt dat die terugkeer ook deels te maken had met de slechte verstandhouding in de relatie tussen partijen. Die terugkeer betekent hoe dan ook dat de kinderen inmiddels ongeveer anderhalf jaar bij de vrouw wonen in Nederland, waarbij de vrouw hun hoofdopvoeder en primaire hechtingsfiguur is. Partijen verschillen van mening over de mate waarin de kinderen zijn geworteld in Nederland. De rechtbank vindt voldoende aannemelijk dat de kinderen inmiddels zijn geworteld in Nederland, omdat zij hier naar de peuterspeelzaal gaan en hier ook de (hechtings)relatie met de vrouw en haar familie aan het opbouwen zijn. Het komt de rechtbank in het belang van de kinderen onwenselijk voor om de kinderen hun primaire hechtingsfiguur te ontnemen en hun hoofdverblijfplaats in de Verenigde Staten bij de man te bepalen. Dit ondanks het feit dat de kinderen daar zijn geboren en hun eerste levensjaren hebben doorgemaakt en de man uiteraard ook een belangrijke band met de kinderen heeft. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij de kinderen tweetalig opvoedt, zodat zij in het contact met de man ook zijn taal kunnen spreken. Die constructie is andersom niet mogelijk, omdat de man geen Nederlands spreekt. De rechtbank heeft van de man geen dringende redenen gehoord die de conclusie rechtvaardigen dat het meer in het belang van de kinderen is om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen. Partijen hebben over en weer zorgen over elkaars financiële (woon)situatie. Ook hebben partijen over en weer gesteld dat de ander psychisch niet stabiel is. Dat een van de partijen psychisch niet in staat zou zijn tot de opvoeding van de kinderen is de rechtbank echter niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de woonruimte van de ene ouder moet worden verkozen boven die van de andere ouder. De rechtbank vindt het belang van de kinderen bij een onverstoord veilig hechtingsproces met hun primaire hechtingsfiguur, namelijk de vrouw, en hun worteling in Nederland de belangrijkste redenen om de hoofdverblijfplaats bij de vrouw te bepalen.
6.3.2.
Aan de hand van de beslissing over de hoofdverblijfplaats van de kinderen willen partijen met de mediation verder gaan voor de vormgeving van de zorgregeling tussen de man en de kinderen. De rechtbank zal partijen daartoe gelegenheid geven. Als partijen er samen niet uitkomen zal de rechtbank een beslissing nemen. In afwachting van bericht over het verloop en/of de uitkomst van de mediation zal de beslissing over de zorgregeling en de informatieregeling worden aangehouden voor de duur van drie maanden (17 juni 2025 pro forma). De advocaten kunnen uiterlijk op die datum laten weten wat voor vervolg partijen aan de procedure willen geven, zo nodig met het opgeven van hun verhinderdagen. Mochten partijen eerder overeenstemming bereiken (of juist niet) kunnen de advocaten evenwel verzoeken de zaak eerder voort te zetten.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2020 te [plaats] (Verenigde Staten van Amerika);
7.2.
bepaalt de hoofdverblijfplaats van:
  • [naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] (V.S.);
  • [naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] (V.S.),
bij de vrouw;
7.3.
verklaart de beslissing onder 7.2. uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
houdt iedere verdere beslissing over de zorgregeling en de informatieregeling aan tot
17 juni 2025 (pro forma), om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de nog voorliggende verzoeken en over de wijze waarop zij de procedure wensen voort te zetten (zo nodig met het opgeven van hun verhinderdagen).
Deze beschikking is gegeven door mr. J.P. Mesman (voorzitter), mr. A.E.M. Overkamp en mr. A.E.H. Bovy, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Vlemmings als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3 lid a, sub vi van de EG-Vo. 2019/1111 (Brussel II-ter) en artikel 10:56 BW.
2.Artikel 7 lid 1 sub b van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en artikel 12 Haags Kinderontvoeringsverdrag.
3.Dit volgt uit artikel 3 lid a, sub vi van de EG-Vo. 2019/1111 (Brussel II-ter) en artikel 10:56 BW.
4.Dit volgt uit artikel 7 lid 1 van de EG-Vo. 2019/1111 (Brussel II-ter) en artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.