ECLI:NL:RBGEL:2025:1756

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
C/05/444647 / FA RK 24-4006
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.T. van Belzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag over minderjarige na beëindiging gezag moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 4 maart 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om hersteld te worden in het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2012. De moeder had eerder haar gezag verloren en de kinderrechter heeft in deze beschikking de procedure en de feiten uiteengezet. De moeder heeft in de afgelopen jaren aanzienlijke persoonlijke ontwikkeling doorgemaakt, waaronder het succesvol afronden van haar behandeling en het verkrijgen van een stabiele woonsituatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2025 zijn de moeder, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De GI heeft geen schriftelijk verweer gevoerd, maar heeft twijfels geuit over het herstel van het gezag, terwijl de Raad positief staat tegenover het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het herstel van het gezag in het belang van het kind is, gezien de positieve ontwikkeling van de moeder en de wens van het kind om bij zijn moeder te wonen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het gezag onmiddellijk hersteld wordt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De voogdij van de GI eindigt op het moment dat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/444647 / FA RK 24-4006
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Beschikking herstel gezag
in de zaak van
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonend op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.L. Vermeer te Rhenen,
over
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna: [minderjarige] .
de kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland(hierna: de GI),
gevestigd te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, ontvangen op 3 december 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 25 februari 2025 zijn gehoord :
- de moeder, bijgestaan door mr. Vermeer;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.2.1.
Aan de partner van de moeder en de vader van [minderjarige] zonder gezag is bijzondere toegang verleend tot de zitting.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven over het verzoek. [minderjarige] heeft dit in een brief aan de kinderrechter gedaan en daarna in een kindgesprek.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 maart 2020 is het gezag van de moeder over onder meer [minderjarige] beëindigd en is de GI tot voogd van [minderjarige] benoemd. Daarvoor stond [minderjarige] onder toezicht van de GI en gold een machtiging uithuisplaatsing van
1 september 2017 tot aan die gezagsbeëindiging.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 november 2022 is een omgangsregeling vastgesteld tussen de moeder en [minderjarige] die inhoudt dat hij contact heeft met de moeder minimaal eens per drie weken gedurende anderhalf uur, waarbij een uitbreiding van de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de GI. Bij diezelfde beschikking is het verzoek tot herstel van het gezag van de moeder over haar toen nog minderjarige dochter ( [naam] ) afgewezen.
2.3.
Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 november 2023 is de beschikking van 17 november 2022 vernietigd voor zover het de omgangsregeling betrof en is als omgangsregeling vastgesteld dat [minderjarige] bij de moeder verblijft minimaal iedere zaterdag van 09.00 uur tot 19.00 uur, waarbij een uitbreiding van de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de GI. De beslissing om het verzoek tot herstel van het gezag af te wijzen is door het hof bekrachtigd.
2.4.
[minderjarige] verblijft op de behandelgroep [naam groep] van Pluryn; een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • haar te herstellen in het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
  • subsidiair: een omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen waarbij opbouw plaatsvindt naar één weekend per veertien dagen, althans een ruimere omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank juist acht.
3.2.
Er is veel veranderd in het leven van de moeder. Zij woont inmiddels samen en is in 2023 gehuwd. Zij heeft geen bewindvoering of begeleiding meer en de situatie is al langere tijd stabiel. De moeder heeft haar behandeling bij Kairos succesvol afgerond. Ook heeft zij haar opleiding tot ervaringsdeskundige bij IrisCovery (onderdeel van IrisZorg) afgerond. De moeder werkt daar nu als vrijwilliger en vanaf oktober betaald. Door de persoonlijke ontwikkeling die de moeder heeft doorgemaakt, is zij ook goed in staat om mee te denken over de behandeling van [minderjarige] . De moeder heeft daarover contact met Pluryn. Ter onderbouwing daarvan heeft zij meerdere producties overgelegd. De moeder vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij weer het gezag krijgt. Dit is het uitgangspunt van de wet. Daarnaast is het ook voor de identiteitsvorming van [minderjarige] belangrijk dat de moeder het gezag weer krijgt, zodat hij zijn verdere jeugd bij zijn moeder kan opgroeien. De moeder zal zich niet verzetten tegen eventuele hulpverlening of een ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De moeder zal evenmin de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij Pluryn vroegtijdig beëindigen. De behandeling van [minderjarige] is belangrijk en voordat er overgegaan kan worden tot een thuisplaatsing stelt de moeder voor eerst via een gezinsopname te kijken naar de haalbaarheid van een thuisplaatsing.
3.3.
Indien de rechtbank het gezag van de moeder niet herstelt, wil zij graag dat de omgangsregeling tussen haar en [minderjarige] wordt uitgebreid.

4.Het verweer

4.1.
De GI heeft geen schriftelijk verweer gevoerd. Wel hebben zij mondeling toegelicht dat zij willen dat de Raad onderzoek doet naar het gezag, alsemede de vraag of er bij positief advies een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nodig zijn. Volgens de GI is de samenwerking met de moeder in het verleden namelijk wisselend verlopen. Om die reden twijfelen zij of herstel van het gezag wel in het belang van [minderjarige] is. Wel heeft de moeder grote stappen gezet en is de samenwerking momenteel goed.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
De Raad stelt dat de situatie een ondertoezichtstelling niet rechtvaardigt. De moeder werkt overal aan mee en staat open voor hulpverlening. Niettemin is het wenselijk als de huidige mensen vanuit de GI betrokken kunnen blijven, al dan niet via nazorg vanuit de actieve consultatieve dienstverlening van Jeugdbescherming Gelderland. De Raad ziet geen noodzaak om onderzoek te doen naar het gezag. Volgens de Raad is voldoende duidelijk dat de moeder in het gezag hersteld kan worden. Dat laat onverlet dat er nog veel moet gebeuren voordat [minderjarige] thuis kan wonen. De moeder heeft echter laten zien dat zij hier goed over na heeft gedacht. [minderjarige] krijgt nog traumatherapie en daarna zal mogelijk nog een gezinsbehandeling en een gezinsopname volgen, voordat thuisplaatsing aan de orde is. Het is belangrijk dat de moeder in samenwerking blijft met de GI en de hulpverlening. De Raad heeft voldoende vertrouwen dat de moeder dit zal doen.

6.De beoordeling

Wat is de beslissing?

6.1.
De rechtbank zal het gezag van de moeder herstellen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Herstel gezag
6.2.
De moeder wil worden hersteld in haar gezag over [minderjarige] . Het gezag kan worden hersteld indien dit in het belang van het kind is en de ouder duurzaam in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen. [1]
6.2.1.
De rechtbank vindt voldoende gebleken dat de moeder weer in staat is om op een duurzame manier de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Dat wil niet zeggen dat een thuisplaatsing op dit moment raadzaam is of dat bij zijn verzorging en opvoeding geen enkele hulp meer nodig is. De moeder heeft echter laten zien dat zij haar leven op orde heeft en kan samenwerken met de hulpverlening en de GI op een manier die het belang van [minderjarige] en zijn behandeling ten goede komt. De moeder heeft – ondanks dat zij geen gezag heeft – de lijntjes kort gehouden met de hulpverlening en de GI, ook in de perioden dat er geen vaste voogd was voor [minderjarige] . Pluryn heeft zich in een drietal brieven positief uitgelaten over de moeder, met name wat betreft de samenwerking, haar positieve houding ten opzichte van de behandeling van [minderjarige] en haar vermogen om te reflecteren en te willen blijven leren in het belang van de ouder-kindrelatie. Ook is de moeder met haar verslaving aan de slag gegaan en is zij daar succesvol voor behandeld. Zij werkt inmiddels zelfs als ervaringsdeskundige bij IrisZorg om op die manier andere mensen te helpen met hun verslaving. Daarnaast heeft de moeder goed gemotiveerd wat haar ideeën zijn om thuisplaatsing goed te laten verlopen op het moment dat zij en [minderjarige] daar klaar voor zijn. Zo stelt zij voorop dat [minderjarige] voorlopig nog bij Pluryn blijft om zijn (trauma)behandeling voort te zetten. Vervolgens wil zij ook nog gezamenlijk met [minderjarige] behandeling aangaan. De moeder en [minderjarige] krijgen al samen psychomotorisch therapie (PMT), maar ook een gezinsbehandeling, mogelijk in de vorm van een gezinsopname ziet de moeder als belangrijke tussenstap voor de thuisplaatsing. Als [minderjarige] eenmaal thuis woont, is de moeder bereid de intensieve ambulante gezinsbehandeling (IAG) voort te zetten.
6.2.2.
De wet stelt als aanvullende voorwaarde dat het herstel van het gezag in het belang van het kind moet zijn. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in overweging.
[minderjarige] wil heel graag bij zijn moeder en stiefmoeder wonen. Hij komt daar graag en het is daar naar zijn mening altijd gezellig. [minderjarige] vindt het een fijn idee dat zijn moeder weer meer over hem kan beslissen en bepalen. Dit doet zij nu ook al wel een beetje. [minderjarige] is op de groep erg vaak weggelopen, vooral omdat hij school niet leuk vindt. Van thuis (bij de moeder en stiefmoeder) weglopen doet hij echter niet. De kinderrechter heeft met [minderjarige] besproken dat het belangrijk is dat hij zijn best blijft doen op school en dat hij niet moet weglopen. Als hij wegloopt maakt zijn moeder zich namelijk veel zorgen over hem. [minderjarige] vindt het belangrijk wat zijn moeder en stiefmoeder vinden en luistert daardoor steeds beter naar hen, omdat zij erg belangrijk voor hem zijn en hij voor hen.
De moeder vraagt hulp waar nodig en zij heeft veel steun aan haar vrouw. [minderjarige] heeft nog stappen te zetten zowel in zijn behandeling als op school. Het is daarom helpend als zijn moeder hem daarin kan helpen door beslissingen te nemen die door [minderjarige] gerespecteerd worden. De rechtbank vindt het herstel van het gezag daarom in het belang van [minderjarige] . Op dit moment lijkt die beslissing het meest helpend om het toekomstbeeld dat de moeder en [minderjarige] voor zich zien, te kunnen realiseren.
Uitvoerbaarheid bij voorraad en de beëindiging voogdij van Jeugdbescherming Gelderland
6.3.
Als het gezag over een minderjarige die onder voogdij staat aan een of beide ouders van die minderjarige wordt opgedragen [2] , eindigt de voogdij op de dag waarop de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Als de beschikking echter uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, eindigt de voogdij daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden. [3]
6.4.
In dit geval ziet de rechtbank geen reden om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing meteen geldt, ook als hoger beroep wordt ingesteld.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
herstelt het ouderlijk gezag van de moeder
[naam moeder]over:
-
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T. van Belzen, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Vlemmings als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:277 lid 1 BW.
2.Bijvoorbeeld via het herstel gezag.
3.Artikel 1:281 lid 1 en 2 BW.