ECLI:NL:RBGEL:2025:1919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
11302631 BH VERZ 24-22897
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door tekortschieten van mentor in zorgplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een beschikking betreffende de schadevergoeding die betrokkene heeft geleden door toerekenbaar tekortschieten in de zorg van haar mentor. Betrokkene, die onder bewind en mentorschap stond, heeft schade geleden doordat haar voormalig mentor, [voormalig mentor], haar zorgplicht niet heeft nageleefd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de mentor gedurende de periode van 23 december 2021 tot 16 januari 2025 niet adequaat heeft gefunctioneerd, waardoor betrokkene zelf de taken van de mentor heeft moeten vervullen. De kantonrechter heeft de mentor veroordeeld tot betaling van € 4.098,55 aan betrokkene, ter compensatie van de onnodige kosten voor het mentorschap. De vordering tot vergoeding van de kosten voor het wisselen van bewindvoerder is afgewezen, omdat de mentor niet tekort is geschoten in haar zorgplicht met betrekking tot het beëindigen van haar rol als mentor. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een mentor en de gevolgen van het niet nakomen van deze verantwoordelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind
Zittingsplaats Zutphen
registernummer: MB 21200
zaaknummer: 11302631 BH VERZ 24-22897

beschikking van de kantonrechter van 14 maart 2025

betreffende

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode en woonplaats] , [straat en huisnummer] ,
hierna te noemen: betrokkene,
over wier goederen bewindvoerders zijn

[bewindvoerder 1]

en
[bewindvoerder 2],
correspondentieadres: [postbus] , [postcode en plaats] ,
hierna te noemen: bewindvoerders,
en van wie vanaf 23 december 2021 tot 16 januari 2025 mentor was

[voormalig mentor] ,

correspondentieadres: [postbus] , [postcode en plaats] ,
hierna te noemen: ‘de voormalig mentor’ of ‘ [voormalig mentor] ’.

De procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de mentorschapsrapportage over 2022, ontvangen op 11 januari 2023 en aangevuld op 1 juni 2023;
- de mentorschapsrapportage over 2023, ontvangen op 31 januari 2024 en aangevuld op 26 maart 2024;
- de e-mail met bijlagen van de bewindvoerders van 9 september 2024;
- de e-mail van de bewindvoerders van 18 september 2024;
- de e-mail met bijlage van de bewindvoerders van 19 september 2024;
- het verzoekschrift van de bewindvoerders, ontvangen op 8 oktober 2024;
- het verweerschrift van de mentor, ontvangen op 6 november 2024;
- de e-mail met bijlage van de bewindvoerders van 27 november 2024;
- de e-mail met bijlage van de bewindvoerders van 3 februari 2025;
- de reactie van de mentor, ontvangen op 14 februari 2025 (per post) en op 17 februari 2025 (per e-mail).
Het verzoek is behandeld op de zitting van 20 januari 2025. Hierbij is betrokkene samen met haar begeleiders mevrouw [begeleider 1] en mevrouw [begeleider 2] van [organisatie begeleiding] verschenen. Tevens is verschenen bewindvoerder [bewindvoerder 2] . Namens de voormalig mentor is verschenen [medewerker] .

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 augustus 2021 is een bewind ingesteld over alle goederen die betrokkene (zullen) toebehoren wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand, met benoeming van [voormalig bewindvoerder] van het kantoor [voormalig bewindvoerderskantoor] tot bewindvoerder.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 22 december 2021 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene, met benoeming van [voormalig mentor] tot mentor.
Met ingang van 15 januari 2024 is [voormalig bewindvoerder] ontslagen als bewindvoerder van betrokkene en zijn [bewindvoerder 2] en [bewindvoerder 1] van het kantoor [bewindvoerderskantoor] benoemd tot opvolgend bewindvoerders.
Met ingang van 16 januari 2025 is [voormalig mentor] ontslagen als mentor en is [opvolgend mentor] benoemd tot opvolgend mentor.

Het verzoek en het verweer

De bewindvoerders stellen in hun verzoekschrift dat betrokkene vanaf ongeveer januari 2022 geen mentor heeft gehad aan [voormalig mentor] . Verder is betrokkene niet geïnformeerd over het PGB-beheer van de mentor. [voormalig mentor] heeft betrokkene uiteindelijk geadviseerd om over te stappen naar een andere mentor. Dit zorgde ervoor dat betrokkene ook moest overstappen naar een andere bewindvoerder omdat de oude bewindvoerder het PGB-beheer niet wilde overnemen van de mentor. De bewindvoerders vorderen namens betrokkene de volgende kosten als schade van [voormalig mentor] :
- Opstartkosten mentorschap [voormalig mentor] : € 709,06 inclusief BTW;
- Mentorkosten mentorschap [voormalig mentor] vanaf 1 december 2022 tot en met de datum van overstap naar [opvolgend mentor] :
- voor 2022: € 125,54 inclusief BTW;
- voor 2023: € 1.506,48 inclusief BTW;
- voor 2024 (en 2025): € 133,10 inclusief BTW per maand, tot en met de maand van overstap mentorschap;
- Afsluitkosten bewind van bewindvoerder [voormalig bewindvoerder] ( [voormalig bewindvoerderskantoor] ): € 281,93 inclusief BTW;
- Opstartkosten bewind van bewindvoerders [bewindvoerderskantoor] : € 751,41 inclusief BTW.
[voormalig mentor] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij voert aan dat zij in haar tijd als mentor van betrokkene haar taak naar eer en geweten heeft uitgevoerd. [voormalig mentor] heeft voldoende inspanning geleverd om het belang van betrokkene te borgen. [voormalig mentor] is van mening dat de kosten die door haar in rekening zijn gebracht gegrond zijn. Het is niet gerechtvaardigd dat de kosten van de overstap naar een andere bewindvoerder voor rekening van de mentor komen. Het is niet de keuze van [voormalig mentor] geweest dat de voormalig bewindvoerder het PGB niet wilde beheren en haar taak als bewindvoerder wilde overdragen.
Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht.

De beoordeling

Een gewezen mentor blijft op grond van artikel 1:461 lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verplicht al datgene te doen wat niet zonder nadeel voor de betrokkene kan worden uitgesteld totdat een andere mentor bevoegd is ten aanzien van de aangelegenheden betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
Op basis van artikel 1:454 lid 2 BW is de mentor jegens betrokkene aansprakelijk indien zij in de zorg van een goed mentor te kort schiet, tenzij de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Op grond van de artikelen 1:381 lid 4, 1:386 BW en 1:362 BW kan de kantonrechter de schade vaststellen die betrokkene door het tekortschieten heeft geleden en de mentor veroordelen tot vergoeding daarvan.
Het mentorschap is ingesteld en [voormalig mentor] is benoemd tot mentor met ingang 23 december 2021. Betrokkene stelt dat zij een intakegesprek heeft gehad en dat met de contactpersoon was afgesproken dat die nader zou komen kennismaken. Toen zij na drie maanden nog niets had gehoord, heeft betrokkene zelf contact opgenomen en bleek de contactpersoon langdurig afwezig. Zij heeft vervolgens een gesprek gehad met een vervangend contactpersoon van [voormalig mentor] (hierna: de vervanger). Na dat gesprek heeft zij weer lange tijd niets gehoord. [voormalig mentor] ontkent dat niet.
Bij mail van 2 december 2022 heeft de vervanger betrokkene een aangepast mentorschapsplan en mentorschapsrapportage over het eerste jaar toegestuurd. Betrokkene heeft daar bij mail van 16 december 2022 op gereageerd. In haar reactie heeft zij onder meer aangegeven dat het niet klopte dat de mentor haar elke twee maanden had gesproken. Omdat de stukken volgens haar niet juist waren, wilde zij deze niet tekenen. Wel heeft zij voorgesteld dat de mentor en zij een gesprek zouden hebben. De vervanger heeft vervolgens laten weten dat het haar beter leek dat betrokkene een andere mentor zou zoeken. Deze mails heeft betrokkene overgelegd. Tevens heeft zij nog een aantal andere mails overgelegd. Zij stelt dat de overgelegde mails alle mentorschapscontacten met de mentor bevatten. [voormalig mentor] heeft erkend dat er geen andere contacten tussen de mentor en betrokkene of de hulpverleners zijn geweest.
Wel geven zowel betrokkene als [voormalig mentor] aan dat er andere contacten zijn geweest, die echter allemaal het PGB betroffen. Over die belangenbehartiging heeft betrokkene geen klachten en [voormalig mentor] heeft daarvoor een aparte beloning ontvangen.
Uit de hiervoor genoemde, overgelegde mails blijkt dat de zorg door betrokkene en haar begeleiding is geregeld en dat de mentor alleen af en toe op de hoogte is gesteld. De mentor heeft één keer getekend voor iets wat door betrokkene en de begeleiding geregeld was en waarvoor de tekeningsbevoegdheid bij de mentor lag. Anders dan de intakegesprekken met de eerste contactpersoon en de vervanger hebben de mentor en betrokkene geen gesprekken gehad. De mailwisseling van juni 2024 tussen [voormalig mentor] en de nieuwe mentor wijst er ook op dat er inhoudelijk niets was wat de mentor aan haar opvolger kon overdragen.
[voormalig mentor] is met ingang van 16 januari 2025 ontslagen.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van ernstig nalaten van [voormalig mentor] . Feitelijk is aan het mentorschap in de ruim drie jaar dat dit geduurd heeft nooit invulling gegeven en heeft betrokkene met haar begeleidsters zelf de taken van de mentor vervuld. Dat [voormalig mentor] in de mail van 31 juli 2023 gevraagd heeft om informatie over de stand van zaken van traumabehandeling en beschermd wonen (zie haar reactie op de nadere stukken over de wijziging van bewindvoerder) leidt niet tot een ander oordeel.
In de Aanbevelingen Mentorschap, versie 2 december 2019 onder B staan de taken van de mentor als volgt omschreven:

B. De taken van de mentor
1. De mentor is geen eerstelijns hulpverlener, maar eenregisseur van de zorgvoor de betrokkene, die pas in deze rol in actie komt wanneer dat nodig is. De mentor is bijvoorbeeld aanwezig bij de bespreking van het zorgplan, maar de uitvoering van de zorg behoort niet tot de taken van de mentor. Wel dient de mentoractief te waken over de belangen van betrokkene, wat niet alleen inhoudt dat afspraken over de zorg worden gemaakt maar ook dat er op wordt toegezien dat de afspraken worden opgevolgd door goede uitvoering met beoogd resultaat.(…)
5. In artikel 5, derde en zevende lid (moet zijn: vierde en negende lid
), Besluit kwaliteitseisen CBM staat dat de mentor tenminstetweemaandelijks persoonlijk contact met betrokkene heeft, tenzijbetrokkene geen contact met de mentor wenst of daartoe niet in staat is.
6. Vanaf 1 januari 2015 wordt het PGB in de meeste gevallen niet meer overgemaakt naar de bankrekening van betrokkene. In plaats daarvan ontvangt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) het PGB. De SVB betaalt vervolgens op verzoek van de bewindvoerder of mentor aan zorgverleners uit. De bewindvoerder of mentor hebben daarmee een ‘trekkingsrecht’. Ook kan de SVB een zogenoemde gewaarborgde hulp aanwijzen, die hiervoor zorgdraagt. Als er naast de mentor tevens een beschermingsbewindvoerder is benoemd, wordt bij voorkeur de bewindvoerder belast met de uitvoering van het PGB (het indienen van de noodzakelijke stukken bij de SVB). Omdathet selecteren van zorgaanbieders tot de taak van de mentor behoort, maar de bewindvoerder verantwoordelijk is voor de kosten van de zorgaanbieders, zullen de bewindvoerder en de mentor overleg moeten voeren over de inschakeling daarvan. De bewindvoerder kan ervoor kiezen om de uitvoering van het PGB over te laten aan de mentor. De bewindvoerder dient zich er dan wel van te vergewissen dat het beheer van het PGB goed wordt uitgevoerd. De bewindvoerder dient immers te voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan omdat het zorgkantoor tot terugvordering overgaat.(…)
8. De professionele mentor die zijn taak tegen een beloning verricht dient eenjaarlijks verslagomtrent het verloop van het mentorschap bij de kantonrechter in te dienen.
De mentor heeft geen regie gevoerd over de zorg, heeft geen tweemaandelijkse gesprekken met betrokkene gevoerd, heeft niet toegezien op de uitvoering van de zorg en de zorgaanbieders niet zelf geselecteerd. Zij heeft weliswaar tweemaal een jaarlijks verslag ingediend, maar die verslagen zijn niet naar waarheid ingevuld en/of de tekst daarvan was voor een andere uitleg vatbaar:
In de mentorschapsrapportage over 2022, ontvangen op 11 januari 2023 en aangevuld op 1 juni 2023, geeft de mentor aan dat er telefonisch en mailcontact geweest is met betrokkene en haar begeleiding en dat de rapportage over 2022 door de mentor per mail aan betrokkene is gestuurd, maar dat zij er geen reactie op heeft ontvangen. [voormalig mentor] heeft erkend dat genoemde contacten niet hebben plaatsgevonden en uit de overgelegde mailwisseling blijkt dat de mentor vóór het moment van indienen al een reactie van betrokkene daarop had ontvangen. De rapportage is derhalve onwaar.
In de mentorschapsrapportage over 2023, ontvangen op 31 januari 2024 en aangevuld op 26 maart 2024, schrijft de mentor dat er maandelijks mailcontact met betrokkene is over het PGB en de urenregistratie van de begeleiding. Daarmee heeft zij de indruk gewekt dat er in het kader van het mentorschap contact tussen hen was, daarover ging die rapportage immers, terwijl feitelijk alleen contact over het PGB plaatsvond. In die rapportage geeft de mentor ook aan dat het rapport niet met betrokkene is besproken wegens haar lichamelijke en geestelijke vermogens. Desgevraagd heeft de mentor aangegeven dat de ervaring leert dat betrokkene haar mening niet kan geven zonder interventie van haar hulpverleners. Uit het dossier blijkt echter over betrokkene dat zij bovengemiddeld intelligent is maar dat zij uitvoerend op zwakbegaafd niveau functioneert. Op zitting heeft betrokkene haar standpunt helder en duidelijk naar voren gebracht. Het rapport had dus wel degelijk met betrokkene besproken kunnen worden.
Gelet op dit alles is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van ernstig tekortschieten van de mentor in de zorg van een goed mentor. Dit tekortschieten kan de mentor ook worden toegerekend. Door deze toerekenbare tekortkoming van [voormalig mentor] heeft betrokkene schade geleden.
Schade door onnodige kosten voor het mentorschap
In 2022 heeft [voormalig mentor] haar taken niet uitgevoerd. Toen zij daarop werd aangesproken heeft zij haar handen van het dossier afgetrokken door te mailen dat betrokkene maar een ander moest zoeken. Zolang het mentorschap loopt en er niet een andere mentor is, dient een mentor haar werk te blijven doen. Als dat haar onmogelijk gemaakt wordt, moet zij ontslag vragen. De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval niet gebleken is van onmogelijkheid en dat dit ook niet aannemelijk is. Na de mail van 19 december 2022 heeft de mentor ook niet zelf om haar ontslag of om opheffing gevraagd maar alleen een aantal keer aan betrokkene gevraagd of zij al een andere mentor had gevonden. Hierdoor is het mentorschap bij [voormalig mentor] onnodig lang doorgelopen, tot 16 januari 2025. De vordering tot vergoeding van de schade die betrokkene heeft geleden doordat zij over de periode van december 2022 tot en met januari 2025 betaald heeft voor niet uitgevoerd mentorschap is toewijsbaar zoals gevorderd.
De kantonrechter ziet geen aanleiding deze periode in te korten met de periode die nodig zou zijn geweest om een mentor te vinden als [voormalig mentor] zelf in december 2022 haar ontslag had gevraagd omdat [voormalig mentor] feitelijk in 2022 ook al geen uitvoering heeft gegeven aan het mentorschap.
De opstartkosten van het mentorschap bij de opvolgend mentor zijn eveneens toewijsbaar. Als [voormalig mentor] aan het mentorschap juist uitvoering had gegeven, of daaraan nooit was begonnen, had betrokkene niet hoeven overstappen naar een andere mentor en had zij niet een tweede keer de kosten voor opstarten van een mentorschap gehad. [voormalig mentor] heeft laten weten dat zij geen eindkosten zal rekenen.
De kantonrechter zal de vordering als volgt toewijzen:
Mentorschapkosten inclusief BTW vanaf 1 december 2022 tot 16 januari 2025:
 2022: € 125,54
 2023: € 1.506,48
 2024: € 1.597,20
 2025: € 70,73
Opstartkosten mentorschap inclusief BTW:
€ 798,60 +
Totaal € 4.098,55.
Schade door kosten voor een andere bewindvoerder
De bewindvoerders vorderen verder namens betrokkene de kosten voor de overstap naar een andere bewindvoerder. Zij stellen dat betrokkene gedwongen was over te stappen naar een andere bewindvoerder omdat [voormalig mentor] als mentor zou stoppen en het PGB niet meer zou beheren, haar bewindvoerder geen PGB beheer deed en het niet mogelijk was om een nieuwe mentor in haar regio te vinden die ook PGB beheer deed.
[voormalig mentor] erkent dat er een andere gewaarborgde hulp moest komen omdat het mentorschap en daarmee ook het PGB beheer bij haar zou stoppen. Volgens haar is ook begrijpelijk dat de toenmalige bewindvoerder niet als gewaarborgde hulp wilde optreden omdat een bewindvoerder volgens haar niet over de tijd en mogelijkheden beschikt om een goede gewaarborgde hulp te zijn. Zij betwist dat het niet lukte een mentor te vinden die PGB beheer deed. De opties van een mentorschapskantoor in [plaats 1] en [plaats 2] lijken niet verder te zijn onderzocht.
De kantonrechter constateert dat uit de stukken blijkt dat de begeleiding van betrokkene langdurig gezocht heeft, zowel naar een aparte gewaarborgde hulp als naar een mentor of een bewindvoerder die ook PGB beheer doet. Daarbij is ook cliëntondersteuning [organisatie 1] (hierna: de cliëntondersteuner) ingeschakeld. De begeleidsters van betrokkene hebben gezocht via [organisatie 2] , [organisatie 3] , [organisatie 4] en het [organisatie 5] . Tevens blijkt dat cliëntondersteuner contact zal hebben met de (naar het oordeel van de kantonrechter meest voor de hand liggende instantie om zo’n uitvoerder te vinden, namelijk de) branchevereniging van bewindvoerders en één van de mentoren van het kantoor in [plaats 1] . De kantonrechter is van oordeel dat in het kader van een zoektocht die zo uitgebreid is als uit het vorenstaande naar voren komt niet hoeft te worden toegelicht waarom uit de stukken blijkende opties zijn afgevallen. Overigens ligt [plaats 2] circa 100 km van de woonplaats van betrokkene, hetgeen voor mentorschap niet bij voorbaat wenselijk is.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de bewindvoerders (en betrokkene zelf) hun stelling dat betrokkene door toedoen van [voormalig mentor] , die zich als mentor en daardoor ook als PGB beheerder terugtrok, ook heeft moeten wisselen van bewindvoerder (en niet alleen van mentor), gelet op de verweren van [voormalig mentor] , voldoende hebben onderbouwd. De eigen bewindvoerder van betrokkene deed geen PGB beheer en het lukte niet om een andere mentor die ook PGB beheer doet, te vinden, of een aparte gewaarborgde hulp.
De kantonrechter is echter van oordeel dat een mentor, ook zonder begrijpelijke aanleiding en uitleg, mag stoppen als mentor en mag vragen om het eigen ontslag. Dat levert in het algemeen geen toerekenbare tekortkoming van die mentor op, hoe vervelend dat voor betrokkene ook kan zijn. De verantwoordelijkheid voor het vinden van een opvolgend mentor en pgb beheerder, ligt ook niet bij de mentor. Het was mooi geweest als de mentor zich na haar beslissing om te stoppen had ingezet voor het vinden van een mentor die ook PGB beheer doet, en veel uitvoerders spannen zich als zij stoppen ook in voor het vinden van een passende opvolger, maar de mentor is daartoe niet verplicht. Door het stoppen en door het niet begeleiden van betrokkene naar een andere uitvoerder is [voormalig mentor] in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter niet tekortgeschoten in de zorg die de kantonrechter van een goede mentor verwacht.
Als [voormalig mentor] direct in 2022 haar ontslag had gevraagd of nooit begonnen was als mentor voor betrokkene had betrokkene ook een andere uitvoerder voor het PGB beheer moeten zoeken. De kosten voor het wisselen van bewindvoerder zijn derhalve wel kosten die het gevolg zijn van de beslissing van [voormalig mentor] om te stoppen als mentor en PGB beheerder van betrokkene maar niet van een toerekenbare tekortkoming van [voormalig mentor] . Daarom zal de kantonrechter het deel van de vordering dat ziet op die kosten afwijzen.
Conclusie
De kantonrechter zal [voormalig mentor] veroordelen in de schade door onnodige kosten voor het mentorschap ad € 4.098,55 en de schade door kosten van wisselen van bewindvoerder/PGB beheerder ad € 1.033,34 afwijzen.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [voormalig mentor] tot betaling aan [betrokkene] , van een bedrag van € 4.098,55 (zegge vierduizend achtennegentig euro en vijfenvijftig cent) vanwege ernstig tekortschieten in de zorg van een goed mentor;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden:
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.