ECLI:NL:RBGEL:2025:1926
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet met betrekking tot ingangsdatum en terugwerkende kracht
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de toewijzing van de helft van de kinderbijslag voor zijn twee kinderen, zoals vastgesteld door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB had op 21 april 2023 de helft van de kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2023 aan eiser toegewezen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar de SVB bleef bij zijn besluit. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil tussen eiser en de SVB enkel betrekking heeft op de ingangsdatum van de kinderbijslag. Eiser heeft verzocht om kinderbijslag met terugwerkende kracht, maar de SVB heeft aangegeven dat eiser pas recht heeft op de kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2023. De rechtbank heeft de aanvraag van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de SVB terecht heeft besloten dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag met terugwerkende kracht. Eiser heeft pas op 19 maart 2023 een aanvraag ingediend en er is geen bewijs dat hij de kinderen in de periode daarvoor alleen of in overwegende mate heeft onderhouden.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen wettelijke verplichting is voor de SVB om te controleren of de ontvangen kinderbijslag ten goede komt aan de kinderen. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hem was toegezegd dat de kinderbijslag met terugwerkende kracht zou worden betaald. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de SVB terecht de kinderbijslag heeft toegekend vanaf het tweede kwartaal van 2023. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.