ECLI:NL:RBGEL:2025:1965

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
05/305621-23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt en onverklaarbaar vermogen

Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit hennepteelt en onverklaarbaar vermogen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde een bedrag van € 75.365,78 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald, bestaande uit € 28.355,78 uit de opbrengst van drie hennepoogsten en € 47.010,00 uit onverklaarbaar vermogen. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 26 februari 2023 tot 16 november 2023 een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, waaruit hij winst heeft behaald. Daarnaast is vastgesteld dat de veroordeelde onverklaarbare contante stortingen op zijn bankrekeningen heeft gedaan, die niet uit legale bronnen konden worden verklaard. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de veroordeelde veroordeeld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat en heeft de wettelijke bepalingen toegepast die relevant zijn voor deze ontnemingszaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/305621-23 (ontneming)
Datum uitspraak : 5 maart 2025
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat in Nijmegen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op
€ 105.665,78. Het bedrag is de optelsom van twee bedragen, te weten het bedrag van
€ 33.855,78, resulterende uit de opbrengst van de hennepteelt in de periode van 7 februari 2023 t/m 28 september 2023, en het bedrag van € 71.810,00 dat als onverklaarbaar vermogen uit een kasopstelling volgt.

2.De procedure

De zaak is onderzocht op de openbare terechtzitting van 19 februari 2025.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat de veroordeelde in de eerste plaats wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit de opbrengst van
3 eerdere hennepoogsten in de ten laste gelegde periode van 26 februari 2023 t/m 16 november 2023.
Volgens de officier van justitie dient daarbij rekening te worden gehouden met het bedrag van € 5.500,00 dat de veroordeelde inmiddels aan [slachtoffer] heeft terugbetaald, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de opbrengt van de hennepkwekerij kan worden vastgesteld op € 28.355,78.
Ten aanzien van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit onverklaarbaar vermogen door veroordeelde tot een bedrag van € 71.810,00 (welk bedrag volgt uit een kasopstelling en als onverklaarbaar vermogen wordt aangemerkt, waarbij volgens de officier van justitie sprake is geweest van witwassen) , heeft de veroordeelde volgens de officier van justitie aannemelijk gemaakt dat hij met de verkoop van gerestaureerde brommers een bedrag van € 9.800,00 legaal heeft verkregen en dat hij door schenkingen van zijn moeder een totaalbedrag van € 15.000,00 heeft ontvangen. Het hiervoor genoemde bedrag van € 71.810,00 dient volgens de officier van justitie dan ook te worden verminderd met de voornoemde bedragen van € 9.800,00 en € 15.000,00, zodat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit witwassen op € 47.010,00 kan worden vastgesteld.
Het voorgaande betekent dat het in totaal verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden vastgesteld op € 75.365,78, te weten het bedrag van € 28.355,78 (opbrengst hennepkwekerij) vermeerderd met het bedrag van € 47.010,00 (opbrengst witwassen). De officier van justitie heeft aangegeven dat dit bedrag kan worden afgerond naar € 75.000,00 en verzoekt dan ook het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 75.000,00 en veroordeelde tot betaling van dit bedrag te veroordelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van eerdere oogsten en dat de veroordeelde geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit enige opbrengst(en) van de hennepteelt.
Ten aanzien van het gestelde onverklaarbaar vermogen wegens contante stortingen heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat strafbare feiten ertoe hebben geleid dat de veroordeelde over deze contanten kon beschikken. Er is daarom geen sprake van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering is volgens de raadsman niet op de wet gebaseerd.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de veroordeelde in de periode van 2014 t/m 2022 ten minste 22 brommers heeft gerestaureerd en verkocht en daarmee (contante) inkomsten (in totaal € 18.050,00) heeft gegenereerd. Daarnaast heeft hij vooruitlopend op de erfenis € 15.000,00 contant van zijn moeder gekregen. Op 26 september 2018 heeft de veroordeelde een Volkswagen Polo voor € 6.000,00 verkocht en het bedrag contant ontvangen. Het contant verkregen geld heeft hij in een camper en een caravan geïnvesteerd. Doordat hij de camper met winst kon verkopen heeft hij € 13.650,00 verdiend.
De raadsman heeft primair om afwijzing van de gehele vordering verzocht. Indien de rechtbank de vordering of een deel ervan zou toewijzen heeft de raadsman subsidiair verzocht rekening te houden met bovenstaande bedragen en het bedrag van € 5.500,00, dat veroordeelde reeds aan [slachtoffer] terug heeft betaald, in mindering te brengen.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 5 maart 2025 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde ter zake van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 140 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 70 dagen hechtenis.
De rechtbank is in deze ontnemingszaak van oordeel dat aannemelijk is dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit strafbare feiten, als bedoeld in artikel 36e lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen. [1]
Op donderdag 16 november 2023 heeft de politie in de kelder van de woning van de veroordeelde aan de [adres] in [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij met 118 hennepplanten aangetroffen. [slachtoffer] heeft de elektriciteitsvoorziening van de woning onderzocht en geconstateerd dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. [2] In het onderzoek van [slachtoffer] is onder meer geconstateerd dat de hennepkwekerij van 26 februari 2023 tot 16 november 2023 in werking was en dat minimaal 17.291 kWh stroom illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. Dit betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van tenminste 3 eerdere teelten. De aangetroffen teelt was tenminste 7 weken oud. Het totaalbedrag dat de veroordeelde aan [slachtoffer] verschuldigd is, bedraagt € 7.994,22. [3]
In het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht’ van 17 november 2023 is ervan uitgegaan dat de veroordeelde drie eerdere oogsten heeft gehad. Het rapport vermeldt dat bij onderzoek naar de kweekruimte de volgende indicatoren aanwezig bleken voor drie eerder gerealiseerde oogsten:
droge resten van hennepplanten in de kweekruimte en afgeknipte bladeren in de ruimte voor de kweekruimte;
vervuilde filterdoeken van de koolstoffilters;
een niet doorbroken stoflaag op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder en het rotorblad van de ventilator;
het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was verkleurd op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de lat;
de productiedata op verschillende goederen, die zijn gebruikt ten behoeve van het kweken van hennep:
- een slakkenhuis: productiedatum 13 oktober 2005;
- een luchtbevochtiger: productiedatum juni 2022;
- een ledlamp: productiedatum januari 2019; en
- een garantiebewijs van 7 februari 2023, betreffende de ruil van een defecte ledlamp. [4]
De rechtbank vindt op grond van het voorgaande aannemelijk dat veroordeelde in de periode van 26 februari tot en met 16 november 2023 in zijn woning hennep teelde en dat er sprake is geweest van drie oogsten. De verklaring van de veroordeelde dat hij nog geen oogst heeft gehad, is niet aannemelijk in het licht van de in het rapport genoemde indicatoren en de overige bewijsmiddelen. De rechtbank gaat ervan uit dat veroordeelde met de hennepkwekerij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij berust op de berekening die is gemaakt in het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Wetboek van Strafrecht’ van 17 november 2023. Hiervoor is gebruik gemaakt van de standaardnormen van het Functioneel Parket Afpakken. De veroordeelde heeft geen verklaring afgelegd op basis waarvan aannemelijk is geworden dat moet worden uitgegaan van andere normen, bijvoorbeeld wat betreft de hennepopbrengst per plant of de verkoopprijs per kilo hennep.
In het rapport wordt uitgegaan van een opbrengst per oogst van € 12.342,68. Het rapport berekent deze opbrengst als volgt.
Op 16 november 2023 stonden 118 hennepplanten in de kweekruimte. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 6 m². Volgens de tabel opgenomen bij het rapport van Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016 is de opbrengst aan hennep per plant (bij 20 planten per m²) minimaal 25,7 gram. De opbrengst per oogst is dan 3,0326 kilogram (118 planten x 25,7 gram). Uitgaande van een verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram hennep leidt dit tot een opbrengst per oogst van minimaal € 12.342,68 (€ 4.070,00 x 3,0326 kilogram). Uitgaande van drie eerdere oogsten heeft veroordeelde in totaal een bruto opbrengst gehad van minimaal € 37.028,04.
Op basis van het rapport van Functioneel Parket Afpakken is rekening gehouden met de afschrijvingskosten, kosten voor hennepstekken en variabele kosten. Het rapport gaat uit van € 1.057,42, per oogst. De rechtbank gaat derhalve ervan uit dat de veroordeelde voor de drie oogsten in totaal kosten heeft gehad ten bedrage van € 3.172,26. [5]
De verdediging heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de kosten die door
[slachtoffer] in rekening zijn gebracht en waarvan de veroordeelde inmiddels € 5.500,00 heeft afbetaald.
Op grond van voornoemde berekening acht de rechtbank aannemelijk dat veroordeelde voor drie oogsten een winst heeft behaald van € 33.855,78 (€ 37.028,04 - € 3.172,26). De rechtbank zal hierop de kosten van € 5.500,00 ten behoeve van de stroomvoorziening in mindering brengen en stelt het uit de hennepkwekerij wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 28.355,78.
Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel kasopstelling
Daarnaast heeft de politie aanvullend onderzoek op basis van een kasopstelling ingesteld om inzicht te verkrijgen in de bezittingen en het vermogen van de veroordeelde. Het onderzoek ziet op de periode van 1 januari 2018 tot en met 6 februari 2023. In die periode zijn op twee verschillende gezamenlijke bankrekeningen (ten name van [veroordeelde] en/of [medeveroordeelde] ) in totaal een bedrag van € 46.160,00 aan contanten gestort die door de verbalisanten niet kunnen worden verklaard.
In 2018 heeft de veroordeelde een camper voor een bedrag van € 18.150,00 aangeschaft. Voorafgaande aan de aankoop heeft hij contante stortingen ter hoogte van € 17.900,00 op zijn bankrekening gedaan. In 2020 heeft hij de camper weer verkocht voor een bedrag van
€ 31.800,00. Hij heeft dus € 13.650,00 aan de verkoop van de camper verdiend.
In 2022 heeft de veroordeelde een caravan gekocht voor een bedrag van € 20.000,00. Volgens de verkoper heeft de veroordeelde € 8.000,00 giraal gestort en 12.000,00 contant betaald. Het contante geld is niet afkomstig van de bankrekeningen van de veroordeelde.
Samenvattend kan volgens de verbalisanten worden vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 2018 t/m 2022 een bedrag van € 71.810,00 aan onverklaarbaar en wederrechtelijk verkregen vermogen heeft verkregen, bestaande uit: de contante stortingen van in totaal € 46.160,00 op zijn bankrekeningen, de contante betaling van de caravan ad € 12.000,00 en de waardevermeerdering van de camper ad € 13.650,00. [6]
De rechtbank stelt op grond van voornoemd rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling vast dat veroordeelde bedragen heeft verkregen waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze uit een legale bron afkomstig zijn. Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring over de herkomst van deze bedragen afgelegd, met uitzondering van het bedrag van € 9.800,00 afkomstig van de verkoop van brommers en het bedrag van € 15.000,00 van schenkingen van zijn moeder. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande het wederrechtelijk verkregen vermogen op grond van de kasopstelling dan ook vast op € 47.010,00 (te weten het bedrag volgend uit het rapport van € 71.810,00, verminderd met de bedragen van € 9.800,00 en € 15.000,00). Gelet op het feit dat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag uit legale bron afkomstig is, is aannemelijk dat dit bedrag afkomstig is uit strafbare feiten.
Tezamen met het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij maakt dit een totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel van € 75.365,78.
Conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 75.365,78 en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 75.365,78;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 1080 dagen.
Aldus gegeven door mr. S. Jansen, voorzitter, mr. M.A. van Leeuwen en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2025.
Mr. S. Jansen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024057874, gesloten op 6 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, blz. 18 t/m 23.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 496 t/m 497.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 516 t/m 522.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 516 t/m 522.
6.Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 523 t/m 528.