ECLI:NL:RBGEL:2025:1967

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
05/056345-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal van stroom en veroordeling voor het exploiteren van een hennepkwekerij met 1020 hennepplanten

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het exploiteren van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De verdachte had in een woonboerderij en een schuur een hennepkwekerij met 1020 hennepplanten opgezet. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en onbekend gebleven personen. Hoewel de elektriciteit illegaal werd afgenomen, waren er geen bewijsmiddelen die de verdachte konden koppelen aan de diefstal van stroom. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de diefstal van stroom, maar veroordeelde hem wel tot een taakstraf van 180 uur, met een vervangende hechtenis van 90 dagen bij niet-naleving, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van drugsproductie op de samenleving, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële problemen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/056345-21
Datum uitspraak : 5 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
raadsman: mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2021 te [plaats] , gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 1020 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 24 februari 2021 te [plaats] , gemeente Bronckhorst, in een pand aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 februari 2021 is de politie ter zake een verdenking van overtreding van de Opiumwet de woonboerderij met schuur en manege aan de [adres 2] in [plaats] binnengetreden. In de benedenverdieping van de woonboerderij trof de politie een in werking zijnde hennepkwekerij met 538 hennepplanten aan. Op de eerste verdieping van de vrijstaande schuur bevond zich een tweede ingerichte kweekruimte met 482 hennepplanten. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt. Er is sprake van medeplegen en verdachte vervulde de rol van uitvoerder.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft wel benadrukt dat verdachte niet de eigenaar van de hennepkwekerij was en in opdracht van derden handelde.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte niet op de hoogte was van de diefstal van stroom. Hij was niet betrokken bij de opbouw van de kwekerij en bij de aanleg van de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij. Er was ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met degene die wél de stroom heeft weggenomen. De voor diefstal vereiste wegnemingshandeling kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 24 februari 2021 heeft de politie het adres aan de [adres 2] in [plaats] met een machtiging binnentreden bezocht. Verdachte opende de deur en zei tegen de politie dat er een kwekerij zat in de woning op de benedenverdieping en een kwekerij in de schuur. Verdachte haalde een bos met sleutels uit zijn jaszak, ging naar binnen en opende een deur aan de achterzijde van de woning. Hierop zei hij dat achter deze deur de kweekruimte zat. Volgens verdachte woonde hij in de boerderij, maar door de algehele staat van de woning kreeg de verbalisant niet de indruk dat de woning bewoond werd. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er twee kweekruimtes waren en dat hij de hennepplanten heeft verzorgd. [4]
De verhuurder van de woonboerderij heeft verklaard dat zij de woonboerderij al 2,5 jaar aan verdachte onderverhuurde. [5] Uit de verklaring van de eigenaar en de door haar overgelegde mededeling van het einde van de huurovereenkomst blijkt dat verdachte vanaf 1 juli 2018 de woonboerderij huurt. [6]
Bij de aanhouding van verdachte heeft de politie zijn mobiele telefoon in beslag genomen. In de telefoon van verdachte stonden onder meer de volgende notities:
7 april 2020: Huis - regulateur 50 /super pk -125.
Schuur - regulateur 100 / super pk - 250
Vrijdag huis zit al voeding - schuur moet nog voeding in 100 regul. - 250 super pk
500 kan kirmizi - 2500 normal kirmizi allebei vaten.
1 oktober 2020: 2400 gekregen
19 oktober 2020: 2400 gekregen, 10000 gekregen
19 oktober 2020: Tegoed 13600 - 1000 auto - 120 en 90 huur bus : 14810 totaal
20 oktober 2020: 12400 aldim - nog 2600 plus 1000 auto kosten plus 1000 werk plus 120 en 90 voor auto huur
4 november 2020: Moet nog 2600, 1000 verz , 500 werk , drie dagen auto huur 210,
7 januari 2021: 1000 aldim op 28 dec , 7 Januari 1000 aldim , 500 aldim 22 januari ,
3 februari 500 aldim , 3500 aldim 5 februari , 2000s1dim 15 februari
1000 aldim voor werk
21 februari 2021: 5000 aldim. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze notities zien op de verzorging van de hennepkwekerij en de overige notities de bedragen zijn die hij heeft ontvangen voor het verzorgen van de planten. [8]
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 februari 2021 in de woonboerderij en de schuur aan [adres 2] in [plaats] een hennepkwekerij in stand hield en 1020 hennepplanten teelde.
De rechtbank kan uit de bewijsmiddelen niet afleiden dat op het moment van het aantreffen van de hennepkwekerij anderen dan verdachte bij de hennepteelt waren betrokken. Verdachte heeft verklaard dat er meerdere personen bij de hennepkwekerij betrokken zouden zijn en dat hij slechts de planten zou verzorgen. Hij heeft evenwel wisselend verklaard en op punten leugenachtig, zodat aan zijn verklaring op dit punt onvoldoende waarde kan worden toegekend. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meerdere onbekend gebleven personen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat uit het dossier weliswaar volgt dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen, maar dat er geen bewijsmiddelen zijn voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de stroom in die zin dat hij al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen de stroom heeft weggenomen. Verdachte heeft ontkend de stroom te hebben weggenomen. De hennepplantage bevond zich deels in de woning en deels in de schuur. Ook was er nog een manege op het perceel aanwezig waar een derde woonde. Op basis van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wegnemingshandelingen heeft verricht. Dat hij mogelijk op de hoogte is geweest van het illegaal aftappen van de stroom, is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks24 februari 2021 te [plaats] , gemeente Bronckhorst,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld
, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 2] ), een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 1020 hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde ten aanzien van feit 1 levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij de bepaling van de strafeis rekening gehouden met de rol van verdachte alsmede de overschrijding van de redelijke termijn. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat vanwege de overschrijding van de redelijke termijn een voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer aan de orde is en met een aanzienlijk lagere taakstraf kan worden volstaan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het exploiteren van een grote hennepkwekerij. Drugs, waaronder hennepproducten, brengen risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaken mede daardoor schade van allerlei aard in de samenleving. Bekend is bovendien dat de drugsproductie- en handel gepaard gaat met andere (zware) vormen van criminaliteit. Verdachte heeft met het telen van hennep een actieve bijdrage geleverd aan het in stand houden van het criminele drugscircuit en verslavingen van drugsgebruikers. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet voldoende bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Blijkens het uittreksel van de justitiële documentatie van 13 januari 2025 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Op 10 februari 2025 heeft de reclassering een rapportage opgemaakt. Verdachtes handelen was volgens de bevindingen van de reclassering het gevolg van financiële problemen en schaamte omtrent zijn persoonlijke omstandigheden. De reclassering acht de kans op herhaling gering en adviseert daarom om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Als uitgangspunt geldt namelijk dat een strafzaak met een eindvonnis moet zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen na de inverzekeringstelling van verdachte op 24 februari 2021. Dit betekent dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet worden gecompenseerd. Indien de zaak binnen een redelijke termijn zou zijn afgedaan, zou de rechtbank conform de LOVS-oriëntatiepunten aan verdachte naast een forse taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden hebben opgelegd. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en gelet op het feit dat de rechtbank ook overigens geen redenen ziet nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, zal de rechtbank geen voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Wel zal verdachte nog een taakstraf moeten verrichten.
Alles overwegende beslist de rechtbank om conform de eis van de officier van justitie aan verdachte een taakstraf van 180 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 90 dagen vervangende hechtenis, op te leggen. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal bij de uitvoering van de taakstraf in mindering worden gebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 180 uur, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Veldhuizen, voorzitter, mr. M.A. van Leeuwen en
mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021179576, gesloten op 22 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, p. 169 en 170.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2025.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 268.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] met bijlagen, p. 6 t/m 9.
7.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 131 t/m 137.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 februari 2025.