ECLI:NL:RBGEL:2025:2012

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
05.084642.24 etc
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, wegens Opiumwetfeiten, openlijk geweld en brandstichting

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder openlijk geweld, brandstichting en het handelen in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 oktober 2023 in een filiaal van een bedrijf in [plaats] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]. Dit geweld bestond uit het slaan en stompen van het slachtoffer, wat leidde tot verwondingen. De verdachte heeft samen met een medeverdachte dit geweld gepleegd, wat door camerabeelden is bevestigd.

Daarnaast heeft de verdachte op 31 december 2023 brand gesticht aan een Tesla van [slachtoffer 2], wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de brand heeft aangestoken na het besprenkelen van de auto met een brandbare vloeistof. Dit feit is ook door camerabeelden ondersteund.

Verder is de verdachte op 8 mei 2024 betrapt op het afleveren van cocaïne, wat eveneens is bewezen door getuigenverklaringen en een indicatieve test. Op 21 juni 2024 werd de verdachte opnieuw aangehouden met een hoeveelheid cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/084642-24, 05/085449-24, 05/239909-24 en 05/281671-24 (gev. t.t.z.)
Datum uitspraak : 14 maart 2025
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. C.B. Stenger, advocaat in Schiphol.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 februari 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/084642-24:
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
openlijk, te weten in een [bedrijf] filiaal (gelegen aan het [adres 2] ), in
elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
door die voorgenoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen:
- op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;
ten aanzien van parketnummer 05/085449-24:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in en/of onder en/of aan en/of op een personenauto
van het merk Tesla, type model 3 (voorzien van kenteken [kenteken] ) welke dicht bij de
woning aan de [adres 3] [nummer 1] en/of [adres 3] [nummer 2] stond,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk
- de linkerzijde en/of de rechterzijde en/of de achterzijde en/of het dak van die
personenauto met een onbekend gebleven (brandbare) vloeistof /mengsel
besprenkeld en/of overgoten, en/of (vervolgens)
- de besprenkelde en/of overgoten onderdelen van die personenauto
aangestoken/in brand gestoken/doen ontvlammen, in elk geval opzettelijk (open)
vuur en/of vuurwerk in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten
gevolge waarvan (een of meerdere onderdelen van) die personenauto en/of zich in
die personenauto bevindende goederen geheel en/of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten: de in die personenauto
(Tesla) aanwezige goederen en/of nabij geparkeerde (personen)auto’s en/of nabij
gelegen woningen aan de [adres 3] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto van het merk Tesla, type model 3
(voorzien van kenteken [kenteken] ) en/of zich in die personenauto bevindende
goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van parketnummer 05/239909-24:
hij op of omstreeks 8 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland
opzettelijk
heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/281671-24:
hij op of omstreeks 21 juni 2024 te [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 3,70 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,55 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

ten aanzien van parketnummer 05/084642-24 [1] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 17 oktober 2023 in de [bedrijf] aan het [adres 2] in [plaats] was, toen hij [medeverdachte] samen met een onbekende jongen zag. De onbekende jongen gaf aangever een vuistslag op zijn kaak. Aangever had dit totaal niet zien aankomen. Daarna ging het heel snel en raakte aangever in een vechtpartij. Hij kreeg meerdere klappen op zijn hoofd van [medeverdachte] en van de onbekende jongen. Toen hij daarna in zijn auto zat voelde hij een enorme pijn aan de linkerkant van zijn hoofd. Zijn linkerkaak deed ook erg veel pijn en hij zag een zwelling boven zijn linker oogkas. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] (hierna verbalisant) heeft de camerabeelden van de [bedrijf] uitgekeken. Verbalisant heeft man 1 omschreven en heeft deze man herkend als [medeverdachte] . Vervolgens heeft verbalisant man 2 omschreven als een man met een licht getinte huidskleur, tussen 20 en 25 jaar oud, zwart kortgeknipt krullend haar, slank postuur, zwarte jas met capuchon, zwarte sportbroek en zwarte sneakers. Verbalisant heeft beschreven dat man 1 (hierna: [medeverdachte] ) en man 2 in een gangpad liepen en naar een man (hierna: aangever) keken die aan de zijkant voorbij liep.
Vervolgens heeft verbalisant beschreven dat hij ziet dat aangever, [medeverdachte] en man 2 elkaar tegenkwamen op een kruising van twee gangpaden. Tussen aangever en [medeverdachte] werd over en weer wat gezegd. Aangever ging stil staan en [medeverdachte] en man 2 liepen in zijn richting. [medeverdachte] haalde plotseling uit met zijn rechtervuist en raakte aangever daarmee vol tegen de linker wang. Aangever duwde man 2 weg en verschafte zich hierdoor ruimte.
Man 2 liep naar aangever en raakte hem met zijn rechtervuist vol op zijn linkerwang. Man 2 liep in gevechtshouding door op aangever. Aangever bleef achteruit deinzen. Man 2 haalde nogmaals met volle kracht uit met zijn vuist naar het gelaat van aangever en miste. Vervolgens haalde man 2 weer met kracht met zijn rechtervuist uit en raakte aangever op zijn linkerwang, waardoor aangever hard ten val kwam. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] kreeg op 23 januari 2024 via een e-mail een aandachtsvestiging waarin op basis van beeldmateriaal de herkenning van een persoon werd gevraagd. De aandachtvestiging bevatte videobeelden afkomstig uit de supermarkt waar de openlijke geweldpleging werd gepleegd. Hiervan zijn 2 ‘stills’ gemaakt (de rechtbank begrijpt: waar de tot dan toe onbekend gebleven man 2 op te zien is). Verbalisant [verbalisant 2] heeft de persoon op de ‘stills’ van de camerabeelden herkend als verdachte. [4]
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte de onbekende man 2 is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, samen met [medeverdachte] , geweldshandelingen tegen aangever in de [bedrijf] heeft gepleegd. Zo heeft verdachte meerdere keren met zijn vuisten op de wangen van aangever geslagen/gestompt. [medeverdachte] en verdachte waren de initiatiefnemers van het geweld. Zij hebben door het plegen van fysieke handelingen de geweldshandelingen van de ander ondersteund of anderszins bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan. Verdachte en [medeverdachte] hebben daarmee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld, zodat de ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging kan worden bewezen.
ten aanzien van parketnummer 05/085449-24 [5] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, nu onvoldoende is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die de substantie over de auto heeft gesprenkeld. Verder is niet komen vast te staan dat daarmee ook gevaar voor overige goederen is ontstaan, nu bovendien niet duidelijk is welke substantie er over de auto is gesprenkeld.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] is eigenaar van een Tesla Model 3, voorzien van kenteken [kenteken] . Op 31 december 2023 rond 22.30 uur ging het alarm van zijn auto af. Na een paar seconden hoorde aangever een harde knal. De auto stond geparkeerd op de parkeerplaats achter zijn woning in [plaats] . Toen aangever ging kijken, zag hij dat de auto in brand stond. Naast zijn auto stond de auto van de buren geparkeerd. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] (verder verbalisant) heeft de camerabeelden die zijn gemaakt vanuit de Tesla van aangever gezien en beschreven. Op het bestand ‘back 1’, gemaakt met de camera aan de achterzijde, is op 51 seconden een persoon (persoon 1) te zien die in beeld kwam gelopen. Persoon 1 had een doorzichtige, plastic fles in zijn handen. Verbalisant heeft persoon 1 omschreven als een man met een donker gekleurde, kort harige snor en een donker gekleurde, kort harige sik, een zwarte jas van het merk The North Face, een zwarte capuchon, een zwarte broek en zwarte schoenen. Op 56 seconden had persoon 1 bovengenoemde fles in zijn rechterhand vast en maakte met zijn linkerhand draaiende bewegingen bij de bovenkant van de fles. Persoon 1 liep vanaf de steeg aan de rechterzijde van het voertuig naar de linkerzijde van het voertuig en hij liep via de linkerzijde naar de voorkant van de auto. Op 58 seconden viel vanaf de linkerzijde van de personenauto een vloeibare substantie.
Op het bestand ‘back 2’ is persoon 1 met bovengenoemde fles in zijn rechterhand te zien. Hij ging met zijn rechterhand met de fles op en neer. Een vloeibare substantie kwam uit de fles op de achterzijde van de personenauto en de camera terecht. Op 3 seconden zag verbalisant hem met de fles terugrennen de steeg in. Op 8 seconden zag verbalisant dat de garageboxen oplichtten en op 10 seconden zag verbalisant vuurvlammen voor de camerabeelden.
Er zijn ook beelden gemaakt met de camera aan de linkerkant van het voertuig. Verbalisant zag daarop een zwartgekleurde personenauto links van de betrokken personenauto geparkeerd staan.
Op het bestand ‘left repeater 1’ ziet verbalisant dat persoon 1 het beeld in liep. Hij liep van de achterzijde van de auto naar de voorzijde en hield daarbij zijn arm boven het voertuig.
Op het bestand ‘left repeater 2’ ziet verbalisant dat persoon 1 terugliep naar de achterzijde van de personenauto en zijn rechterarm boven de auto hield. Op 4 seconden is te zien dat hij achter de auto uit beeld verdween. Op 8 seconden is in de reflectie van de zwarte personenauto te zien dat er vuurvlammen ontstonden op het dak van de betrokken personenauto. Op 15 seconden zag verbalisant een explosie. Er was een lichtflits te zien en er kwamen vuurdeeltjes van de personenauto af. [7]
Verbalisant [verbalisant 4] kreeg via e-mail een verzoek tot herkenning rondgestuurd. Bij het zien van de filmpjes en stilstaande beelden, kwam het signalement van de persoon in beeld overeen met het signalement van verdachte in de zaak met parketnummer 05/084642-24 (de hiervoor besproken openlijke geweld in de [bedrijf] ). Verbalisant [verbalisant 4] herkende verdachte als persoon 1 op de beelden aan zijn signalement, namelijk een getinte man met donker haar en een snorretje en sikje, een doorlopende wenkbrauw en een jas van The North Face. [8]
Ook verbalisant [verbalisant 5] heeft de video ‘left repeater’ gezien en hij verklaart dat hij meteen moest denken aan [verdachte] , de enige persoon die hem te binnen schoot. Verbalisant heeft geen volledige herkenning, maar heeft een hele sterke overtuiging, op basis van zijn gezichtskenmerken, dat de persoon [verdachte] betrof. [9]
De rechtbank heeft het zich in het dossier bevindende bestand ‘left_repeater1’ ter terechtzitting afgespeeld. De eigen waarneming van de rechtbank houdt in dat de rechtbank een getinte man ziet met een sikje en snorretje en een jas van The North Face, en dat de rechtbank deze persoon herkent als verdachte van de foto van verdachte in het dossier op pagina 41 in combinatie met de foto in de [bedrijf] in dossier van parketnummer 05/084642-24 en diens foto op de Informatiestaat SKDB-persoon in onderhavig dossier. [10]
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de persoon die de vloeibare substantie over de Tesla heen goot, verdachte is geweest.
De vraag die voorligt is of verdachte degene is die de brand vervolgens ook heeft aangestoken. Het moment van aansteken is op de beelden niet waarneembaar. Wel is te zien dat verdachte vlakbij de auto was, een fles met daarin een vloeistof vasthield, deze vloeistof over de auto sprenkelde, vervolgens met de fles in de hand terug de steeg in rent en dat de auto vervolgens seconden later in brand ging. Tussen het gieten van de vloeibare substantie over de auto door verdachte en het ontstaan van de vlammen zitten enkele seconden. Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat verdachte na het gieten van de vloeistof de brand ook heeft aangestoken. Van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen bij de brandstichting is niet gebleken, dus verdachte zal van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het medeplegen worden vrijgesproken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte geen verklaring heeft afgelegd die zijn aanwezigheid en handelingen ter plaatse op andere, disculperende, wijze zou kunnen verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat bij de brandstichting aan de auto gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het gevaar voor vernieling van de Tesla is evident, maar ook andere objecten in de nabijheid liepen gevaar. Er stonden immers ook andere voertuigen naast de Tesla geparkeerd waardoor er een reële mogelijkheid was dat de brand zou overslaan naar de andere auto. Dat gevaar is ten tijde van het brandstichten naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar geweest.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
ten aanzien van parketnummer 05/239909-24 [11] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak, omdat slechts een indicatieve test is uitgevoerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om diezelfde reden vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 mei 2024 zagen verbalisanten [naam] fietsen, een persoon die in verband wordt gebracht met drugsgebruik dan wel drugshandel. Hij fietste richting het [adres 4] in [plaats] , een locatie die bekendstaat als een plek waar gedeald wordt. Verbalisanten zagen [naam] geld pinnen. Even later zagen verbalisanten verdachte naderen op de fiets. Verbalisant zag dat de twee zich weg van het plein verplaatsten en dicht tegen elkaar aan stonden. Ze waren druk met hun handen en gaven iets aan elkaar over. Tijdens de fouillering werd in de jaszak van verdachte een kleine zwarte portemonnee aangetroffen met daarin vier bolletjes. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hetgeen hij daar gaf aan de jongen op 8 mei 2024 crack (de rechtbank begrijpt: cocaïne) betrof. Verdachte had vijf bolletjes bij zich. Hij heeft de jongen één bolletje gegeven. De inhoud van alle bolletjes betrof crack volgens verdachte. [13]
De vier inbeslaggenomen bolletjes zijn indicatief getest en testten positief op cocaïne/crack. [14]
Verbalisant heeft gevraagd aan verdachte wat de uitwerking van crack op hem is, als hij dit gebruikt. Verdachte antwoordde daarop dat je er een enorme energieboost van krijgt, alsof je 20 energydrankjes achter elkaar gedronken hebt. Verdachte verklaarde dat de uitwerking bij sommige mensen anders is, bijvoorbeeld dat het voelt alsof ze veel lachgas hebben gebruikt, maar bij hem resulteert het dus in een enorme energieboost. [15]
De rechtbank overweegt als volgt. De voor hard drugs positieve uitslag van een indicatie test is een sterke aanwijzing dat het gaat om drugs. Bij gebreke van een volledig laboratorium onderzoek dienaangaande dient er dient echter voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs te zijn voordat de conclusie kan worden getrokken dat h et de drugs betreft die in de tenlastelegging zijn vermeld.
In de onderhavige zaak zijn vier bolletjes onder verdachte in beslag genomen. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij in totaal vijf bolletjes had en er één daarvan aan de jongen heeft verstrekt. Verdachte heeft verklaard dat al deze bolletjes crack bevatten. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard gebruiker te zijn van crack en hij heeft omschreven welke werking crack op hem heeft als hij het gebruikt. Het dossier biedt daarom voldoende steun aan de indicatieve test om vast te kunnen stellen dat de bolletjes crack/cocaïne bevatten. De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, namelijk het afleveren en verstrekken van cocaïne.
ten aanzien van parketnummer 05/281671-24 [16] :
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 21 juni 2024 kregen verbalisanten de melding dat er drugs gedeald zou worden in het portiek van de [adres 5] in [plaats] . Er zou kort contact zijn geweest tussen de dealer en iemand in een auto en er zou iets kleins worden overgegeven. Eenmaal ter plaatse gaf de melder aan dat de dealer net was weggelopen. Verbalisanten zagen een man die voldeed aan het signalement. Op de vlucht gooide de man munt- en briefgeld van zich af, waarna hij even later werd aangehouden. De man bleek verdachte te zijn. Tijdens de insluiting meldde zich een getuige die een klein tasje/portemonnee met daarin verpakkingen met daarin vermoedelijk verdovende middelen had aangetroffen. De portemonnee met inhoud is in beslag genomen. Verbalisanten zagen op de kaart dat er tussen de locatie van aanhouding van verdachte en de locatie van het aantreffen van het tasje met verdovende middelen geschat 12-14 meter afstand zat. [17]
De inbeslaggenomen 3,55 gram aan bruine brokjes en 3,70 gram aan witte brokjes zijn onderzocht en daarvan is vastgesteld dat het respectievelijk heroïne en cocaïne bevat. [18]
De binnenzijde van de portemonnee en de binnenzijde van de bovenzijde tot de sluiting en de gehele buitenzijde van gripzakjes B zijn bemonsterd. [19] Uit de bemonsteringen van gripzakjes B en de binnenzijde van de portemonnee is voor beide afzonderlijk een DNA-hoofdprofiel verkregen van een man, dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . Beide DNA-hoofdprofielen zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonsteringen afkomstig is van verdachte, dan wanneer het DNA in de bemonsteringen afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte verwante) persoon. [20]
De rechtbank stelt op basis van de uitslagen van het DNA-onderzoek vast dat de binnenkant van de portemonnee en de onderzochte gripzakjes DNA van verdachte bevatten.
De rechtbank komt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, te weten dat verdachte 3,70 gram cocaïne en 3,55 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de parketnummers 05/084642-24, 05/085449-24 primair, 05/239909-24 en 05/281671-24 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/084642-24:
hij op
of omstreeks17 oktober 2023 te [plaats] ,
althans in Nederland,openlijk, te weten in een [bedrijf] filiaal (gelegen aan het [adres 2] ),
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die voorgenoemde [slachtoffer 1]
een ofmeerdere malen:
- op/tegen het gezicht/hoofd,
althans het lichaam,te slaan en/of te stompen;
ten aanzien van parketnummer 05/085449-24:
hij op
of omstreeks31 december 2023 te [plaats] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht
in en/of onder en/ofaan en
/ofop een personenauto van het merk Tesla, type model 3 (voorzien van kenteken [kenteken] )
welke dicht bij de woning aan de [adres 3] [nummer 1] en/of [adres 3] [nummer 2] stond,
immers heeft hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)toen aldaar opzettelijk
- de linkerzijde en/of de rechterzijde en/of de achterzijde en/of het dak van die personenauto met een onbekend gebleven (brandbare) vloeistof /mengsel besprenkeld en/of overgoten, en
/of(vervolgens)
- de besprenkelde en/of overgoten onderdelen van die personenauto aangestoken/in brand gestoken/doen ontvlammen,
in elk geval opzettelijk (open) vuur en/of vuurwerk in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),ten gevolge waarvan
(een of meerdere onderdelen van)die personenauto en/of zich in die personenauto bevindende goederen geheel en/of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten: de in die personenauto (Tesla) aanwezige goederen en
/ofnabij geparkeerde (personen)auto
’s en/of nabij gelegen woningen aan de [adres 3] , in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was;
ten aanzien van parketnummer 05/239909-24:
hij op
of omstreeks8 mei 2024 te [plaats] ,
althans in Nederlandopzettelijk heeft afgeleverd en
/ofverstrekt
en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, eeen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van parketnummer 05/281671-24:
hij op
of omstreeks21 juni 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,70 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,55 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/084642-24:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van parketnummer 05/085449-24 primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 05/239909-24:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 05/281671-24:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die in duur korter is dan de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten.
Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door met de medeverdachte het slachtoffer in de [bedrijf] aan te vallen. Het slachtoffer is meermaals op zijn gezicht en hoofd geraakt. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Dergelijk gedrag in de publieke ruimte zoals een winkel waar doorgaans veel mensen aanwezig zijn brengt voorts maatschappelijke gevoelens van onveiligheid teweeg.
Verdachte heeft daarnaast in de oudejaarsnacht de Tesla van het slachtoffer [slachtoffer 2] in brand gestoken Deze brand had eenvoudigweg kunnen overslaan op de ernaast geparkeerde auto en het is dan ook niet aan het handelen van verdachte te danken dat dit uiteindelijk niet is gebeurd.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het afleveren en verstrekken van cocaïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gezondheidsproblemen oplevert. Daarnaast is de handel in harddrugs lucratief en gaat het vaak gepaard met overlast voor de samenleving en andere vormen van criminaliteit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij in 2019 een PIJ-maatregel heeft opgelegd gekregen voor diverse gewelds- en vermogensfeiten, welke maatregel inmiddels is beëindigd. Daaruit blijkt verder dat – wegens enkele recent opgelegde strafbeschikkingen – artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte verder gelet op de reclasseringsadviezen van 7 februari 2025 en 23 juli 2024. Daaruit blijkt dat verdachte zijn medewerking heeft geweigerd. Geadviseerd wordt oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, zonder enige uitleg niet is verschenen bij de zitting, en gezien zijn strafblad, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Echter acht de rechtbank het ook passend om aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest passend. Dat is hoger dan de straf die de officier van justitie heeft geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1] (parketnummer 05/084642-24)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/084642-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Ter onderbouwing is aangevoerd dat hij psychische schade heeft opgelopen en dat hij niet meer naar buiten durft. Er is echter geen bedrag gevorderd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat er geen bedrag is ingevuld.
De verdediging heeft zich over deze vordering niet uitgelaten.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, nu er geen bedrag is gevorderd.
[slachtoffer 2] (parketnummer 05/085449-24)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/085449-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 974,98 aan materiële schade en € 600,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de immateriële schade dient te worden afgewezen. De verdediging heeft geen opmerkingen over het gevorderde deel aan materiële schade.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de volgende schadeposten:
  • niet vergoede extra gemaakte vervoerskosten;
  • benzinekosten in verband met het ophalen van de nieuwe auto;
  • vergoeding voor het inbouwen van accessoires, en
  • kledingschade
niet dan wel onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade (tot een hoogte van € 374,98) kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 31 december 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Smartengeld
Ook is door de benadeelde partij smartengeld gevorderd ten bedrage van € 600,00.
Voor vergoeding van immateriële schade is een wettelijke grondslag vereist, zoals opgenomen in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het gaat daarbij om een limitatief aantal gronden.
Namens de benadeelde partij is gesteld dat de aard en de ernst van de brandstichting ten aanzien van zijn auto met zich brengt dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarbij is in het bijzonder naar voren gebracht dat hij niet weet waarom juist zijn auto in brand is gestoken. Was dit toevallig of was het juist op hem persoonlijk gericht? Dat maakt hem uiterst onzeker en bezorgd voor herhaling.
De rechtbank overweegt dat van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ sprake is indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen of in het geval sprake is van een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.. Voor de constatering dat sprake is van geestelijk letsel (in dit geval gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid), zal degene die zich hierop beroept voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat door het bewezenverklaarde psychische schade is ontstaan. Dit geestelijk letsel dient de rechtbank op basis van objectieve maatstaven te kunnen vaststellen. De rechtbank constateert dat de benadeelde partij geen objectieve concrete gegevens heeft gesteld op basis waarvan eventueel geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Indien die concrete gegevens niet zijn gesteld, kunnen de aard en de ernst van de normschending al dan niet in combinatie met de gestelde gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat de bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze kan worden aangenomen.
De bewezenverklaarde brandstichting aan de auto zijn naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf echter een onvoldoende ernstige normschending om reeds daarom de aantasting in de persoon op andere wijze aan te nemen. Voorts geldt dat indien dit wordt beoordeeld tezamen met de door de benadeelde gestelde gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid, dit oordeel niet anders wordt. Daarvoor zijn de door de benadeelde gestelde gevolgen onvoldoende concreet. Verder geldt dat het algemeen bekend is dat er op oudjaarsavond vaker autobranden plaatsvinden, en er daarom niet zonder meer aanleiding is te veronderstellen dat deze brandstichting op de benadeelde als persoon was gericht.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot smartengeld.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 141 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
3 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/085449-24 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2025.
Mr. W. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] , van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023488487, gesloten op 1 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 8.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12-13.
4.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 48-49.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023601275, gesloten op 1 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 6-7.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14-16.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p, 20.
10.Eigen waarneming van de rechtbank gedaan ter terechtzitting van 28 februari 2024; Schriftelijk bescheid, te weten een foto, p. 41.
11.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 6] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024211505, gesloten op 8 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
12.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 8-9.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
16.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 7] , van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024285691, gesloten op 28 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 7-11; proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
18.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 104-108; Rapporten NFiDENT, p. 102 en 103.
19.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 90-92.
20.Eurofins Rapport Forensisch DNA-onderzoek, p. 67-69.