ECLI:NL:RBGEL:2025:2032

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/05/445842 / JE RK 25-5 en C/05/445865 / JE RK 25-
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervanging van de gecertificeerde instelling in een familiezaken

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in een familiezaken waarin de moeder verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en om vervanging van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland door Jeugd Veilig Verder. De kinderen zijn sinds 14 maart 2023 onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Gelderland (JBG) vanwege zorgen over hun ontwikkeling en het gebrek aan contact met de moeder. De moeder was van mening dat JBG onvoldoende had gedaan om het contact te herstellen en dat er onbenutte mogelijkheden waren. JBG heeft echter besloten geen verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken, wat leidde tot het verzoek van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2025 werd duidelijk dat de kinderen geen contact met de moeder wilden en dat er een impasse was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat er nog steeds sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat de ondertoezichtstelling moest worden verlengd. De rechtbank besloot ook om JBG te vervangen door Jeugd Veilig Verder, omdat JBG geen mogelijkheden meer zag voor hulpverlening. De ondertoezichtstelling werd verlengd tot 14 februari 2026, met de beslissing dat de nieuwe gecertificeerde instelling de zaak voortvarend zou oppakken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummers: C/05/445842 / JE RK 25-5 en C/05/445865 / JE RK 25-7
Datum uitspraak: 13 februari 2025
Beschikking van de rechtbank over een verlenging van de ondertoezichtstelling en de vervanging van de gecertificeerde instelling
in de zaken van
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S.S. Zijderveld te Wageningen,
over
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
en
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
advocaat mr. B. Anik te Arnhem.
De rechtbank merkt als informanten aan:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland, regio Zuid te Nijmegen, hierna te noemen: JBG,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen: WSG.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de moeder in beide zaken met bijlagen, ontvangen op 3 januari 2025;
  • het e-mailbericht van WSG van 30 januari 2025.
1.2.
Bij deze rechtbank loopt ook een procedure tussen de ouders over de zorgregeling. In die zaak heeft op 3 januari 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij de ouders, de advocaten, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en JBG aanwezig waren. De verdere behandeling van die zaak is vervolgens aangehouden in verband met de door de moeder gedane verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en tot vervanging van de gecertificeerde instelling en verwezen naar de meervoudige kamer. Er is een mondelinge behandeling bij de meervoudige kamer bepaald op 3 februari 2025 voor de behandeling van de verzoeken van de moeder en de zorgregeling.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
3 februari 2025 bij de meervoudige kamer. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat en een schrijftolk;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van JBG.
WSG is - ondanks dat zij is opgeroepen - niet verschenen. WSG heeft via het e-mailbericht van 30 januari 2025 laten weten dat zij nadrukkelijk géén bereidverklaring afgeeft voor het overnemen van deze ondertoezichtstelling en dat zij daarom niet op de mondelinge behandeling zal verschijnen.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaak over de zorgregeling (C/05/414251 / FA RK 23-225).
1.4.
De kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 9 januari 2025 door de kinderrechter gehoord over deze verzoeken.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de vader.
2.2.
De kinderen zijn door de kinderrechter van deze rechtbank met ingang van
14 maart 2023 onder toezicht gesteld van JBG. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd op 9 januari 2025 tot 14 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt, na wijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar;
II. te bepalen dat de ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd door WSG, dan wel een andere door de rechtbank aan te wijzen gecertificeerde instelling, zoals Jeugd Veilig Verder.
De moeder heeft schriftelijk verzocht te bepalen dat de ondertoezichtstelling zal worden uitgevoerd door WSG. De moeder vindt WSG het meest passend bij deze zaak. Omdat WSG heeft aangegeven de ondertoezichtstelling niet te willen overnemen, heeft de moeder op de mondelinge behandeling verzocht om, indien de rechtbank WSG niet passend acht, een andere gecertificeerde instelling, zoals Jeugd Veilig Verder, aan te wijzen om de ondertoezichtstelling uit te voeren.
3.2.
De moeder is het niet eens met de beslissing van JBG om de ondertoezichtstelling te laten eindigen en daartoe het volgende aangevoerd. JBG heeft onvoldoende ondernomen om tot contactherstel te komen tussen de moeder en de kinderen. Er zijn mogelijkheden onbenut gebleven. JBG heeft onvoldoende actie ondernomen op basis van de opdracht van de rechtbank in de beschikking van 5 april 2024 en heeft de door Entrea Lindenhout geadviseerde hulpverlening niet ingezet. Ook de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling op 3 januari 2025 aangegeven dat er nog belang is bij het voortduren van de ondertoezichtstelling. De ontwikkelingsbedreigingen zijn onverkort aanwezig. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar geeft de kinderen de mogelijkheid nog te kunnen profiteren van de hulpverlening die Entrea Lindenhout heeft geadviseerd. De begeleide contactmomenten tussen de moeder en de kinderen verliepen positief. De boosheid van de vader speelt een grote rol en er is sprake van ouderverstoting. De kinderen zitten enorm klem en lijken behoorlijk zelfbepalend. Voor de vader is het ingewikkeld om de kinderen te stimuleren in het contact met de moeder. Aangezien JBG duidelijk heeft aangegeven geen heil meer te zien in de ondertoezichtstelling en er daarmee een patstelling is ontstaan, is het in het belang van de kinderen dat JBG wordt vervangen door een andere GI. Ook heeft de moeder geen vertrouwen meer in de mogelijkheden van JBG om bij een verlenging van de ondertoezichtstelling de benodigde daadkracht aan te wenden in het zetten van verdere stappen.

4.De standpunten van JBG, de vader en de Raad

4.1.
JBG heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij heeft besloten geen verdere verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken. JBG heeft tijdens de ondertoezichtstelling voldoende geprobeerd om de kinderen naar de moeder te laten gaan. Er is een uitgebreid onderzoek van Entrea Lindenhout ingezet. JBG krijgt de kinderen echter niet in beweging. De kinderen zetten steeds meer de hakken in het zand. De kinderen zijn teleurgesteld dat zij hun verhaal vertellen maar dat er voor hun gevoel niet naar hen wordt geluisterd. De kinderen staan niet open voor de door Entrea Lindenhout geadviseerde hulpverlening. JBG kan de kinderen hiertoe niet dwingen. Als de kinderen nu rust krijgen kan dat positief werken. JBG heeft aangegeven dat, hoewel zij geen verzoek indient, dit niet betekent dat zij niet vindt dat de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd.
4.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het niet eens is met de verzoeken van de moeder en daartoe het volgende aangevoerd. JBG heeft er binnen de ondertoezichtstelling alles aan gedaan om de omgang op te starten. Het is passend om nu een jaar niets te doen gezien het standpunt van de kinderen en hun leeftijd. De kinderen hebben genoeg van de hulpverlening. Een nieuwe gezinsvoogd kan dan ook averechts werken. Een periode van rust kan voor iedereen helpend zijn. De vader heeft geen ondertoezichtstelling nodig om de kinderen te stimuleren in de omgang met de moeder. Hij stimuleert de kinderen nu ook en heeft ook liever dat de kinderen wel contact hebben met hun moeder. De kinderen willen echter geen contact met de moeder. De moeder heeft de kinderen pijn gedaan. Indien de ondertoezichtstelling wel wordt verlengd dan kan de huidige GI deze uitvoeren. De vader maakt bezwaar tegen WSG als uitvoerende GI, omdat WSG deze zaak niet wil aannemen en gezien de huidige ontwikkelingen binnen die GI. Verder refereert de vader zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de uitvoerende instantie.
4.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het ermee eens is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Er is nog sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen en ook kan er nog hulpverlening worden ingezet. De Raad is er niet van overtuigd dat dit in het vrijwillig kader lukt. Een jaar rust zoals de vader voorstelt, vindt de Raad niet helpend. De ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen is er onder meer in gelegen dat zij geen contact hebben met de moeder en de manier waarop zij daarmee omgaan. De Raad vindt dat de omgang tussen de moeder en de kinderen op dit moment niet afgedwongen moet worden. Dat kan namelijk averechts werken. Maar dat er geen omgang is, betekent niet dat alle problemen zijn opgelost. De kinderen moeten.met hulpverlening leren dat je dingen kunt uitpraten en dat je problemen niet uit de weg moet gaan. Er is door Entrea Lindenhout hulpverlening geadviseerd voor de kinderen en voor de ouders. Dat advies moet leidend zijn. Er moet ook een gesprek komen tussen de kinderen en de moeder om te kijken hoe je dingen kunt afsluiten en hoe zaken uitgesproken kunnen worden. Er kan dan meer acceptatie komen.
De Raad had liever gezien dat de huidige GI de ondertoezichtstelling verder zou uitvoeren. Jeugd Veilig Verder is ook een goede optie. Er is dan een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar nodig, omdat Jeugd Veilig Verder nog niet bekend is met deze casus en contacten opnieuw moet opbouwen. Verder vindt de Raad het een gemiste kans dat JBG het besluit om de ondertoezichtstelling niet te verlengen niet heeft getoetst bij de Raad, zoals wettelijk is geregeld.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
De kinderrechter kan, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. [1] In artikel 1:260 lid 2 BW is geregeld dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling kan verlengen op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft. Indien deze gecertificeerde instelling niet tot een verzoek overgaat, zijn onder meer de Raad en een ouder bevoegd tot het doen van het verzoek.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De kinderen zijn op 14 maart 2023 onder toezicht gesteld van JBG omdat er grote zorgen waren over hun ontwikkeling. De zorg was er destijds onder meer in gelegen dat de kinderen geen contact meer hebben met de moeder, terwijl zij voorheen bij de moeder woonden. De kinderrechter constateerde toen dat de kinderen knel zaten in de strijd tussen de ouders. Ook communiceerden de ouders in het geheel niet met elkaar en waren zij onmachtig om de communicatie te herstellen. Binnen de ondertoezichtstelling is gewerkt aan die ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Uit de stukken en het gesprek op de mondelinge behandeling volgt dat er weliswaar contactmomenten tussen de moeder en de kinderen zijn geweest, maar dat die al langere tijd geleden ook weer zijn gestopt. Al met al is de situatie ten opzichte van 2023 niet wezenlijk verbeterd en zijn de zorgen over de kinderen nog onverminderd aanwezig.
5.3.
Er is nu sprake van een impasse. De moeder wil heel graag contact en omgang met de kinderen, maar binnen de ondertoezichtstelling is het tot nu toe niet gelukt om dit tot stand te brengen. De moeder vindt dat er onvoldoende is gedaan door JBG om het contact te herstellen. JBG vindt dat zij wel degelijk voldoende heeft geprobeerd om de kinderen naar de moeder te laten gaan. Er hebben begeleide en onbegeleide contactmomenten plaatsgevonden. JBG krijgt de kinderen echter niet meer in beweging. De kinderen zijn stellig in hun mening dat zij geen omgang en contact willen met de moeder. JBG heeft besloten (hoewel dit besluit niet is getoetst bij de Raad) om geen verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in te dienen. Niet zozeer omdat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is bij de kinderen, maar omdat JBG geen mogelijkheden meer ziet vanwege de weerstand van de kinderen. De moeder en de Raad vinden dat de ondertoezichtstelling wel moet worden verlengd.
5.4.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de moeder ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de GI niet overgaat tot een verlengingsverzoek.
5.5.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat er nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen. De zorgelijke situatie die bij het begin van de ondertoezichtstelling aan de orde was, is nu bijna twee jaar later niet veranderd. De kinderen hebben nog steeds geen contact met de moeder en zij zitten nog steeds klem (in de strijd) tussen de ouders. De kinderen hebben veel weerstand tegen contact met de moeder en ervaren veel boosheid. De kinderen zijn loyaal naar de vader en kiezen voor hem. De situatie tussen de ouders is nog steeds problematisch te noemen. Zij communiceren niet met elkaar en ook ervaren zij veel boosheid. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de kinderen iedere vorm van contact met de moeder uit de weg gaan en nu niet leren om conflicten uit te praten. De kinderen zijn heel stellig en lijken met een grote boog om het probleem heen te willen lopen. Het is niet in het belang van hun ontwikkeling om op deze manier met moeilijke situaties om te gaan.
5.6.
De rechtbank constateert dat de hulpverlening om te werken aan de ontwikkelingsbedreigingen zelfs binnen het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling moeilijk van de grond komt. Zo is het Parallel Solo Ouderschapstraject (PSO), dat op de mondelinge behandeling van 18 maart 2024 met de ouders is besproken, niet gestart. JBG heeft aangegeven dat dit komt doordat de vader hier niet aan mee wilde werken. Ook is de door Entrea Lindenhout geadviseerde hulpverlening niet van de grond gekomen, omdat de vader en de kinderen hier niet aan mee willen werken. JBG geeft aan dat zij alles heeft geprobeerd maar dat de situatie niet (verder) in beweging komt. JBG ziet geen mogelijkheden meer en wil de situatie laten zoals die is, ondanks dat de ontwikkelingsbedreigingen niet zijn weggenomen.
5.7.
De rechtbank ziet, anders dan JBG, nog mogelijkheden om te werken aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen. Eén van de ontwikkelingsbedreigingen is dat de kinderen al langere tijd geen contact hebben met de moeder. Binnen de ondertoezichtstelling is door JBG ingezet op contactherstel tussen de kinderen en moeder, maar dat is niet gelukt. De rechtbank begrijpt dat het de wens is van de moeder dat dit contact wordt hersteld, maar de kinderen geven aan dat zij dit niet willen. De rechtbank is – in navolging van het advies van de Raad – van oordeel dat het afdwingen van contact op dit moment niet in het belang van de kinderen is.
5.8.
Binnen de ondertoezichtstelling is door JBG hulpverlening ingezet van Entrea Lindenhout. Zij hebben gesprekken gehad met de kinderen en de ouders. Entrea Lindehout adviseert begeleiding voor de kinderen om met de moeder het gesprek aan te gaan. Daarnaast adviseert Entrea Lindenhout groepsgesprekken voor de kinderen met andere kinderen van gescheiden ouders. Entrea Lindenhout heeft voor de vader ambulante begeleiding geadviseerd om te leren de kinderen te steunen, sturen en stimuleren. Het is belangrijk dat de vader inzicht krijgt in wat de kinderen van hem als vader nodig hebben, dat hij leert hoe hij de kinderen kan stimuleren in het contact met de moeder en dat hij hen laat ervaren dat je problemen niet moet omzeilen maar oplossen. Voor de moeder wordt hulpverlening geadviseerd zodat zij kan leren wat wel en wat niet helpend is om te zeggen als zij met de kinderen het gesprek aangaat. De door Entrea Lindenhout geadviseerde hulp is tot nu toe niet van de grond gekomen omdat de kinderen en de vader dit niet willen. De rechtbank acht het van belang dat deze hulp wel wordt ingezet. De kinderen zijn weliswaar oud genoeg om een mening te vormen, maar zij zijn nog te jong om de gevolgen van hun beslissingen te overzien en hebben daar dus sturing in nodig. Daarom is regie van een gezinsvoogd nog steeds nodig. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat, zoals door de Raad is aangegeven, de kinderen leren omgaan met moeilijkheden en dat zij leren om conflicten uit te praten. De rechtbank is – in navolging van het advies van de Raad – van oordeel dat binnen de ondertoezichtstelling nu eerst gewerkt moet worden aan de door Entrea Lindenhout geadviseerde hulpverlening voor de kinderen en de ouders. Daarna kan gekeken worden of er door deze hulp uiteindelijk ruimte ontstaat voor contactherstel tussen de moeder en de kinderen. Omdat de hulp in het vrijwillig kader naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toereikend is, is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat (in ieder geval) gewerkt moet worden aan de volgende doelen:
  • de kinderen leren om problemen op te lossen en conflicten uit te praten;
  • de kinderen en de moeder gaan (onder begeleiding) het gesprek met elkaar aan om dingen uit het verleden uit te praten;
  • de kinderen volgen groepsgesprekken met andere kinderen van gescheiden ouders;
  • de moeder ontvangt hulp om te leren hoe zij het gesprek met de kinderen kan aangaan;
  • de vader ontvangt hulp om in te zien hoe je kinderen kan stimuleren en motiveren in het contact met de moeder;
  • de vader ontvangt hulp om zich te richten op de toekomst en de lasten die hij van de moeder ervaart achter zich te laten; de vader leert om niet snel vanuit zijn emotie te reageren;
  • de ouders werken aan een verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie;
  • uiteindelijk als de hulp voor de ouders en de kinderen is ingezet kan gekeken worden of er ruimte is voor contactherstel.
Vervanging GI
5.10.
De moeder verzoekt om JBG als uitvoerende GI te vervangen. In artikel 1:259 BW is geregeld dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, kan vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
5.11.
De rechtbank wijst dit verzoek van de moeder toe en zal JBG vervangen door Jeugd Veilig Verder. De reden hiervoor is dat JBG stellig geen mogelijkheden meer ziet om hulpverlening in te zetten en dat zij vindt dat zij alles heeft gedaan wat binnen haar mogelijkheden ligt. De impasse wordt zonder vervanging van de GI dus niet doorbroken. WSG heeft in een e-mailbericht aangegeven de zaak niet te zullen aannemen. Hoewel de rechtbank de vrijheid heeft om een GI aan te wijzen, heeft JBG aangegeven dat Jeugd Veilig Verder op dit moment geen wachtlijst heeft. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat de zaak voortvarend wordt opgepakt en dat lijkt Jeugd Veilig Verder te kunnen.
5.12.
De rechtbank zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar, omdat er tijd nodig is om te werken aan de doelen en om de benodigde hulpverlening in te zetten. Daar komt bij dat er nu een nieuwe GI aan de slag gaat die eerst moet kennismaken met de kinderen en de ouders, wat tijd zal kosten.
5.13.
De rechtbank verklaart de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissingen direct gelden, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 14 februari 2026;
6.2.
vervangt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, regio Zuid, door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Koopman, C.J.M. van Apeldoorn en
G. Hilberink, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025, in aanwezigheid van mr. E.M. Beumer als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 lid 1 BW.