ECLI:NL:RBGEL:2025:2035

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/05/414251 / FA RK 23-225
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en ondertoezichtstelling in familiezaken met betrekking tot kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 februari 2025 een beschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2]. De moeder had verzocht om wijziging van de zorgregeling, maar de kinderen hebben al geruime tijd geen contact meer met hun moeder en willen dit ook niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat binnen de ondertoezichtstelling tot nu toe geen contactherstel heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft besloten om vooralsnog geen zorgregeling vast te stellen, om de kinderen de tijd en ruimte te geven om hulpverlening te ondergaan, zoals geadviseerd door Entrea Lindenhout. De nieuwe gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, krijgt de regie over de zorgregeling. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 14 februari 2026 en benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen en ouders eerst aan de onderliggende problematiek werken voordat contactherstel kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de kinderen, waarbij de GI verantwoordelijk is voor het bepalen van de voorwaarden voor contactherstel.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/414251 / FA RK 23-225
Datum uitspraak: 13 februari 2025
beschikking ex artikel 1:253a BW
in de zaak van
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.S. Zijderveld te Wageningen,
tegen
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. B. Anik te Arnhem.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Jeugdbescherming Gelderland, de gecertificeerde instelling (hierna: JBG),
gevestigd te Nijmegen.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van deze rechtbank van 5 april 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de brieven van Entrea Lindenhout van november 2024, die door JBG zijn overgelegd;
  • het F9-formulier van de zijde van de vader van 4 december 2024;
  • het F9-formulier van de zijde van de moeder van 4 december 2024;
  • het F9-formulier van de zijde van de moeder van 19 december 2024.
1.2.
De rechtbank verwijst voor het eerdere verloop van de procedure naar de beschikking van deze rechtbank van 5 april 2024 waarin de rechtbank de
voorlopigezorgregeling heeft gehandhaafd waarbij de kinderen;
[naam minderjarige 1], geboren op
[geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ; en
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
iedere zondagmiddag tot na het avondeten contact hebben met de moeder. Het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan worden uitgebreid onder regie van de gezinsvoogd.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing met betrekking tot de zorgregeling aangehouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling in augustus/september 2024, in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling, de voorlopige zorgregeling en de hulpverlening van de kinderen en de ouders.
1.3.
In augustus 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden over de verlenging van de ondertoezichtstelling. Entrea Lindenhout was op dat moment bezig met een onderzoek naar het contact tussen de moeder en de kinderen. De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van de kinderen, op verzoek van JBG, verlengd tot 14 december 2024 zodat de ondertoezichtstelling gelijk getrokken kon worden met de mondelinge behandeling over de zorgregeling in december 2024.
1.4.
De geplande mondelinge behandeling van 5 december 2024 is op verzoek van de
vader niet doorgegaan, omdat er geen doventolk beschikbaar was. De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 december 2024 de ondertoezichtstelling van de kinderen, op verzoek van JBG, verlengd tot 14 januari 2025.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling van 3 januari 2025 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Zijderveld;
- de vader, bijgestaan door mr. Anik en een doventolk;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland(online via Teams).
1.6.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling van 3 januari 2025 de beslissing over de zorgregeling aangehouden en bepaald dat een nieuwe mondelinge behandeling gepland zal worden, zodat de verzoeken van de moeder over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de vervanging van de gecertificeerde instelling gelijktijdig behandeld kunnen worden met deze procedure. Vanwege de complexiteit van de zaak heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
1.7.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 januari 2025 de ondertoezichtstelling van de kinderen, op verzoek van JBG, verlengd tot 14 februari 2025.
1.8.
Op 3 februari 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet bij de meervoudige kamer. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Zijderveld;
- de vader, bijgestaan door mr. Anik en een schrijftolk;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van JBG.
De verzoeken van de moeder over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de vervanging van de gecertificeerde instelling zijn gelijktijdig behandeld (zaaknummers: C/05/445842 / JE RK 25-5 en C/05/445865 / JE RK 25-7).
1.9.
De rechtbank heeft bij beschikking van 13 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 14 februari 2026. Daarnaast heeft de rechtbank de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland vervangen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder.

2.De standpunten van de moeder, de vader, JBG en de Raad

2.1.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandelingen aangegeven dat zij heel graag weer omgang en contact wil met de kinderen. Zij handhaaft daarom haar oorspronkelijke verzoek. Er is binnen de ondertoezichtstelling onvoldoende gedaan om contactherstel tot stand te brengen. De moeder voelt zich machteloos. Zij is van de een op de andere dag haar kinderen verloren. De moeder begrijpt niet waarom de huidige GI de situatie wil laten zoals die is. Er moet meer worden ingezet. Binnen een verlenging van de ondertoezichtstelling en door een nieuwe GI kan gewerkt worden aan contactherstel, in lijn met het advies van Entrea Lindenhout. De regie kan bij de GI worden neergelegd voor de uitvoering van de zorgregeling, zodat deze procedure tot een einde kan komen.
2.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij wil dat de zorgregeling wordt opgeschort, omdat de vastgestelde voorlopige zorgregeling niet wordt uitgevoerd. De vader zou ook liever zien dat de kinderen weer contact hebben met de moeder, maar de kinderen willen dit niet. De vader stimuleert de kinderen om naar de moeder te gaan, bijvoorbeeld door tegen hen te zeggen: ga even naar mama toe. De vader weet niet wat hij nog meer kan doen. Hij gaat de kinderen niet dwingen.
2.3.
JBG heeft aangegeven dat zij binnen de ondertoezichtstelling heeft geprobeerd om het contact te herstellen. De kinderen zijn stellig in hun mening dat zij geen contact willen met de moeder. Binnen de ondertoezichtstelling is er begeleid en onbegeleid contact geweest. Er is daarnaast hulpverlening van Entrea Lindenhout ingezet en zij hebben een advies uitgebracht. De geadviseerde hulpverlening komt niet van de grond omdat de vader en de kinderen dit niet willen. JBG kan de kinderen en de vader hier niet in dwingen. JBG ziet geen mogelijkheden meer om binnen de ondertoezichtstelling te werken aan contactherstel. Zij heeft om die reden geen verdere verlenging van de ondertoezichtstelling gevraagd. JBG denkt dat het beter is om de situatie zo te laten. Hoe meer je aan de kinderen trekt, hoe meer zij hun hakken in het zand zetten. Daarom vindt JBG dat de omgang op dit moment niet afgedwongen moet worden door het vaststellen van een zorgregeling.
2.4.
De Raad heeft aangegeven dat het uitgangspunt is dat kinderen contact moeten hebben met beide ouders. Het is nu echter niet haalbaar om het contact af te dwingen, omdat eerst hulpverlening ingezet moet worden. Als nu een zorgregeling wordt vastgesteld dan kan dit worden gebruikt als pressiemiddel, wat niet passend is. De door Entrea Lindenhout geadviseerde hulpverlening moet leidend zijn.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De moeder heeft aan het begin van deze procedure verzocht om als zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast te stellen dat zij bij de moeder verblijven één keer per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag na het avondeten, alsmede elke woensdag uit school tot 21:00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat zij inziet dat deze regeling op dit moment niet uitvoerbaar is, maar dat zij hoopt dat onder regie van een nieuwe gezinsvoogd naar deze regeling kan worden toegewerkt. Zij heeft het verzoek daarom gehandhaafd.
3.2.
De vader heeft aan het begin van deze procedure verzocht om het verzoek van de moeder af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zich op het standpunt gesteld dat de huidige, voorlopige, zorgregeling moet worden opgeschort, omdat deze niet wordt en kan worden uitgevoerd. Voor zover de vader heeft willen verzoeken om de zorgregeling op te schorten, merkt de rechtbank op dat een dergelijk verzoek schriftelijk, onderbouwd en tijdig ingediend had moeten worden. Dat heeft de vader niet gedaan, zodat de rechtbank over opschorting van de zorgregeling geen beslissing hoeft te nemen.
3.3.
De rechtbank zal dus uitsluitend beslissen op het nog voorliggende verzoek van de moeder. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
3.4.
In de beschikking van 5 april 2024 is overwogen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al geruime tijd geen contact meer met hun moeder hebben en dat zij er heel stellig in zijn dat zij dit niet meer willen. Verder is in die beschikking overwogen dat samen met de gezinsvoogd er een plan van aanpak zal moeten komen zodat contactherstel tussen de moeder en de kinderen tot stand komt. Uit de stukken en de mondelinge behandelingen die nadien hebben plaatsgevonden is gebleken dat contactherstel niet is gelukt.
3.5.
De vraag is hoe het nu verder moet. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling duidelijk aangegeven dat zij heel graag weer contact en omgang wil met haar kinderen. De rechtbank stelt ook voorop dat het in het belang is van de kinderen dat zij goed contact hebben met beide ouders. Gebleken is echter dat de kinderen nog steeds heel stellig zijn in hun mening dat zij geen contact willen met de moeder. Binnen de ondertoezichtstelling is door JBG een onderzoek ingezet van Entrea Lindenhout en zij hebben gesprekken gevoerd met de kinderen en de ouders. Entrea Lindenhout heeft hulp voor de ouders en de kinderen geadviseerd, maar die hulp is tot nu toe niet van de grond gekomen. De vader en de kinderen willen hier niet aan meewerken en JBG heeft aangegeven dat zij de vader en de kinderen niet kan dwingen. De rechtbank maakt zich zorgen over de situatie en de impasse die is ontstaan. De kinderen zijn weliswaar oud genoeg om een mening te vormen, maar zij zijn nog te jong om de gevolgen van hun beslissingen te overzien en hebben daar dus sturing in nodig van een volwassene. De vader laat de kinderen echter op dit moment volledig zelf bepalen of zij naar de moeder gaan of niet. De rechtbank vindt het belangrijk dat de nieuwe gezinsvoogd regie gaat voeren en ervoor zorgt dat de door Entrea Lindenhout geadviseerde hulp wordt ingezet. De kinderen moeten leren loslaten wat er in het verleden is gebeurd en gaan ervaren dat je conflicten kunt uitpraten en oplossen. Om de kinderen tijd en ruimte te geven om deze hulpverlening aan te gaan, is de rechtbank van oordeel dat contact tussen de moeder en de kinderen voor nu niet afgedwongen moet worden door het vastleggen van een zorgregeling. Het is immers eerst van belang dat gewerkt wordt aan de onderliggende problematiek zodat er van daaruit mogelijk ruimte kan ontstaan voor contactherstel met de moeder. Het forceren van contact door middel van het vaststellen van een voorlopige zorgregeling is al geprobeerd en heeft niet tot een verbetering van de situatie geleid. Dit betekent niet dat de rechtbank vindt dat de kinderen geen contact moeten hebben met de moeder. De kinderen en de ouders moeten echter eerst aan de slag met zichzelf voordat contactherstel kan plaatsvinden. Bij de kinderen is sprake van veel boosheid en het lukt hen nu nog niet om met de moeder in gesprek te gaan om wat er is gebeurd uit te praten. Daar hebben zij hulp bij nodig. Ook de ouders hebben hulp nodig. De vader moet leren om de kinderen te stimuleren in het contact met de moeder. Op de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat hij de kinderen niet tegenhoudt in het contact, maar dat is iets anders dan de kinderen daadwerkelijk stimuleren om naar de moeder te gaan. Voor de moeder is hulp nodig voor hoe zij het beste het gesprek met de kinderen kan aanpakken en welke houding en vorm van communicatie daarin helpend kan zijn.
3.6.
De ondertoezichtstelling is verlengd tot 14 februari 2026 en Jeugd Veilig Verder zal de uitvoering van de ondertoezichtstelling van JBG overnemen. De rechtbank verwacht van Jeugd Veilig Verder dat zij binnen de ondertoezichtstelling de hulpverlening inzetten die Entrea Lindenhout geadviseerd heeft. Jeugd Veilig Verder kan op basis van de stappen die nog gezet gaan worden het beste inschatten wanneer er eventueel ruimte is voor contactherstel. Daarom zal de rechtbank beslissen dat de GI de regie krijgt over de zorgregeling. Dit betekent dat het aan de GI is om te bepalen of en wanneer er met contactherstel kan worden gestart, en hoe dit contact er qua vorm (begeleid of onbegeleid), duur, frequentie en opbouw uit moet komen te zien.
3.7.
De GI heeft in de komende periode het beste zicht op de situatie en kan met deze regeling de nodige stappen zetten die zij in het belang van de kinderen vindt. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het niet wenselijk om de beslissing in deze procedure nog langer aan te houden. Met deze beslissing komt daarom een einde aan deze procedure.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt het in de beschikking van deze rechtbank van 11 juni 2019 opgenomen ouderschapsplan (dat door de ouders is ondertekend op 28 mei 2019) met betrekking tot de zorgregeling en bepaalt dat de GI de regie heeft over de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen:
  • [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , en
  • [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
waarbij het aan de GI is om te bepalen of en wanneer er met contactherstel kan worden gestart, en hoe dit contact er qua vorm (begeleid of onbegeleid), duur, frequentie en opbouw uit moet komen te zien;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Koopman, C.J.M. van Apeldoorn en G. Hilberink (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Beumer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.