ECLI:NL:RBGEL:2025:2040

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
05.073338.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van brandstichting van voertuig met gevaar voor goederen en medeplegen van vernieling na uitlokking

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van brandstichting en vernieling. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van een bedrijfsbus, wat gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de brandstichting, maar sprak de verdachte vrij van het levensgevaar voor omwonenden, omdat de afstand tussen de bus en de woning te groot was. De verdachte had ook banden van een auto lek gestoken, eveneens op verzoek van haar (stief)vader. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden op, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en de druk waaronder zij handelde. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade had geleden door de brand.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.073338.23
Datum uitspraak : 18 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) in aanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of de schuur/garage en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [verdachte] ,
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) in aanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 16 november 2022 tot en met 22 november 2022, te Arnhem en/of te [plaats] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte
die [medeverdachte 1] medegedeeld welk voertuig het betrof en/of op welk adres dat voertuig zich bevond en/of wat er met het voertuig diende te gebeuren en/of
die [medeverdachte 1] gevraagd of hij dat wel durfde te doen en/of
een voorverkenning van de betreffende locatie uitgevoerd en/of
een hoeveelheid brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) getankt/gekocht en/of
een fles met die brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) gevuld en voorzien van een tissue/doek en/of
die [medeverdachte 1] naar de betreffende locatie gereden en/of daar afgezet en/of
die [medeverdachte 1] gezegd hoe hij het moest doen en/of waar hij naartoe moest lopen en/of
die [medeverdachte 1] naderhand in de buurt van die locatie opgepikt;
2.
zij op of omstreeks 11 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk vier (4), althans één of meerdere banden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] ) heeft lek gestoken,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
subsidiair
[medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] op of omstreeks 11 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk vier (4), althans één of meerdere banden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] ) heeft lek gestoken,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 5 november 2022 tot en met 11 november 2022 te Arnhem en/of te [plaats] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte
een of meerdere voorverkenningen uitgevoerd op de locaties waar het betreffende voertuig stond geparkeerd en/of
die [medeverdachte 1] medegedeeld welk voertuig het betrof en/of waar dat voertuig stond
geparkeerd en/of
die [medeverdachte 1] naar de betreffende locatie gereden en/of daar afgezet en/of
die [medeverdachte 1] naderhand weer opgepikt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2 primair, waarbij zij voor de brandstichting onder feit 1 alleen gevaar voor goederen bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
Voor feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onderdeel (levens)gevaar voor een ander. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1 primair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 29-30.
Partiële vrijspraak
De rechtbank vindt bewezen dat door de brand gevaar voor de naast de bus geparkeerde auto (Volkswagen Golf) is ontstaan alsook voor de naastgelegen schuur. Op de foto’s is namelijk te zien dat deze auto vlak naast de bus stond en dat de schuur grenst aan het parkeervak waar de bus stond. [2]
De rechtbank constateert verder dat in het dossier een rapportage ontbreekt van de brandweer over de gevaarzetting van de brand. Ook ontbreken duidelijke overzichtsfoto’s bij daglicht. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden bewezen dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door de brandstichting in de bestelbus gevaar bestond voor de naast de bus gelegen woning, de inboedel van de woning en de schutting bij de woning. Daarvoor stond de bus te ver weg. Ook acht de rechtbank om die reden niet bewezen dat door de brand levensgevaar voor de in de woning aanwezige bewoners dan wel zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
feit 2 primair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2025;
- tapgesprekken p. 138-139;
- proces-verbaal van aangifte p. 345.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
zij op
of omstreeks22 november 2022 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin
een doek en/ofpapier en een brandbare vloeistof (
vermoedelijkbenzine) in aanraking te brengen met open vuur en
/of(daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel
of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/ofde schuur
/garageen/
ofeen naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf),
in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2. primair
zij
op ofomstreeks 11 november 2022 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
vier (4), althans één of meerderebanden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] ) heeft lek gestoken,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een
andertoebehoorde
(n
), en deze hierdoor heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
feit 2 primair:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft zij een taakstraf geëist voor de duur van 200 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de duur van de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen. Daarbij heeft hij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het lange tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de uitspraak. Verdachte heeft de feiten gepleegd onder druk van haar (stief)vader. Door haar verstandelijke beperking heeft zij de gevolgen van haar handelen niet overzien.
De verdediging kan zich vinden in een taakstraf en de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een vriend een bestelbus in brand gestoken op verzoek van haar
(stief)vader die toen gedetineerd zat. De opdracht was afkomstig van een medegedetineerde,
die met de brandstichting wraak wilde nemen op de eigenaar van de bus. Verdachte heeft
door haar handelen een gevaarlijke situatie gecreëerd die een enorme impact heeft gehad op
de eigenaar van de bus en zijn vrouw. Zij werden laat op de avond wakker van geklop op de
rolluiken van hun woning en zagen een vlammenzee uit de bus komen. De bus stond op de
oprit bij hun woning en is volledig uitgebrand. Naast forse materiële schade heeft de brand
niet alleen bij hen maar ook bij omwonenden hevige gevoelens van angst en onveiligheid
veroorzaakt.
Twee weken daarvoor heeft verdachte samen met dezelfde vriend autobanden lek stoken,
ook op verzoek van haar (stief)vader, als wraakactie van hem tegen de eigenaresse van de
auto. Zij heeft hiermee voor schade en overlast gezorgd. Verdachte heeft de feiten gepleegd
omdat zij hiertoe werd aangezet door haar (stief)vader en loyaal naar hem wilde zijn. Ook
had hij haar een financiële beloning beloofd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. De rechtbank neemt het verdachte
kwalijk dat zij haar vriend bij de zaak betrokken heeft om het vuile werk voor haar op te
knappen. In het voordeel van verdachte spreekt dat zij verantwoordelijkheid heeft genomen
voor haar handelen.
Persoon van de verdachte
De reclassering heeft in een rapport van 28 februari 2025 beschreven dat bij verdachte sprake
is van psychische en medische problematiek en een licht verstandelijke beperking. Verdachte
heeft moeite met het bewaken van haar grenzen en het overzien van de gevolgen van haar
haar gedrag. Zij heeft de dagelijkse zorg voor haar jongste kinderen. Om te voorkomen
dat verdachte opnieuw in de fout gaat, adviseert de reclassering de oplegging van
bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden bestaan uit een meldplicht, meewerken aan
psychodiagnostisch onderzoek door forFACT Kairos of een soortgelijke instelling, en zo
nodig, aan hieruit voortvloeiende ambulante begeleiding en/of behandeling, zo lang de
reclassering dat nodig acht.
Straf
De rechtbank overweegt dat voor medeplegen van brandstichting van een voertuig met
gevaar voor goederen en met forse schade doorgaans een (deels) onvoorwaardelijke
gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank acht deze straf in deze zaak echter niet
passend omdat inmiddels ruim twee jaar is verstreken sinds verdachte de feiten heeft
gepleegd, zij sindsdien niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie en niet eerder
is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Wel acht de rechtbank een stevige voorwaardelijke
gevangenisstraf op zijn plaats met daarnaast een forse taakstraf. Gelet op de ernst van het
bewezenverklaarde ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere of lichtere straf
dan geëist door de officier van justitie. De persoonlijke omstandigheden van verdachte leiden
de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft oog voor de medische situatie
van verdachte en gaat er vanuit dat de reclassering passend werk voor haar kan vinden voor
het uitvoeren van een taakstraf.
Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw laat verleiden tot het plegen
van een strafbaar feit, zal de rechtbank ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere
voorwaarden opleggen. Ter zitting heeft verdachte zich bereid verklaard aan deze
voorwaarden mee te werken. Omdat verdachte de afgelopen periode niet meer met politie
in aanraking is gekomen, zal de rechtbank de proeftijd stellen op 2 jaar.
Resumerend, wordt verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 8 maanden met oplegging van bijzondere voorwaarden, bestaande uit de
verplichting mee te werken aan psychodiagnostisch onderzoek, en zo nodig, aan ambulante
behandeling en/of begeleiding, met een proeftijd van 2 jaar met daarnaast een taakstraf voor
de duur van 200 uur, met aftrek van voorarrest.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert van verdachte en de medeverdachten hoofdelijk € 4.512,09 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De schade ziet op gereedschap dat in de bus lag en door de brand onbruikbaar is geworden. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
Onder verwijzing naar het veroordelend vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.942,83, met toekenning van de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Aangevoerd is dat de benadeelde niet eerder melding heeft gemaakt van de gevorderde schade en dat onvoldoende onderbouwd is dat de schade is ontstaan door de brand.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden waarvoor zij naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Ter ondersteuning van de vordering heeft de benadeelde ter zitting foto’s getoond van de schade aan zijn gereedschap. Daarop is onder meer een hoge druk slang te zien, die zwart geblakerd is. Dat er gereedschap in de bedrijfsbus lag ten tijde van de brand vindt bevestiging in het proces-verbaal beeldverslag pagina 54. Voorts is door de politie beschreven dat de bus volledig is uitgebrand. De rechtbank acht hiermee voldoende aannemelijk geworden dat gereedschap in de bus zodanig blootgesteld is geweest aan hoge temperaturen en/of bluswater dat deze goederen niet meer bruikbaar zijn.
Ten aanzien van het opgevoerde bedrag voor het verlengsnoer overweegt de rechtbank dat dit bedrag niet volgt uit de overgelegde stukken. Het verlengsnoer staat weliswaar genoemd op een van de facturen maar zonder vermelding van een bedrag. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd zodat dit onderdeel niet toewijsbaar is. De overige schadeposten acht de rechtbank voldoende gestaafd en komen haar niet onredelijk voor. De aan benadeelde in rekening gebrachte BTW daarentegen komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat uit de overgelegde facturen blijkt dat de goederen zakelijk zijn gekocht en niet is gesteld en onderbouwd dat de benadeelde de BTW niet kan verrekenen.
De rechtbank zal de vordering aldus toewijzen tot € 3.942,83 (€ 807,22 voor de aquabar,
€ 393,99 voor de ladder en € 2.741.62 voor de trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels). De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Verdachte is vanaf 22 november 2022 wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag. Verdachte en de medeverdachten kunnen ieder voor het toegewezen schadebedrag worden aangesproken.
De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De rechtbank zal daarom aan verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot voornoemd bedrag van € 3.942,83, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij ingegrepen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 49 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt. Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c. 36f, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich binnen 3 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij de Reclassering Nederland op het adres
Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem;
- verdachte zich diagnostisch laat onderzoeken door forFACT Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien hieruit delictgerelateerde crimogene factoren voortvloeien op het gebied van psychosociaal functioneren, dan werkt verdachte ook mee aan ambulante begeleiding en/of ambulante behandeling vanuit forFACT Kairos, zolang de reclassering dat nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 200 uren,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 3.942,83 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 49 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen, voorzitter, mr. A.A.M. Bögemann, en
mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023074554, onderzoek Lascar, gesloten op 10 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] en proces-verbaal beeldverslag, p. 42 en 44.