ECLI:NL:RBGEL:2025:2154

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
05.230118.22 + 05.089836.23 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraffen in verband met mishandelingen en bedreigingen tegen ambtenaren

Op 12 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft mishandelingen en bedreigingen die plaatsvonden in de periode van juni 2022 tot en met december 2022. De verdachte is beschuldigd van het plegen van openlijk geweld tegen verschillende slachtoffers, waaronder ambtenaren in functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 6 augustus 2022 heeft verzet tegen de aanhouding door een ambtenaar, beledigingen heeft geuit en bedreigingen heeft gedaan. Daarnaast heeft de verdachte op verschillende momenten openlijk geweld gepleegd tegen andere personen in de openbare ruimte, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, en heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de geweldsdelicten schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.230118.22 + 05.089836.23 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 12 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. C.T.B.J. Besjes, advocaat in Heumen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/230118-22
1.
zij op of omstreeks 6 augustus 2022 te [plaats] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 1] (Integraal Toezichthouder en buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- een of meermalen weg te draaien en/of
- een of meermalen een slaande beweging met haar arm te maken in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of
- een of meermalen in de richting van die [slachtoffer 1] te bewegen terwijl hij haar tegen de muur wilde houden;
2.
zij op of omstreeks 6 augustus 2022 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Kankerzemmer" en/of "kankerhomo" en/of "kankerhoer" en/of "kankerdownie" en/of "kankerdomme mogolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
3.
zij op of omstreeks 6 augustus 2022 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik sla je kankertanden uit je kankerbek, kankerhomo", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Parketnummer 05/089836-23
1.
zij op of omstreeks 4 juni 2022 te [plaats] openlijk, te weten, in/bij de [bedrijf 1] gelegen aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2]
- een of meermalen naar de grond te duwen,
- een of meermalen aan haar haren te trekken,
- een of meermalen op haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of stompen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt en/of
- een of meermalen op haar lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt;
2.
zij op of omstreeks 3 augustus 2022 te [plaats] openlijk, te weten, in/bij de [bedrijf 2] gelegen aan [adres 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] door
- die [slachtoffer 3] een of meermalen aan haar haren te trekken,
- die [slachtoffer 3] een of meermalen op/tegen/in haar gezicht, althans haar hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 4] in haar buik, althans tegen haar lichaam, te trappen;
3.
zij op of omstreeks 24 december 2022 te [plaats] openlijk, te weten, in/bij de [bedrijf 3] bioscoop gelegen aan de [adres 4] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] door
- die [slachtoffer 6] een of meermalen aan haar haren te trekken,
- die [slachtoffer 6] een of meermalen tegen/op haar hoofd, althans haar lichaam, te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer 6] een of meermalen (met kracht) een knietje te geven,
- die [slachtoffer 6] een of meermalen tegen/op haar hoofd en/of haar lichaam te trappen,
- die [slachtoffer 5] een of meermalen aan haar haren te trekken en/of
- die [slachtoffer 5] een of meermalen tegen/op haar hoofd, althans haar lichaam te slaan en/of te stompen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/230118-22 (feiten 1, 2 en 3) [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 augustus 2022 wilde ambtenaar [slachtoffer 1] (Integraal Toezichthouder en buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening verdachte aanhouden. [2] Zij heeft de woorden “kankerhomo”, “kankerhoer”, “kankerdownie” en “kankerdomme mongolen” tegen [slachtoffer 1] gezegd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid, belediging van een ambtenaar in functie en bedreiging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feiten 1 en 3 aan haar tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat verdachte wel mee wilde werken. Door de werkwijze van [slachtoffer 1] escaleerde de situatie en heeft verdachte zich verzet. Daarnaast zijn de door verdachte gebruikte woorden niet als een bedreiging aan te merken.
De belediging, zoals tenlastegelegd onder feit 2, kan wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van het woord “kankerzemmer”. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat dit door een manspersoon zou zijn gezegd en dus niet door verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat zij “kankerzemmer” heeft gezegd, maar dat dit bedoeld was naar een vriend van haar.
Beoordeling door de rechtbank
Wederspannigheid en bedreiging
Verdachte verklaart dat zij trekt en duwt op het moment dat [slachtoffer 1] haar vastpakt. [4] Uit de bodycam beelden van verbalisant [verbalisant] blijkt dat verdachte haar lichaam wegdraait op het moment dat [slachtoffer 1] haar wilde aanhouden. [slachtoffer 1] pakt haar arm vast en vervolgens maakt verdachte een slaande beweging met haar linkerarm in de richting van [slachtoffer 1] . Verdachte zet een stap dichterbij [slachtoffer 1] . Verdachte zegt daarbij: “de eerstvolgende keer dat jij mij aanraakt, sla ik je kankertanden uit je bek.” [5]
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte zich heeft verzet bij haar aanhouding. De woorden die verdachte hierbij tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd, zijn aan te merken als een bedreiging met zware mishandeling. Dat [slachtoffer 1] bij de aanhouding van verdachte escalerend heeft opgetreden, blijkt volgens de rechtbank nergens uit. Het is juist verdachte geweest die in deze situatie escalerend gedrag heeft vertoond.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid
(feit 1)en bedreiging
(feit 3).
“Kankerzemmer”
[slachtoffer 1] heeft gehoord dat in zijn richting “kankerzemmer” werd geschreeuwd. [6] Verdachte verklaart ter terechtzitting dat zij dit heeft gezegd. [7]
De rechtbank overweegt dat het juist is dat in het proces-verbaal letterlijk staat dat “kankerzemmer” door een manspersoon werd gezegd. De rechtbank gaat er vanuit dat dit een kennelijke verschrijving is, nu verdachte zelf heeft verklaard dat zij degene is die dit heeft gezegd. Haar verklaring dat zij dit heeft bedoeld richting een vriend van haar vindt de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook het woord “kankerzemmer” jegens [slachtoffer 1] heeft gebezigd en dus, gelet op de al genoemde vaststaande feiten, alle in de tenlastelegging beschreven beledigingen tegen [slachtoffer 1] heeft geuit
(feit 2).
Ten aanzien van parketnummer 05/089836-23 [8]
Feit 1: Openlijk geweld in de [bedrijf 1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 juni 2022 was verdachte samen met [medeverdachte 1] in de [bedrijf 1] aan de [adres 2] in [plaats] . Zij heeft hier [slachtoffer 2] een trap en een duw gegeven. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren of zij [slachtoffer 2] op het hoofd heeft geslagen en aan haar haren heeft getrokken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij verdachte 1 is op de camerabeelden van de [bedrijf 1] en dat [medeverdachte 1] verdachte 2 is. [10] Op deze camerabeelden is te zien dat eerst [medeverdachte 1] en daarna verdachte [slachtoffer 2] duwt. Verdachte geeft daarna een schop van achter tegen [slachtoffer 2] . [medeverdachte 1] pakt op een gegeven moment de haren van [slachtoffer 2] vast en maakt een trekkende beweging. [slachtoffer 2] raakt hierdoor in onbalans en gaat met haar lichaam naar beneden. [medeverdachte 1] geeft twee vuistslagen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] . Ook verdachte geeft een vuistslag tegen het hoofd van [slachtoffer 2] . [11]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte en [medeverdachte 1] samen de confrontatie zijn aangegaan met [slachtoffer 2] . Zij hebben beiden een gelijkwaardige rol gehad in de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] . De rechtbank is, gelet op deze rolverdeling, van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer 2] .
Feit 2: Openlijk geweld in de [bedrijf 2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 augustus 2022 was verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de [bedrijf 2] op [adres 3] in [plaats] . Zij heeft daar [slachtoffer 4] een trap gegeven. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu zij niet deelnam aan het gepleegde geweld tegen [slachtoffer 3] en de trap die zij aan [slachtoffer 4] gaf kan niet worden gekwalificeerd als deelname aan de openlijke geweldpleging. Subsidiair stelt de verdediging dat ten aanzien van de trap tegen [slachtoffer 4] sprake was van noodweer bij verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 3]
Op camerabeelden van de [bedrijf 2] is te zien dat een groep meiden en jongens in de [bedrijf 2] verschijnen. De groep wordt fysiek richting een vrouw (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ). Er wordt een meisje in een groene top, genoemd verdachte 1 gezien. Daarnaast is op de beelden een meisje met een zwart North Face shirt te zien, genoemd verdachte 2, samen met een meisje in het roze gekleed, genoemd verdachte 3. [13] Verdachte heeft verklaard dat zij verdachte 2 is, degene met het North Face shirt, [medeverdachte 1] verdachte 1 en [medeverdachte 2] verdachte 3. [14]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat het meisje met het groene topje haar in haar gezicht slaat (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]). Direct nadat zij die klap heeft gekregen, komen het meisje in het roze gekleed en het andere meisje met een zwart North Face shirt (
de rechtbank begrijpt: verdachte) haar helpen. [slachtoffer 3] voelt dat ze aan haar haren en haar kleren trekken. [15]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen de confrontatie aangaan met [slachtoffer 3] . Verdachte heeft hierbij [slachtoffer 3] ook aan haar haren getrokken. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer 3] en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer 3] .
[slachtoffer 4]
heeft verklaard dat zij samen met haar dochter van 10 jaar in de [bedrijf 2] zit te eten op het moment dat een groep meiden rondom één meisje gaat staan. Het gaat er dan erg luidruchtig aan toe. [slachtoffer 4] loopt naar het meisje toe om haar te beschermen. Een meisje met een North Face topje (
de rechtbank begrijpt: verdachte) haalt uit met haar voet en schopt [slachtoffer 4] in haar maag. [slachtoffer 4] kan dan nog net een dienblad pakken om zichzelf te verdedigen. Ook het meisje met het roze topje (
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) staat erbij. [16]
Op de camerabeelden is te zien dat de groep meisjes fysiek worden richting een vrouw die hen aanspreekt (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 4] ). [medeverdachte 1] geeft [slachtoffer 4] een duw. Verdachte en [medeverdachte 2] begeven zich ook richting [slachtoffer 4] . Er ging een schop met de voet in de richting van de vrouw, maar er was niet te zien of dit verdachte of [medeverdachte 2] betrof. Te zien is verder dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een agressieve houding hebben, doordat zij hun lichaam groot hebben gemaakt en druk met hun armen bewegen. [17]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich alle drie agressief opstellen, allereerst tegen [slachtoffer 3] , maar ook tegen [slachtoffer 4] . Gelet daarop en het feit dat de trap van verdachte tegen [slachtoffer 4] voortkomt uit haar reactie op het openlijke geweld jegens [slachtoffer 3] , is de rechtbank van oordeel dat de trap van verdachte als een bijdrage aan het openlijk geweld jegens [slachtoffer 4] is te kwalificeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer 4] en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer 4] .
Voor zover de verdediging een beroep op noodweer heeft gedaan, geldt dat niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 4] eerder met het dienblad in haar handen stond en dat zij verdachte daarmee wilde slaan. De rechtbank verwerpt dit beroep dan ook.
Feit 3: Openlijk geweld in de [bedrijf 3] bioscoop
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 december 2022 was verdachte samen met haar zus [medeverdachte 3] bij de [bedrijf 3] bioscoop aan de [adres 4] in [plaats] . Verdachte heeft daar [slachtoffer 6] geslagen met haar vuist en getrapt, ook met haar knie. [18] [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 6] bij haar haren gepakt en haar een knietje in haar gezicht gegeven. [19] Verdachte heeft [slachtoffer 5] geslagen en aan haar haren getrokken. [20] [medeverdachte 3] heeft aan [slachtoffer 5] getrokken. [21]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat, gelet op de vastgestelde feiten, verdachte samen met haar zus geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] . Zij hebben dit gezamenlijk gedaan. De rechtbank oordeelt dat verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/230118-22
1.
zij op
of omstreeks6 augustus 2022 te [plaats] , zich met geweld
en/of bedreiging met geweld,heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 1] (Integraal Toezichthouder en buitengewoon opsporingsambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- een of meermalen weg te draaien en
/of- een of meermalen een slaande beweging met haar arm te maken in de richting van
die [slachtoffer 1] en
/of- een of meermalen in de richting van die [slachtoffer 1] te bewegen terwijl hij haar tegen de muur wilde houden;
2.
zij op
of omstreeks6 augustus 2022 te [plaats] opzettelijk [slachtoffer 1] , in zijn
/haar/huntegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem
/haar/hunde woorden toe te voegen: "Kankerzemmer" en
/of"kankerhomo" en
/of"kankerhoer" en
/of"kankerdownie" en
/of"kankerdomme mongolen",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking
3.
zij op
of omstreeks6 augustus 2022 te [plaats] [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik sla je kankertanden uit je kankerbek, kankerhomo",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Parketnummer 05-089836-23
1.
zij op
of omstreeks4 juni 2022 te [plaats] openlijk, te weten, in
/bijde [bedrijf 1] gelegen aan de [adres 2] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2]
-
een of meermalennaar de grond te duwen,
-
een of meermalenaan haar haren te trekken,
-
een ofmeermalen op haar hoofd en
/oflichaam te slaan en
/ofstompen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt en
/of-
een ofmeermalen op haar lichaam te schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt;
2.
zij op
of omstreeks3 augustus 2022 te [plaats] openlijk, te weten, in
/bijde [bedrijf 2] gelegen aan [adres 3] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen te weten [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] door
- die [slachtoffer 3] een of meermalen aan haar haren te trekken,
- die [slachtoffer 3]
een of meermalen op/tegen/in haar gezicht,
althans haar hoofd, te slaan en
/ofte stompen en
/of- die [slachtoffer 4]
in haar buik, althanstegen haar lichaam, te trappen;
3.
zij op
of omstreeks24 december 2022 te [plaats] openlijk, te weten, in
/bijde [bedrijf 3] bioscoop gelegen aan de [adres 4] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meer personen te weten[slachtoffer 5] en
/of[slachtoffer 6] door
- die [slachtoffer 6]
een of meermalenaan haar haren te trekken,
- die [slachtoffer 6] een of meermalen
tegen/op haar hoofd,
althans haar lichaam,te slaan en
/ofte stompen,
- die [slachtoffer 6] een of meermalen (met kracht) een knietje te geven,
- die [slachtoffer 6]
een ofmeermalen tegen
/ophaar hoofd en
/ofhaar lichaam te trappen,
- die [slachtoffer 5]
een of meermalenaan haar haren te trekken en
/of- die [slachtoffer 5] een of meermalen
tegen/op haar hoofd,
althans haar lichaamte slaan en
/ofte stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05-230118-22
Feit 1
Wederspannigheid
Feit 2
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 3
Bedreiging met zware mishandeling
Parketnummer 05-089836-23
Feiten 1, 2 en 3 telkens
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van parketnummer 05/089836-23, feit 3: openlijk geweld bij de [bedrijf 3] bioscoop
De verdediging heeft bepleit dat primair sprake was van noodweer en dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het handelen van verdachte was erop gericht haar moeder te verdedigen tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] . De verdediging heeft gesteld dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van haar moeder, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar hiertoe waartegen zij haar moeder mocht verdedigen op de wijze zoals bewezenverklaard. Subsidiair stelt de verdediging dat sprake is van noodweerexces.
De rechtbank overweegt dat het begane feit, voor een geslaagd beroep op noodweer(exces), moet zijn geboden door de noodzakelijke verdediging van eens eigen of anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] weliswaar de moeder van verdachte aan het hinderen en lastigvallen waren, maar dat dit uiteindelijk niet heeft geleid tot een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De situatie was immers niet zodanig dat er voor moeder geen mogelijkheden waren om hiervan weg te lopen.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer(exces), nu er geen sprake was van een situatie waartegen verdachte zichzelf of haar moeder gerechtvaardigd mocht verdedigen.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie houdt bij het bepalen van haar eis rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, het strafblad van verdachte, de ernst van de feiten en het feit dat het jeugdstrafrecht van toepassing is. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte na de periode van de tenlastegelegde feiten hulpverlening heeft gehad en zich met behulp daarvan positief heeft ontwikkeld. In de strafmaat dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte mantelzorger is voor haar tante, hetgeen maakt dat een forse taakstraf voor haar moeilijk te volbrengen is. Tenslotte moet rekening worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen in totaal vijf slachtoffers. Daarbij zijn de slachtoffers geschopt en geslagen tegen het lichaam en aan hun haren getrokken. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Bovendien vond het gepleegde geweld telkens plaats in de openbaarheid, op plekken waar veel mensen, onder wie ook kinderen, getuige daarvan konden zijn en ook waren. Dergelijke feiten versterken de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tenslotte heeft verdachte niet meegewerkt aan haar aanhouding en daarbij een politieambtenaar in functie bedreigd en beledigd. Zij heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor het openbaar gezag en het publieke belang dat door de politie wordt gediend.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte niet meer in aanraking met politie en justitie is geweest sinds de feiten en dat zij goed heeft meegewerkt met de haar aangeboden hulpverlening.
De rechtbank oordeelt dat een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uur in beginsel passend en geboden is gelet op de ernst en het aantal van de feiten. De rechtbank houdt echter rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is in augustus 2022 voor het eerst aangehouden, zodat de redelijke termijn op dat moment is aangevangen. Dit betekent dat bij berechting in eerste aanleg de redelijke termijn vanaf december 2023 is overschreden, wat een (forse) overschrijding van 1 jaar en 2 maanden betekent. De rechtbank zal in plaats van de geïndiceerde onvoorwaardelijke taakstraf, daarom een deels voorwaardelijke taakstraf opleggen zoals geëist door de officier van justitie.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben een vordering ingediend:
  • [slachtoffer 2] (05/089836-23 feit 1): materiële schade ad € 1.570,00 en immateriële schade ad € 3.000,00, de benadeelde verzoekt de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag ad € 341,07 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren het overige bestaat uit toekomstige schade. Verder verzoekt de benadeelde het toe te wijzen bedrag hoofdelijk aan de verdachten op te leggen;
  • [slachtoffer 5] (05/089836-23 feit 3): immateriële schade ad € 750,00,
Telkens vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag ad € 3.341,07, bestaande uit € 341,07 materiële schade en € 3.000,00 schade vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie stelt dat het toe te wijzen schadebedrag hoofdelijk aan de medeverdachten moet worden opgelegd.
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde [slachtoffer 5] refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde [slachtoffer 2] niet hoofdelijk moet worden toegewezen, nu verdachte een kleiner aandeel had in het geweld jegens haar dan de medeverdachte.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 5] stelt de verdediging primair dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair stelt de verdediging dat de vordering moet worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair is sprake van eigen schuld bij benadeelde [slachtoffer 5] zodat de vordering moet worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Materiële schade
Voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade tot een bedrag ad € 341,07 is deze door de verdediging niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt dan ook op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde feit 1 en wijst de vordering in zoverre toe. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en psychisch letsel heeft opgelopen. Ten gevolge van het handelen van verdachte heeft benadeelde onder meer een hersenschudding opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters toewijzen in vergelijkbare zaken, zal de rechtbank de hoogte van het bedrag vaststellen op € 1.250,00. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk.
De gevorderde wettelijke rente over de toegekende immateriële schade zal worden toegewezen, met als ingangsdatum 4 juni 2022 en over de toegekende materiële schade met als ingangsdatum 24 februari 2025. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter voldoening van het toegewezen bedrag. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Gelet op de minderjarigheid van verdachte ten tijde van de feiten zal de rechtbank geen gijzeling bij niet-betaling bepalen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en haar medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken op de voet van artikel 6:166 BW. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover haar medeverdachte de schade heeft vergoed.
[slachtoffer 5]
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De rechtbank neemt op grond van de feiten geen eigen schuld aan bij benadeelde en houdt hier daarom ook geen rekening mee.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters toewijzen in vergelijkbare zaken, zal de rechtbank de hoogte van het bedrag vaststellen op € 500,00. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk.
De gevorderde wettelijke rente over de toegekende immateriële schade zal worden toegewezen, met als ingangsdatum 24 december 2022. Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen ter voldoening van het toegewezen bedrag. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Gelet op de minderjarigheid van verdachte ten tijde van de feiten zal de rechtbank geen gijzeling bij niet-betaling bepalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 180, 266, 267 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 80 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 van parketnummer 05/089836-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 341,07 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 1.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 341,07 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald en € 1.250,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 3 van parketnummer 05/089836-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 500 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 5] , een bedrag te betalen van € 500,00 aan materiële smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan/kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Rietveld (voorzitter tevens kinderrechter), mr. M.A. Jansen-van Leeuwen en mr. G.L.C. van den Bosch, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2025.
mr. G.L.C. van den Bosch is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022359403, gesloten op 9 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 20 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
3.Het proces-verbaal van bevindingen , p. 10 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
4.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
6.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 20.
7.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022372564, gesloten op 13 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [slachtoffer 2] , p. 22 en 23 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
10.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 48 en 49.
12.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025 en het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 146.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 88.
14.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 78 en 79.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 154 en 155.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 88.
18.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 februari 2025 en het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 212.
19.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 220 en 221.
20.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 212.
21.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 219.