ECLI:NL:RBGEL:2025:2307

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
061779-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor drugshandel en wapenbezit

Op 24 maart 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een militair veroordeeld voor het voorhanden hebben en dealen in drugs, alsook voor het bezit van wapens. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich hebben voorgedaan tussen 2019 en 2024. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende verdovende middelen, waaronder 3-MMC, cocaïne, MDMA en het voorhanden hebben van wapens die een ernstige bedreiging voor personen konden vormen. Tijdens de rechtszaak werd de verdachte geconfronteerd met bewijsstukken, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de rol van de verdachte als militair en de impact van zijn daden op de samenleving. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten en toonde een schuldbewuste houding. De rechtbank besloot dat de opgelegde straf passend was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/061779-24
Datum uitspraak : 24 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman mr. E.A. Breetveld, advocaat in Den Haag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2021 tot 2 april 2024 te [plaats] , althans in
Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een stof bevattende 3-MMC, zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2019 tot 2 april 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) en/of XTC
(3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA) en/of 4-MMC
(4-methylmethcathinon), zijnde cocaïne en/of 2C-B en/of XTC en/of 4-MMC een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 2 april 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,92 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of ongeveer 285,67 gram MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 2 april 2024 te [plaats] een of meer wapens van categorie I, onder 7°
van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en
Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon
vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of
afdreiging geschikt was, namelijk
- een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk met een pistool van
het merk Colt, model [model 1] en/of
- een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk met een pistool van
het merk Glock, model [model 2] , voorhanden heeft gehad;
Ad informandum gevoegde strafbare feiten:
5.
Plaats: [plaats] , gemeente [gemeente]
Datum en tijd: 2 april 2024
Omschrijving feit: Voorhanden hebben van een wapen van categorie I onder 3° WWM, te weten twee ploertendoders;
6.
Plaats: [plaats] , gemeente [gemeente]
Datum en tijd: 2 april 2024
Omschrijving feit: Voorhanden hebben van munitie categorie II onder 3 WWM, te weten een oefenbrisant-granaat, kaliber 90mm [model 3] met oefenbuis (leeg).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de militaire kamer
De beoordeling van het onder feit 1 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van uitlezen telefoon, p. 231-232;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2025.
De beoordeling van het onder feit 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van uitlezen telefoon, p. 231-232;
- het rapport douane laboratorium, p. 226-227;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2025.
De beoordeling van het onder feit 3 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het verslag van binnentreden in woning, p. 99-100;
- rapporten NFIDENT, p. 216-228;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2025.
De beoordeling van het onder feit 4 tenlastegelegdeEr is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het verslag van binnentreden in woning, p. 99-100;
- het proces-verbaal van categorisering nabootsing vuurwapen (Colt), p. 130-132;
- het proces-verbaal van categorisering nabootsing vuurwapen (Glock), p. 138-140;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2021 tot 2 april 2024 te [plaats] , althans in
Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een stof bevattende 3-MMC, zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtenshet vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2019 tot 2 april 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/ofverwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt
en/of vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en
/of2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) en
/ofXTC
(3,4-methyleendioxymethamfetamine, MDMA) en
/of4-MMC
(4-methylmethcathinon), zijnde cocaïne en
/of2C-B en
/ofXTC en
/of4-MMC een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezenkrachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3.
hij op
of omstreeks2 april 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer0,92 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende cocaïneen
/of ongeveer285,67 gram MDMA
, in elk geval eenhoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde cocaïne en
/ofMDMA
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan welaangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
4.
hij op
of omstreeks2 april 2024 te [plaats]
een ofmeer wapens van categorie I, onder 7°
van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en
Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon
vormen en
/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of
afdreiging geschikt was, namelijk
- een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk met een pistool van
het merk Colt, model [model 1] en
/of- een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, namelijk met een pistool van
het merk Glock, model [model 2] , voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De militaire kamer is van oordeel dat met betrekking tot feit 2 en feit 3 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
Het bewezenverklaarde levert daarmee op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
eendaadse samenloop van
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde en rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden en een geldboete van € 950,-- op zijn plaats zijn.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een zeer lange periode schuldig gemaakt aan handel in verdovende middelen, waarbij hij een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het criminele circuit in ons land. Ook zijn er op de dag van zijn aanhouding aanzienlijke hoeveelheden drugs in zijn woning aangetroffen. Feiten als deze brengen onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Door dergelijke delicten wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Drugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Bij het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en zich geen enkele rekenschap gegeven van de negatieve effecten daarvan. De militaire kamer acht het bijzonder kwalijk dat verdachte ten tijde van het plegen van voornoemde feiten als militair werkzaam was. De lange duur en de omvang van de handel passen naar het oordeel van de militaire kamer geheel niet bij een situatie waarin vrienden onder elkaar zich hiermee inlaten, zoals door de verdachte is verklaard. Waarbij tevens wordt opgemerkt dat ook in zo’n situatie sprake is van strafbare handel in drugs. Dat de verdachte ter terechtzitting meermaals heeft verklaard te zijn geschrokken van de omvang van zijn handel, doet daar niets aan af.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het overtreden van de Wet Wapens en Munitie. Er zijn open en bloot voorwerpen aangetroffen die zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging en afdreiging geschikt waren. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en is daarom strafbaar gesteld. Het bezit van zulke voorwerpen, helemaal in combinatie met het handelen in verdovende middelen, kan er immers toe leiden dat deze op enig moment, al dan niet door middel van afdreiging, gebruikt worden tegen personen. Verdachte was zich bewust van het gevaar van wapens en had als militair een voorbeeldfunctie.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 30 januari 2025 blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie wegens soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft op 5 maart 2025 een advies over verdachte uitgebracht. Hieruit blijkt dat de reclassering het zorgelijk vindt dat er sprake is van een lange pleegperiode. Verdachte is door het plegen van deze feiten zijn baan bij Defensie kwijtgeraakt. Maar hij is gemotiveerd om een nieuwe baan te vinden en hij beschikt over voldoende vaardigheden om stabiliteit te creëren ten aanzien van zijn dagbesteding en financiën. De reclassering acht zijn middelengebruik en sociaal netwerk direct delict gerelateerd. Verdachte geeft aan initieel drugs te zijn gaan kopen en een voorraad aan te hebben gehouden om zijn vrienden van drugs te kunnen voorzien. Zijn financiën en houding zijn mogelijk delict gerelateerd. Verdachte geeft aan dat hij drugs is gaan verkopen om zijn eigen gebruik te bekostigen en dat deze handel veel groter en omvangrijker is geworden dan hij wilde en had voorzien. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering ziet dan ook geen noodzaak tot interventies of toezicht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Conclusie
De militaire kamer is van oordeel dat de feiten niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden afgedaan. Alles afwegende acht de militaire kamer een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden. Dit is lager dan de officier van justitie heeft geëist nu de militaire kamer heeft laten meewegen, dat verdachte initieel niet de bedoeling had om op deze schaal in drugs te gaan handelen. De militaire kamer ziet ook aanwijzingen in het dossier dat de handel van verdachte niet zonder meer vergelijkbaar is met die in andere strafzaken over drugshandel, bijvoorbeeld in georganiseerd verband. Verdachte heeft bovendien meteen, ook tijdens de terechtzitting, openheid gegeven van zaken en heeft een schuldbewuste houding.
De militaire kamer heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met de twee ad informandum gevoegde feiten, die door verdachte zijn bekend. Daarmee zijn deze feiten afgedaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De militaire kamer zal het geldbedrag, ter hoogte van € 6.055,- dat aan verdachte toebehoort en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit nummer 1 en 2 is verkregen verbeurd verklaren. De militaire kamer acht het niet aannemelijk dat het geld betreft dat is verkregen op zijn bruiloft.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd het geldbedrag ter hoogte van in totaal € 6.055,--, te weten:
€ 650,-,
€ 360,-,
€ 380,-,
€ 15,-,
€ 200,-,
€ 2050,-,
€ 1000,-,
€ 480,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. S.P.H. Brinkman (rechters) en Kapitein-ter-zee (LD) mr. J.L. Wesstra, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers en mr. T.H. Boshuizen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2025.
Mr. S.P.H. Brinkman en mr. M.M. Aalbers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 27Bannaby, gesloten op 13 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.