ECLI:NL:RBGEL:2025:2308

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
061779-24 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair voor drugshandel en wapenbezit met ontnemingsvordering

Op 24 maart 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een militair veroordeeld voor het voorhanden hebben en dealen in drugs, alsook voor het bezit van wapens. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarbij rekening is gehouden met ad informandum gevoegde feiten. De officier van justitie heeft een ontnemingsvordering ingediend, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 26.920,89. Tijdens de zitting is dit bedrag aangepast naar € 26.585,43, na het uitsluiten van de verkoop van ketamine uit de berekening. De verdediging heeft betoogd dat de bedragen niet of slechts ten dele herleidbaar zijn tot het procesdossier en heeft aanvullende kosten gepresenteerd die in mindering zouden moeten worden gebracht. De militaire kamer heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van € 32.860,-, na aftrek van kosten van € 15.059,75. De uiteindelijke betalingsverplichting is vastgesteld op € 11.745,25, met de mogelijkheid van gijzeling tot 234 dagen indien de verdachte niet aan deze verplichting voldoet. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer: 05/061779-24
Datum uitspraak : 24 maart 2025
uitspraak van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman mr. E.A. Breetveld, advocaat in Den Haag.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert schriftelijk dat de militaire kamer het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 26.920,89.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast en heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op een bedrag van € 26.585,43 en dat de betalingsverplichting op datzelfde bedrag wordt vastgesteld. Dit omdat de verkoop van ketamine niet mee wordt genomen in de berekening. Hiervoor moet een mindering van € 330,- worden toegepast, te weten 22 gram x € 25,- = € 550,- aan verkoop, verminderd met 22 gram x € 10,- = € 220,- voor de inkoop, resulterend in een bedrag van € 330,-.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorkomende bedragen niet of slechts ten dele herleidbaar zijn tot het procesdossier. Uit het dossier blijkt dat er 2502 pillen 3MMC zijn verkocht, hetgeen afgerond een opbrengst opleverde van € 25.000,-. Subsidiair zijn in het Excel-overzicht van alle transacties verschillende opbrengsten opgenomen die niet onderbouwd worden. Tevens heeft de verdediging bepleit dat veroordeelde meer kosten heeft gemaakt dan in het ontnemingsrapport zijn opgenomen. Veroordeelde zou vlak voor de strafbaarstelling d.d. 28 oktober 2021 voor een bedrag van € 6.000,- aan 3-MMC legaal hebben gekocht. Deze kostenpost moet in mindering worden gebracht op de opbrengst.

3.De beoordeling van de vordering

De militaire kamer heeft kennisgenomen van het op 24 maart 2025 tegen veroordeelde gewezen vonnis waarbij veroordeelde ter zake van:
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
- eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd en
- twee ad informandum gevoegde feiten
is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van de in het vonnis van 24 maart 2025 opgenomen bewijsmiddelen en de behandeling van de ontnemingsvordering ter terechtzitting is de militaire kamer van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van of uit de baten van de daar besproken strafbare feiten en andere feiten. [1]
Bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de militaire kamer als uitgangspunt de door de Brigade Recherche van de Koninklijke Marechaussee opgemaakte berekening. [2]
Opbrengst
Volgens deze berekening, zou de totale opbrengst van de handel in verdovende middelen € 41.975,- bedragen. [3] Het rapport stelt dat verdachte tussen 20 september 2019 en 2 april 2024 in totaal 15 gram cocaïne, 3.891 gram 3-mmc, 18 gram 4-mmc, 49 pillen 2-cb, 22 gram ketamine en 91 xtc pillen heeft verkocht. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat de verkoop van 3-MMC pas strafbaar is gesteld op 28 oktober 2021. Naast dit totaalbedrag zijn ook de totale verkochte hoeveelheden per middel berekend om daarmee in deze rapportage tot een eerlijke inkoopprijs van de verkochte hoeveelheid te kunnen komen. [4]
De militaire kamer constateert met de verdediging dat in regel 25 van het Excel-bestand (bijlage 1 van PV064 van het ontnemingsrapport) staat dat [naam 1] € 7.575,- zou hebben betaald voor verdovende middelen. Er is echter niet opgenomen welke soort en hoeveelheid verdovende middelen hij zou hebben gekocht, waardoor de militaire kamer dit onderdeel van het ontnemingsrapport niet kan controleren. De twee chatgesprekken in PV064 en PV067 zijn te summier om op basis hiervan aannemelijk te achten dat [naam 1] voor zo’n bedrag steeds hetzelfde verdovende middel zou hebben gekocht. Hoewel er een cd is verstrekt met daarop alle gegevens uit de telefoon van veroordeelde in 80.000 regels, is het niet aan de militaire kamer, maar aan het Openbaar Ministerie om te zorgen voor een duidelijk en goed onderbouwd ontnemingsrapport. De militaire kamer zal de totale opbrengst dan ook verminderen met voornoemd bedrag.
De militaire kamer constateert verder dat uit regel 81 van het Excel-bestand blijkt dat ene ‘ [naam 2] ’ € 1.780,- heeft betaald voor 15 gram 3-MMC, terwijl uit het WhatsApp-gesprek tussen veroordeelde en het telefoonnummer [telefoonnummer] blijkt dat veroordeelde 5 gram 3-MMC verkocht voor € 80,-. [5] Daarom ziet de militaire kamer aanleiding om de opbrengst met € 1.780,- -/- € 240,- = € 1.540,- te verminderen.
Anders dan de officier van justitie is de militaire kamer van oordeel dat er geen reden is om de opbrengst die is behaald met de verkoop van ketamine, in mindering te brengen. Deze verkoop levert namelijk een ander strafbaar feit op als bedoeld in artikel 36e Sr, te weten een overtreding van de Geneesmiddelenwet.
De verdediging heeft aangevoerd dat de opbrengst zou moeten worden verminderd met
€ 10,-. Veroordeelde zou dit bedrag hebben verdiend met de verkoop van paddo’s. Uit het ontnemingsrapport blijkt echter dat deze verkoop niet is meegenomen in de berekening. De opbrengst hoeft dus niet te worden verminderd met € 10,-.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de opbrengst zou moeten worden verminderd met het bedrag van € 100,- dat ene ‘ [naam 3] ’ volgens regel 3 van het Excel-bestand zou hebben betaald aan veroordeelde voor een onbekend aantal XTC-pillen. [6] Hoewel inderdaad niet duidelijk is geworden hoeveel XTC-pillen veroordeelde aan [naam 3] heeft verkocht, is de militaire kamer van oordeel dat op basis van het ontnemingsrapport voldoende aannemelijk is geworden dat hij voor € 100,- aan XTC-pillen heeft verkocht aan [naam 3] . Het specifieke aantal pillen doet daar niet aan af. Daarom zal de militaire kamer dit bedrag meenemen in de totale opbrengst.
Daarmee komt de totale opbrengst uit op € 41.975,- verminderd met € 7.575,-, verminderd met €1.540,- = € 32.860,-.
Kosten
De totale kosten van veroordeelde bestaan uit de inkoopwaarde van de gekochte verdovende middelen. Deze kosten bedragen € 15.059,75. [7]
Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij online 2 kilogram 3-MMC heeft ingekocht voor een bedrag van in totaal € 6.000,-. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag ten onrechte niet is meegenomen in de kosten die veroordeelde heeft gemaakt.
De militaire kamer is van oordeel dat de verdediging onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze aankoop heeft plaatsgevonden. Het had op de weg van de verdediging gelegen om deze transactie nader te onderbouwen, bijvoorbeeld middels een bestelbevestiging in een e-mailbericht of een rekeningafschrift. De militaire kamer zal dit bedrag dan ook niet bij de totale kosten optellen.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De militaire kamer is van oordeel dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van € 32.860,- -/- € 15.059,75 = € 17.800,25.
Betalingsverplichting
De militaire kamer constateert dat in de woning van veroordeelde een geldbedrag van in totaal € 6.055,- is aangetroffen. Dit geldbedrag is verbeurd verklaard. De betalingsverplichting wordt daarom met dit bedrag verminderd.
De militaire kamer stelt gelet op het vorenstaande de betalingsverplichting vast op een bedrag van € 17.800,25 -/- € 6.055,- = € 11.745,25 en zal veroordeelde veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Gijzeling
De militaire kamer zal bepalen dat veroordeelde kan worden gegijzeld gedurende een periode van maximaal 234 dagen indien hij zijn betalingsverplichting niet nakomt.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De militaire kamer:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 17.800,25;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 11.745,25;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 234 dagen.
Aldus gegeven door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. S.P.H. Brinkman (rechters) en Kapitein-ter-zee (LD) mr. J.L. Wesstra, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers en mr. T.H. Boshuizen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2025.
Mr. S.P.H. Brinkman en M.M. Aalbers zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 27Bannaby, gesloten op 13 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel inclusief bijlagen.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, bijlage 9.
4.Rapport berekening wederrechtelijke verkregen voordeel, p.7.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, bijlage 9.
6.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, bijlage 9.
7.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 11.