ECLI:NL:RBGEL:2025:2315

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11333033
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van psychologische zorgkosten door Het Rughuis Holding B.V. tegen gedaagde

In deze zaak vordert Het Rughuis Holding B.V., een psychologenpraktijk, betaling van openstaande facturen door de gedaagde. De vordering betreft een totaalbedrag van € 6.087,24, dat is ontstaan uit verschillende facturen voor verleende psychologische zorg tussen september en december 2023. De gedaagde heeft niet gereageerd op de facturen en is niet verschenen tijdens de rechtszitting. Het Rughuis stelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling en dat hij naast de hoofdsom ook wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.

De kantonrechter heeft de feiten en het verweer van de gedaagde beoordeeld. De gedaagde beroept zich op artikelen 7:453 en 7:460 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de zorgplicht van de hulpverlener en de beëindiging van de behandelingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt echter dat de gedaagde onvoldoende heeft aangetoond dat Het Rughuis haar zorgplicht niet is nagekomen. Bovendien is de gedaagde in verzuim met de betaling van de facturen, en zijn er geen gronden voor opschorting van de betalingsverplichting.

De kantonrechter heeft de vordering van Het Rughuis toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 28 maart 2025 door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11333033 \ CV EXPL 24-2978
Vonnis van 28 maart 2025
in de zaak van
HET RUGHUIS HOLDING B.V.,
gevestigd te Sittard-Geleen,
eisende partij,
hierna te noemen: Het Rughuis,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 november 2024
- de mondelinge behandeling van 28 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Het Rughuis voert een psychologenpraktijk. Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan Het Rughuis psychologische zorg heeft verleend aan [gedaagde].
2.2.
Het Rughuis heeft ter zake van behandelingen en/of diagnostiek onder meer de volgende facturen gestuurd naar [gedaagde]:
op 12 september 2023: € 2.094,42
op 17 oktober 2023: € 2.514,53
op 13 november 2023: € 1.525,60
op 12 december 2023: € 549,88
2.3.
In de begeleidende brief bij de facturen staat onder meer het volgende:
“Zoals met u besproken kunnen wij deze declaratie(s) niet rechtstreeks indienen bij uw zorgverzekeraar, maar dient u als cliënt hiervoor zelf zorg te dragen. Wij verzoeken u daarom deze declaratie(s) zo spoedig mogelijk in te dienen bij uw zorgverzekeraar.
Uw zorgverzekeraar zal de vergoeding dan naar verwachting binnen tien werkdagen op uw bankrekening overmaken. Het bedrag dat aan u wordt uitbetaald, kan verschillen van het bedrag op de factuur vanwege:
Eigen bijdrage:Een deel van het factuurbedrag dat niet door de zorgverzekeraar vergoed wordt, doordat Het Rughuis geen contract heeft met uw zorgverzekeraar. Wij willen onze cliënten niet belasten met deze eigen bijdrage en hebben daarom besloten deze vooronzerekening te nemen. Het gedeelte dat wel wordt vergoed door uw zorgverzekeraar kunnen wij op basis van uw zorgverzekering nauwkeurig berekenen. Dit bedrag gaan wij incasseren.
Eigen risico:Een wettelijk verplicht bedrag dat u dient te betalen voor zorg uit het basispakket. (…) De ontvangen vergoeding kan daarom lager uitvallen dan het te incasseren bedrag.
Over veertien dagen zullen wij een automatische incasso uitvoeren van het rekeningnummer zoals door u vermeld op de ondertekende incassomachtiging. (…)”
2.4.
Op 21 november 2023 heeft de laatste behandeling plaatsgevonden. [gedaagde] heeft bij e-mail van 22 november 2023 het volgende geschreven aan Het Rughuis:
“Ik heb nog 2 afspraken ter afronding ik ben het daar niet mee eens dat het traject vroegtijdig gestopt word maar daar heb ik blijkbaar geen keuze meer in.”
2.5.
Het Rughuis heeft op 22 december 2023 het volgende geschreven aan [gedaagde]:
“Ik begrijp uit je laatste bericht dat je ontevreden bent over de afsluiting en facturering. We gaan hierover graag met je in gesprek.
Wat betreft de facturering, zou je ons willen laten weten met welke specifieke delen van de rekening je het niet eens bent, dan kan onze vestigingsmanager en de afd. facturatie hier naar kijken en evt. een correctie aanbrengen.
In de bijlage treft je tevens de concept eindbrief voor de huisarts aan. Zou je deze door willen lezen en me willen laten weten of het akkoord is voor verzending naar je huisarts?
Mochten we binnen 14 dagen geen reactie van je ontvangen dan zullen we deze brief niet versturen en de huisarts laten weten dat de behandeling is afgesloten en dat jijzelf het eindverslag in je bezit hebt.”

3.Het geschil

3.1.
Het Rughuis vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 6.087,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2024 en met de proceskosten.
3.2.
Het Rughuis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de tijdige betaling van de aan hem verzonden facturen in de periode van 12 september 2023 tot en met 12 december 2023. Het Rughuis stelt dat [gedaagde] van deze facturen, met een totaalbedrag van € 6.684,43, in totaal € 5.046,03 is verschuldigd en dat het verschil ziet op de eigen bijdrage, die niet in rekening wordt gebracht bij haar cliënten.
Omdat [gedaagde] in verzuim is met de tijdige betaling en ondanks sommatie ook niet is overgegaan tot betaling, dient hij naast de hoofdsom ook de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen, aldus Het Rughuis.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Het Rughuis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] beroept zich op de artikelen 7:453 BW en 7:460 BW.
In artikel 7:453 lid 1 BW is, kortgezegd, bepaald dat een hulpverlener bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen. In artikel 7:460 BW is bepaald dat de hulpverlener de behandelingsovereenkomst niet kan opzeggen, behoudens gewichtige redenen.
4.2.
Nog daargelaten dat [gedaagde] geen gevolgen heeft verbonden aan zijn beroep op voormelde artikelen – hij heeft geen tegenvordering ingesteld – is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld dat Het Rughuis haar zorgplicht niet is nagekomen en de zorgovereenkomst niet kon opzeggen. Het gaat [gedaagde] er in de kern om dat geen reden is gegeven voor de beëindiging van de behandeling en dat geen alternatieve behandeling is voorgesteld. De kantonrechter overweegt daarbij dat Het Rughuis onweersproken heeft gesteld dat zij van haar cliënten toestemming nodig heeft om medische gegevens te delen met derden. Verwijzend naar haar brief van 22 december 2023 (zie ro. 2.5) heeft Het Rughuis onweersproken gesteld dat [gedaagde] geen toestemming heeft gegeven om de brief van Het Rughuis, waarin de reden van de opzegging van de zorgovereenkomst staat, aan de huisarts te sturen. Het Rughuis heeft deze brief ter zitting getoond en geconstateerd is dat de behandeling gemotiveerd heeft aangegeven dat verdere behandeling door Het Rughuis van [gedaagde] niet zinvol is en dat andere psychische hulp aangewezen is. [gedaagde] is het hiermee oneens, maar het is in deze aan de behandelaar als deskundige om dit te bepalen. Verdere behandeling zou niet verzekerd zijn als deze niet zinvol wordt geacht. Omdat [gedaagde] geen toestemming heeft gegeven de inhoudelijke brief aan de huisarts te sturen, kon deze – kennelijk – ook niet verwijzen naar andere hulp. Dat vanuit [gedaagde] of diens huisarts hiernaar gevraagd is bij Het Rughuis, is gesteld noch gebleken.
4.3.
Verder is de kantonrechter van oordeel dat een geslaagd beroep op voornoemde artikelen [gedaagde] nog niet ontslaat van zijn betalingsverplichting jegens Het Rughuis. Datzelfde geldt ook voor een beroep op opschorting. Voor zover [gedaagde] met zijn verweer heeft betoogd dat hij pas overgaat tot betaling van de facturen zodra Het Rughuis de behandeling hervat, hetgeen hij niet heeft gevorderd, ontslaat ook dat (uiteindelijk) hem niet van zijn betalingsverplichting. Dat [gedaagde] ook daadwerkelijk de bedoeling had om op te schorten is overigens niet aannemelijk, nu hij tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat hij het geld al heeft uitgegeven aan alternatieve zorg. [gedaagde] heeft de verrichte werkzaamheden door Het Rughuis niet betwist. Gelet op het voorgaande is hij dan ook het gevorderde loon verschuldigd. De gevorderde hoofdsom wordt daarom toegewezen.
4.4.
De wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, wordt toegewezen, nu [gedaagde] in verzuim is met de tijdige betaling van de facturen. De gevorderde wettelijke rente over de reeds verschenen rente van € 282,18 wordt afgewezen, omdat daar geen grondslag voor is gesteld of gebleken.
4.5.
Het Rughuis maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Aan [gedaagde] is een aanmaning gestuurd die voldoet aan de wettelijke vereisten. [gedaagde] heeft niet binnen de 14 dagen termijn van deze aanmaning betaald, zodat hij de buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 759,03 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en wordt toegewezen.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de datum van dagvaarding is eveneens toewijsbaar.
4.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van Het Rughuis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.474,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Het Rughuis te betalen een bedrag van € 6.087,24, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.805,06 vanaf 19 september 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.474,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025.
858 / 560