ECLI:NL:RBGEL:2025:2574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
11456866
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting IJsseldal Wonen en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werkgever, IJsseldal Wonen, heeft het verzoek ingediend op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij zij stelde dat de werknemer had aangestuurd op een exit en dat er geen vertrouwen meer was in een succesvolle toekomst van de arbeidsrelatie. De werknemer heeft zich verweerd tegen het verzoek en verzocht om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

De kantonrechter heeft de procedure behandeld, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025. De rechter heeft vastgesteld dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De argumenten van de werkgever, waaronder het wantrouwen van de werknemer en de mislukte mediation, werden niet als voldoende geacht om tot ontbinding over te gaan. De rechter heeft geconcludeerd dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden zal worden en dat de proceskosten voor rekening van de werkgever komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen en dat IJsseldal Wonen wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer / rekestnummer: 11456866 \ HA VERZ 24-90
Beschikking van 25 februari 2025
in de zaak van
DE STICHTING IJSSELDAL WONEN,
te Twello,
verzoekende partij,
hierna te noemen: IJsseldal Wonen,
gemachtigde: mr. S.N. Meijers,
tegen
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. M. Vriezekolk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met een tegenverzoek
- de mondelinge behandeling van 28 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren 19 augustus 1967, is sinds 1 januari 2016 in dienst bij IJsseldal Wonen. De functie van [verweerder] is Sociaal Projectcoördinator met een loon van € 4.479,82 bruto per maand.
2.2.
[verweerder] werkte aanvankelijk (vanaf 1 januari 2016) als Woonconsulent voor IJsseldal Wonen. In die functie had [verweerder] contact met bewoners, onder andere als er sprake was van overlastsituaties.
2.3.
Op 9 september 2023 is er een steen door de ruit van de woning van [verweerder] gegooid, vermoedelijk door een huurder van IJsseldal Wonen. Op 11 september 2023 heeft [verweerder] zich als gevolg van dit voorval ziek gemeld.
2.4.
Op 12 oktober 2023 hebben [naam 1] (manager Wonen bij IJsseldal Wonen, hierna: [naam 1] ) en [verweerder] een gesprek gevoerd. [verweerder] heeft in dit gesprek gemeld dat zij de functie van Woonconsulent niet meer wil uitvoeren, omdat zij in haar privéleven is geconfronteerd met de gevolgen van deze functie.
2.5.
In december 2023 heeft IJsseldal Wonen een nieuw organisatieplan vastgesteld waardoor bij IJsseldal Wonen een nieuwe functie van Sociaal Projectcoördinator ontstond. [verweerder] heeft belangstelling voor deze functie getoond.
2.6.
Eind februari 2024 zijn partijen overeengekomen dat [verweerder] de functie van projectcoördinator gaat vervullen.
2.7.
Op 8 april 2024 heeft [verweerder] in een e-mail aan [naam 1] om een nieuwe arbeidsovereenkomst gevraagd.
2.8.
Op 16 april 2024 heeft IJsseldal Wonen de werknemers van haar organisatie laten weten dat [verweerder] per die datum start in de functie van Sociaal Projectcoördinator.
2.9.
Op 21 mei 2024 stuurt IJsseldal Wonen het addendum aan [verweerder] waarin - onder meer - het volgende is vermeld:

(…)
In aanmerking nemende dat:
1. Dat sinds 1 januari 2017 voor onbepaalde tijd tussen werknemer en werkgever een arbeidsovereenkomst in arbeidsrechtelijke zin bestaat
2. Dat werknemer als Woonconsulent werkzaam is voor 30 uur per week.
3. Dat werknemer en werkgever voornoemde arbeidsovereenkomst willen aanpassen zoals in dit addendum is beschreven
Verklaren in aanvulling op de bestaande arbeidsovereenkomst het volgende te zijn overeengekomen:

Werknemer gaat per 16 april 2024 over van de functie van Woonconsulent naar de functie van Sociaal projectcoördinator.

De overeengekomen arbeidstijd bedraagt 30 uur per week, zoals overeengekomen in de aanvullende arbeidsovereenkomst van 1 maart 2024.

(…)

Er tussen werknemer en werkgever aanvullende afspraken zijn gemaakt die zijn vastgelegd in bijgevoegde bijlage.

De overige arbeidsvoorwaarden blijven ongewijzigd van toepassing.
(…)”
In de bijlage bij dit addendum is het volgende opgenomen:

De functie van Sociaal projectcoördinator is een functie waar de volle 100% inzet voor nodig is gezien de opgave die er ligt. Werkgever hoopt die energie en enthousiasme bij werknemer terug te zien de komende tijd nu ze een functie heeft die ze wel graag wil vervullen.

Werknemer kan gebruik maken van de kennis en ervaring van collega [naam 2] om deze functie goed op te kunnen gaan pakken. Zij werken nauw samen met elkaar, de projectontwikkelaars en de projectleiders.

We gaan evalueren we of deze functie past van beide kanten. Zowel op kennis, ervaring en output. Dit gaan we in ieder geval doen in juni, september en in december 2024. Vanuit daar kijken we welke vervolgstappen we zetten en welke vervolgafspraken we maken.

De functie van Woonconsulent wordt opgevuld en is niet meer beschikbaar. Dit geldt ook voor de periode na de evaluatiegesprekken.

De camera bij werknemer thuis wordt weggehaald aangezien de dreiging van mevrouw [naam 3] weg is en werknemer het dossier niet meer onder haar hoede heeft.

Daarnaast willen we werknemer het advies meegeven haar privégegevens, adres e.d. te verwijderen op internet. Als ze hier hulp bij nodig heeft kan ze onze ICT’er daarvoor inzetten.
2.10.
Op 7 juni 2024 heeft [verweerder] in een brief aan IJsseldal Wonen haar bezwaren geuit tegen het addendum (en de bijlage).
2.11.
Hierop heeft IJsseldal Wonen [verweerder] uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft op 27 juni 2024 plaatsgevonden. Namens IJsseldal Wonen waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig. [verweerder] heeft haar echtgenoot meegenomen naar het gesprek.
2.12.
Kort na het gesprek heeft IJsseldal Wonen [verweerder] ziek gemeld. Op 1 augustus 2024 heeft zij [verweerder] beter gemeld en vrijgesteld van het verrichten van haar werkzaamheden.
2.13.
Op 13 augustus 2024 heeft [verweerder] gevraagd om mediation. IJsseldal Wonen heeft hierin voorzien. Op 24 september 2024 is het mediationtraject gestart. Op 20 november 2024 is het traject beëindigd zonder positief resultaat.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
IJsseldal Wonen verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. IJsseldal Wonen heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd - kort weergegeven - dat [verweerder] heeft aangestuurd op een exit. Nadat IJsseldal Wonen simpele en voor de hand liggende voorwaarden heeft geformuleerd voor de nieuwe functie van [verweerder] , heeft [verweerder] IJsseldal Wonen verwijten gemaakt en is de situatie geëscaleerd. Ook de gevoerde mediation heeft er niet voor gezorgd dat partijen nader tot elkaar zijn gekomen. Dit heeft ertoe geleid dat IJsseldal Wonen geen vertrouwen meer heeft in een succesvolle toekomst van de arbeidsrelatie.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt primair dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] IJsseldal Wonen te veroordelen om aan haar de transitievergoeding van € 16.015,00 te betalen en om toekenning van een billijke vergoeding van € 59.133,62. Ten slotte verzoekt [verweerder] IJsseldal Wonen te veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat er geen redelijke grond is voor ontbinding. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.4.
IJsseldal Wonen heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 sub g BW). IJsseldal Wonen heeft dat als volgt onderbouwd. Volgens IJsseldal Wonen is gebleken dat [verweerder] steeds wantrouwen koestert richting IJsseldal Wonen en zij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [verweerder] heeft aangestuurd op een vertrek. Volgens IJsseldal Wonen heeft zij in de bijlage bij het addendum simpele en voor de hand liggende voorwaarden geformuleerd voor de nieuwe functie van [verweerder] . Deze voorwaarden heeft zij vooraf een aantal keren met [verweerder] besproken. Het feit dat deze voorwaarden [verweerder] verrast hebben, dat [verweerder] bepaalde zaken ontkent en dat [verweerder] IJsseldal Wonen verwijten maakt, brengt voor IJsseldal Wonen mee dat zij geen vertrouwen meer heeft in een succesvolle toekomst van de arbeidsrelatie.
4.5.
Voor een ontbinding op de g-grond moet de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam zijn verstoord.
4.5.1.
IJsseldal Wonen verwijt [verweerder] dat zij ten onrechte haar wantrouwen heeft getoond richting IJsseldal Wonen, onder meer door in plaats van een gesprek te starten over haar ongenoegen over de bijlage bij het addendum direct een juridische brief te schrijven.
4.5.2.
De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. De in de bijlage opgenomen evaluatiemomenten komen volgens IJsseldal Wonen deels voort uit het feit dat zij voorafgaand aan de ziekmelding in september 2023 moeizame gesprekken met [verweerder] heeft gevoerd. Deze gesprekken gingen over frequent ziekteverzuim, niet kloppende declaraties, onduidelijke tijd-voor-tijd uren, registratie van vrije dagen en de ongelukkige/ontevreden uitstraling van [verweerder] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft IJsseldal Wonen daaraan toegevoegd dat zij haar twijfels had of de functie voor [verweerder] haalbaar was en passend qua flexibiliteit. De evaluatiemomenten waren volgens IJsseldal Wonen dus nodig om te bezien of [verweerder] ondersteund moest worden in haar nieuwe functie. [verweerder] heeft betwist dat zij wist dat dit de argumenten van IJsseldal Wonen waren voor de frequentie van de evaluatiemomenten. [verweerder] heeft aangevoerd dat er wel is gesproken over evalueren en samenwerken, maar dat daaraan in haar ogen niet ten grondslag lag dat zij bij de uitoefening van de nieuwe functie begeleiding van een collega nodig had. IJsseldal Wonen heeft haar stelling niet onderbouwd met gespreksverslagen of andere bewijsstukken. Dat die verslagen er niet zijn komt voor risico van IJsseldal Wonen. Het argument van IJsseldal Wonen dat er voor de ziekmelding in september 2023 ook al sprake was van omstandigheden die een rol spelen bij het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding, houdt om die reden dan ook geen stand. Ook heeft IJsseldal Wonen geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat [verweerder] op de hoogte was van de reden voor het opnemen van de voorwaarden in de bijlage.
4.5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] aangevoerd dat zij de bijlage bij het addendum niet begreep en daarom juridisch advies heeft ingewonnen. Hoewel [verweerder] er ook voor had kunnen kiezen om (eerst) IJsseldal Wonen om een toelichting te vragen, is de keuze om zich te laten adviseren niet onbegrijpelijk. Het lag naar het oordeel van de kantonrechter vervolgens juist op de weg van IJsseldal Wonen om als goed werkgever te onderzoeken of het door haar vermoede wantrouwen er bij [verweerder] was en (mogelijk nogmaals) aan [verweerder] uit te leggen wat de reden van de opgenomen voorwaarden was. Mogelijk is dat wat zij heeft beoogd met het gesprek van 27 juni 2024, maar op basis van wat IJsseldal Wonen heeft aangevoerd is dat niet goed vast te stellen.
In de ogen van IJsseldal Wonen heeft dit gesprek geleid tot (verdere) escalatie, zodanig dat zij naar eigen zeggen tijdens het gesprek heeft geopperd dat het misschien beter zou zijn om te komen tot een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. Wat haar daartoe heeft gebracht heeft IJsseldal Wonen echter niet feitelijk geconcretiseerd. Zij heeft slechts gesteld dat [verweerder] naast de bezwaren uit haar brief van 7 juni 2024 ‘nogmaals haar onvrede en wantrouwen richting de organisatie’ heeft geuit en dat haar aanwezige echtgenoot ‘eerder escalerend dan de-escalerend’ is opgetreden.
De slotsom is hier daarom dat het enkele feit dat [verweerder] met juridische argumenten kritiek heeft geuit op een schriftelijk stuk van IJsseldal Wonen, niet met succes tot de conclusie kan leiden dat [verweerder] daarmee haar wantrouwen in IJsseldal Wonen heeft laten blijken, zodanig dat daardoor een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. Het gesprek van 27 juni 2024 leidt bij gebrek aan een voldoende feitelijke onderbouwing niet tot een andere conclusie.
4.6.
IJsseldal Wonen heeft nog aangevoerd dat [verweerder] heeft erkend dat de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam is verstoord. Dit heeft [verweerder] betwist. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij de functie van sociaal projectcoördinator heel graag wil uitvoeren, zij goed contact heeft met collega’s en ervan uitgaat dat IJsseldal Wonen zich op dit punt professioneel zal opstellen.
4.7.
IJsseldal Wonen heeft er ten slotte nog op gewezen dat er al mediation heeft plaatsgevonden, die is mislukt. Voor zover IJsseldal Wonen daarmee heeft willen aanvoeren dat uit het mislukken van de mediation volgt dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, wordt het volgende overwogen. In het licht van het voorgaande, waarin is overwogen dat er geen sprake is van een voldragen g-grond, leidt het feit dat de mediation is mislukt, niet zelfstandig tot het oordeel dat er sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding.
4.8.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden ontbonden.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van IJsseldal Wonen, omdat IJsseldal Wonen ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af,
5.2.
veroordeelt IJsseldal Wonen in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking, te vermeerderen met de kosten van betekening voor het geval de beschikking wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.