1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto,
- terwijl die [slachtoffer] voor, althans in de directe nabijheid van, die personenauto stond, (vanuit stilstand) (hard) is opgetrokken en/of (veel) gas heeft gegeven en/of (daarbij) de weg heeft opgestuurd en/of
- ( vervolgens) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] is (aan/in)gereden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing enige
afstand (ongeveer 125 meter) is doorgereden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing (hard) heeft geremd, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen, (ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, haar levensgezel, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (complexe) open enkel/been fractuur heeft toegebracht door met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto,
- terwijl die [slachtoffer] voor, althans in de directe nabijheid van, die personenauto stond, (vanuit stilstand) (hard) op te trekken en/of (veel) gas te geven en/of (daarbij) de weg op te sturen en/of
- ( vervolgens) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (aan/in) te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing enige
afstand (ongeveer 125 meter) door te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing (hard) te
remmen, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen, (ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, hierin bestaande dat verdachte met een door haar bestuurde personenauto,
- terwijl [slachtoffer] voor, althans in de directe nabijheid van, die personenauto stond, (vanuit stilstand) (hard) op te trekken en/of (veel) gas te geven en/of (daarbij) de weg op te sturen en/of
- ( vervolgens) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (aan/in) te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing enige
afstand (ongeveer 125 meter) door te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing (hard) te remmen, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen en/of
- ( hierbij) te rijden onder invloed van cannabis (3,2 microgram THC per liter bloed) en/of alcohol (0,57 milligram alcohol per milliliter bloed), (ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen);
waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
(complexe) open enkel/been fractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
dat zij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een
verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, op/aan de [straatnaam] , op of omstreeks 14 juli 2024
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in haar bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 3,2 microgram THC per liter bloed en/of 0,57 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde
grenswaarde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol en/of een stof, te weten cannabis, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, primair, feit 2 en feit 3, primair, tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood en/of op zware mishandeling. Daarnaast is er geen sprake van roekeloos rijgedrag (feit 1 meer subsidiair) en kunnen de gedragingen van verdachte niet worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag. Verder is verdachte weggereden op verzoek van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft zichzelf niet als slachtoffer beschouwd en bevond zich niet in een hulpeloze toestand. Ten slotte verkeerde verdachte in een paniekerige toestand en handelde in een reflex zonder een bewuste overweging om [slachtoffer] aan zijn lot over te laten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] verklaarde dat hij op 14 juli 2024 voor een auto stond, waarin verdachte opeens achter het stuur zat. Hij pakte de motorkap vast. Verdachte gaf gas en wilde wegrijden. Doordat zij met één wiel door de berm en een beetje op het asfalt reed, ging de auto met de neus omhoog. Door de vering hobbelde de auto en kwam [slachtoffer] met zijn voet onder de spoiler. Het voelde alsof hij met een moker op zijn hak werd geslagen. Toen stopte verdachte op een gegeven moment. [slachtoffer] keek naar beneden en zag hoe zijn voet erbij hing. Verdachte reed vervolgens naar huis toe.
[slachtoffer] liep letsel op en werd twee keer geopereerd aan zijn enkel. Bij zijn linker onderbeen/enkel was sprake van een open fractuur met stand afwijking. Het betrof ernstig letsel, want het brengt het risico van infectie van het bot met zich mee, wat invloed kan hebben op de genezing en de uiteindelijke functie van het been. Aan de voorzijde van het rechter onderbeen werd oppervlakkig schaafletsel geconstateerd. Daarnaast werden er gele, paarse en blauwe verkleuringen rondom het rechter enkelgewricht en op het rechterbeen geconstateerd.
Getuige [getuige 1] zag op 14 juli 2024 omstreeks 17:04 uur vanuit haar woning aan de [adres 2] in [plaats 1] een auto op het gras naast de weg staan. Zij zag de bijrijder om de auto heen lopen en aan de bestuurderszijde over de motorkap hangen. [getuige 1] zag en hoorde dat de bestuurder van de auto vervolgens gas gaf en weg reed. Zij zag dat de man die over de motorkap hing, op de motorkap bleef liggen en zich vasthield terwijl de auto wegreed. Volgens getuige [getuige 1] gaf de bestuurder vol gas en reed deze hard weg. De auto verdween na ongeveer 50 meter uit het zicht van getuige. Al deze tijd lag de man op de motorkap.
Bij de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] hangt een camera en de beschrijving van de beelden daarvan zijn vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Aan de linkerzijde van het beeld is een wit voertuig te zien dat gedeeltelijk achter een bosschage stond. Er wordt beschreven dat er een persoon vooroverboog op de motorkap van het voertuig. Het voertuig kwam vervolgens in beweging en reed vooruit. Er werd gezien dat de benen van de persoon gelift werden. De persoon lag nog op de motorkap van het voertuig. Het voertuig verdween uit het zicht van de camera. De persoon lag gedurende de gehele tijd op de motorkap van het voertuig.
De camerabeelden (los videobestand VID-20240714-WA0007 filmpje 48 seconden en
los videobestand VID-20240714-WA0008 filmpje 8 seconden) zijn ter terechtzitting afgespeeld. De rechtbank heeft de beelden in raadkamer nogmaals bekeken. De rechtbank neemt op de beelden waar dat de auto met een aanzienlijke snelheid reed.
Er is forensisch onderzoek gedaan aan de [straatnaam] in [plaats 1] . Er werd een acceleratiespoor aangetroffen in een grasberm die door een aanwezige politieambtenaar werd aangewezen als locatie waar de aanrijding had plaatsgevonden. Ongeveer 125 meter verder, gezien vanuit [plaats 1] in de richting van [plaats 2] , werden bloedsporen op het wegdek aangetroffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij verdachte aan de zijkant, links voor het portier, van de auto heeft gezien. Verdachte heeft gezien dat hij de motorkap vastpakte. Nadat zij tot stilstand kwam en [slachtoffer] op de grond lag, is zij naar huis gereden.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het handelen van verdachte op
14 juli 2024 gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag (primair), zware mishandeling (subsidiair) of het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (meer subsidiair).
Poging tot doodslag (feit 1, primair)
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte als bestuurder van een auto is weggereden terwijl [slachtoffer] voor de motorkap stond. [slachtoffer] is daardoor gelift en is ongeveer 125 meter verder op de grond terecht gekomen toen de auto tot stilstand kwam. De auto reed met een aanzienlijke snelheid toen [slachtoffer] nog op de motorkap lag. [slachtoffer] liep ernstig letsel op. Hij kwam met zijn voet onder de spoiler van de auto.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Anders dan door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte reed op 14 juli 2024 weg, terwijl [slachtoffer] voor de motorkap stond. Doordat het voertuig met één wiel in de berm en een beetje op het asfalt stond, ging de auto met de neus omhoog toen verdachte wegreed. [slachtoffer] werd hierdoor gelift en zijn voet kwam onder de spoiler van de auto terecht. Het voelde voor [slachtoffer] alsof hij met een moker op zijn hak werd geslagen. De rechtbank overweegt dat door het oplopen van het letsel [slachtoffer] de auto uit reactie had kunnen loslaten. Hierdoor zou hij overreden kunnen worden door de auto, waarbij de kans op de dood absoluut aanmerkelijk te noemen is. [slachtoffer] kon zich echter blijven vasthouden aan de motorkap. Verdachte reed vervolgens met een aanzienlijke snelheid ongeveer 125 meter verder terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag. De kans dat verdachte van de motorkap zou vallen en vervolgens overreden zou worden door verdachte acht de rechtbank eveneens aanmerkelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de aard van de door verdachte verrichte gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, maken dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank is verder van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het doden van een ander, dat het niet anders kan dat zij de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. De verklaring van verdachte dat zij dacht dat zij ruimte had om weg te rijden (en dus het risico op overlijden niet bewust heeft aanvaard) acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft immers ook verklaard dat zij [slachtoffer] voor de auto zag staan. Zij is vervolgens weggereden, waardoor zij bewust de kans heeft aanvaard dat zij [slachtoffer] hierdoor zou kunnen aanrijden, met alle gevolgen van dien.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Verlaten plaats ongeval (feit 2)
Niet ter discussie staat dat verdachte nadat zij de auto tot stilstand had gebracht en [slachtoffer] van de motorkap op de grond terecht kwam, naar huis is gereden. Zij heeft de plaats van het ongeval dus verlaten. Vaststaat dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee ook vaststaat dat [slachtoffer] hulp behoefde. Niet alleen liep hij een open fractuur aan zijn linker been op, ook zijn andere been bleef niet ongeschonden. [slachtoffer] heeft met dit letsel niet kunnen lopen of zichzelf kunnen verplaatsen. Gelet op de impact van het wegrijden en de mate van bewustheid van verdachte daarvan – zij heeft nog met verdachte gesproken voordat zij naar huis reed – moest verdachte op zijn minst genomen redelijkerwijs hebben vermoed dat aan een ander door het ongeval letsel was toegebracht. Verdachte heeft zich er ook niet van vergewist of aan het slachtoffer enige vorm van hulp werd geboden. Verdachte is vrijwel direct na het ongeval bij de plaats van het ongeval weggereden. Zij heeft het slachtoffer dus in hulpeloze toestand achtergelaten.
De omstandigheid dat [slachtoffer] tegen verdachte zou hebben gezegd dat zij naar huis moest rijden maakt dit niet anders en kan de strafbaarheid van het handelen in strijd met artikel 7 eerste lid onder b WVW gegeven verbod niet opheffen. Het verweer van de raadsman staat bovendien haaks op de ratio van de strafbaarheidstelling, waarbij van de bij het ongeval betrokkene wordt gevergd dat zij zichzelf bekommert om het hulpbehoevende slachtoffer.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Rijden onder invloed (feit 3, primair)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 65-67;
- een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport Alcohol en drugs in het verkeer”, van het [ziekenhuis] d.d. 22 juli 2024, p. 177-178;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2025.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 juli 2024:
- heeft gepoogd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
- een plaats van een ongeval heeft verlaten, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden, dat een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
- heeft gereden onder invloed van alcohol en cannabis.