ECLI:NL:RBGEL:2025:2598

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
05/227061-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, verlaten plaats ongeval en rijden onder invloed met bijzondere voorwaarden

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, het verlaten van de plaats van een ongeval en rijden onder invloed. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 juli 2024, waarbij de verdachte met haar auto wegreed terwijl haar partner op de motorkap stond. Dit leidde tot ernstig letsel bij de partner, die onder andere een open enkelfractuur opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op de dood van haar partner had aanvaard door weg te rijden. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het verlaten van de plaats van het ongeval, omdat zij haar partner in een hulpeloze toestand achterliet. Daarnaast werd vastgesteld dat zij onder invloed van alcohol en cannabis had gereden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 262 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 180 uren. Bijzondere voorwaarden werden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en controles op middelengebruik. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/227061-24
Datum uitspraak : 3 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto,
- terwijl die [slachtoffer] voor, althans in de directe nabijheid van, die personenauto stond, (vanuit stilstand) (hard) is opgetrokken en/of (veel) gas heeft gegeven en/of (daarbij) de weg heeft opgestuurd en/of
- ( vervolgens) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] is (aan/in)gereden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing enige
afstand (ongeveer 125 meter) is doorgereden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing (hard) heeft geremd, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen, (ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, haar levensgezel, [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (complexe) open enkel/been fractuur heeft toegebracht door met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto,
- terwijl die [slachtoffer] voor, althans in de directe nabijheid van, die personenauto stond, (vanuit stilstand) (hard) op te trekken en/of (veel) gas te geven en/of (daarbij) de weg op te sturen en/of
- ( vervolgens) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (aan/in) te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing enige
afstand (ongeveer 125 meter) door te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing (hard) te
remmen, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen, (ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, hierin bestaande dat verdachte met een door haar bestuurde personenauto,
- terwijl [slachtoffer] voor, althans in de directe nabijheid van, die personenauto stond, (vanuit stilstand) (hard) op te trekken en/of (veel) gas te geven en/of (daarbij) de weg op te sturen en/of
- ( vervolgens) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] (aan/in) te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing enige
afstand (ongeveer 125 meter) door te rijden en/of
- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en/of aan de motorkap hing (hard) te remmen, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen en/of
- ( hierbij) te rijden onder invloed van cannabis (3,2 microgram THC per liter bloed) en/of alcohol (0,57 milligram alcohol per milliliter bloed), (ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen);
waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
(complexe) open enkel/been fractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
dat zij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een
verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, op/aan de [straatnaam] , op of omstreeks 14 juli 2024
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in haar bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 3,2 microgram THC per liter bloed en/of 0,57 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde
grenswaarde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol en/of een stof, te weten cannabis, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, primair, feit 2 en feit 3, primair, tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood en/of op zware mishandeling. Daarnaast is er geen sprake van roekeloos rijgedrag (feit 1 meer subsidiair) en kunnen de gedragingen van verdachte niet worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig of onoplettend rijgedrag. Verder is verdachte weggereden op verzoek van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft zichzelf niet als slachtoffer beschouwd en bevond zich niet in een hulpeloze toestand. Ten slotte verkeerde verdachte in een paniekerige toestand en handelde in een reflex zonder een bewuste overweging om [slachtoffer] aan zijn lot over te laten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] verklaarde dat hij op 14 juli 2024 voor een auto stond, waarin verdachte opeens achter het stuur zat. Hij pakte de motorkap vast. Verdachte gaf gas en wilde wegrijden. Doordat zij met één wiel door de berm en een beetje op het asfalt reed, ging de auto met de neus omhoog. Door de vering hobbelde de auto en kwam [slachtoffer] met zijn voet onder de spoiler. Het voelde alsof hij met een moker op zijn hak werd geslagen. Toen stopte verdachte op een gegeven moment. [slachtoffer] keek naar beneden en zag hoe zijn voet erbij hing. Verdachte reed vervolgens naar huis toe. [2]
[slachtoffer] liep letsel op en werd twee keer geopereerd aan zijn enkel. Bij zijn linker onderbeen/enkel was sprake van een open fractuur met stand afwijking. Het betrof ernstig letsel, want het brengt het risico van infectie van het bot met zich mee, wat invloed kan hebben op de genezing en de uiteindelijke functie van het been. Aan de voorzijde van het rechter onderbeen werd oppervlakkig schaafletsel geconstateerd. Daarnaast werden er gele, paarse en blauwe verkleuringen rondom het rechter enkelgewricht en op het rechterbeen geconstateerd. [3]
Getuige [getuige 1] zag op 14 juli 2024 omstreeks 17:04 uur vanuit haar woning aan de [adres 2] in [plaats 1] een auto op het gras naast de weg staan. Zij zag de bijrijder om de auto heen lopen en aan de bestuurderszijde over de motorkap hangen. [getuige 1] zag en hoorde dat de bestuurder van de auto vervolgens gas gaf en weg reed. Zij zag dat de man die over de motorkap hing, op de motorkap bleef liggen en zich vasthield terwijl de auto wegreed. Volgens getuige [getuige 1] gaf de bestuurder vol gas en reed deze hard weg. De auto verdween na ongeveer 50 meter uit het zicht van getuige. Al deze tijd lag de man op de motorkap. [4]
Bij de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] hangt een camera en de beschrijving van de beelden daarvan zijn vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Aan de linkerzijde van het beeld is een wit voertuig te zien dat gedeeltelijk achter een bosschage stond. Er wordt beschreven dat er een persoon vooroverboog op de motorkap van het voertuig. Het voertuig kwam vervolgens in beweging en reed vooruit. Er werd gezien dat de benen van de persoon gelift werden. De persoon lag nog op de motorkap van het voertuig. Het voertuig verdween uit het zicht van de camera. De persoon lag gedurende de gehele tijd op de motorkap van het voertuig. [5]
De camerabeelden (los videobestand VID-20240714-WA0007 filmpje 48 seconden en
los videobestand VID-20240714-WA0008 filmpje 8 seconden) zijn ter terechtzitting afgespeeld. De rechtbank heeft de beelden in raadkamer nogmaals bekeken. De rechtbank neemt op de beelden waar dat de auto met een aanzienlijke snelheid reed. [6]
Er is forensisch onderzoek gedaan aan de [straatnaam] in [plaats 1] . Er werd een acceleratiespoor aangetroffen in een grasberm die door een aanwezige politieambtenaar werd aangewezen als locatie waar de aanrijding had plaatsgevonden. Ongeveer 125 meter verder, gezien vanuit [plaats 1] in de richting van [plaats 2] , werden bloedsporen op het wegdek aangetroffen. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij verdachte aan de zijkant, links voor het portier, van de auto heeft gezien. Verdachte heeft gezien dat hij de motorkap vastpakte. Nadat zij tot stilstand kwam en [slachtoffer] op de grond lag, is zij naar huis gereden. [8]
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het handelen van verdachte op
14 juli 2024 gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag (primair), zware mishandeling (subsidiair) of het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (meer subsidiair).
Poging tot doodslag (feit 1, primair)
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte als bestuurder van een auto is weggereden terwijl [slachtoffer] voor de motorkap stond. [slachtoffer] is daardoor gelift en is ongeveer 125 meter verder op de grond terecht gekomen toen de auto tot stilstand kwam. De auto reed met een aanzienlijke snelheid toen [slachtoffer] nog op de motorkap lag. [slachtoffer] liep ernstig letsel op. Hij kwam met zijn voet onder de spoiler van de auto.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Anders dan door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte reed op 14 juli 2024 weg, terwijl [slachtoffer] voor de motorkap stond. Doordat het voertuig met één wiel in de berm en een beetje op het asfalt stond, ging de auto met de neus omhoog toen verdachte wegreed. [slachtoffer] werd hierdoor gelift en zijn voet kwam onder de spoiler van de auto terecht. Het voelde voor [slachtoffer] alsof hij met een moker op zijn hak werd geslagen. De rechtbank overweegt dat door het oplopen van het letsel [slachtoffer] de auto uit reactie had kunnen loslaten. Hierdoor zou hij overreden kunnen worden door de auto, waarbij de kans op de dood absoluut aanmerkelijk te noemen is. [slachtoffer] kon zich echter blijven vasthouden aan de motorkap. Verdachte reed vervolgens met een aanzienlijke snelheid ongeveer 125 meter verder terwijl [slachtoffer] op de motorkap lag. De kans dat verdachte van de motorkap zou vallen en vervolgens overreden zou worden door verdachte acht de rechtbank eveneens aanmerkelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat de aard van de door verdachte verrichte gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, maken dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank is verder van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer zijn gericht op het doden van een ander, dat het niet anders kan dat zij de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. De verklaring van verdachte dat zij dacht dat zij ruimte had om weg te rijden (en dus het risico op overlijden niet bewust heeft aanvaard) acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft immers ook verklaard dat zij [slachtoffer] voor de auto zag staan. Zij is vervolgens weggereden, waardoor zij bewust de kans heeft aanvaard dat zij [slachtoffer] hierdoor zou kunnen aanrijden, met alle gevolgen van dien.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Verlaten plaats ongeval (feit 2)
Niet ter discussie staat dat verdachte nadat zij de auto tot stilstand had gebracht en [slachtoffer] van de motorkap op de grond terecht kwam, naar huis is gereden. Zij heeft de plaats van het ongeval dus verlaten. Vaststaat dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee ook vaststaat dat [slachtoffer] hulp behoefde. Niet alleen liep hij een open fractuur aan zijn linker been op, ook zijn andere been bleef niet ongeschonden. [slachtoffer] heeft met dit letsel niet kunnen lopen of zichzelf kunnen verplaatsen. Gelet op de impact van het wegrijden en de mate van bewustheid van verdachte daarvan – zij heeft nog met verdachte gesproken voordat zij naar huis reed – moest verdachte op zijn minst genomen redelijkerwijs hebben vermoed dat aan een ander door het ongeval letsel was toegebracht. Verdachte heeft zich er ook niet van vergewist of aan het slachtoffer enige vorm van hulp werd geboden. Verdachte is vrijwel direct na het ongeval bij de plaats van het ongeval weggereden. Zij heeft het slachtoffer dus in hulpeloze toestand achtergelaten.
De omstandigheid dat [slachtoffer] tegen verdachte zou hebben gezegd dat zij naar huis moest rijden maakt dit niet anders en kan de strafbaarheid van het handelen in strijd met artikel 7 eerste lid onder b WVW gegeven verbod niet opheffen. Het verweer van de raadsman staat bovendien haaks op de ratio van de strafbaarheidstelling, waarbij van de bij het ongeval betrokkene wordt gevergd dat zij zichzelf bekommert om het hulpbehoevende slachtoffer.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Rijden onder invloed (feit 3, primair)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 65-67;
- een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport Alcohol en drugs in het verkeer”, van het [ziekenhuis] d.d. 22 juli 2024, p. 177-178;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2025.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 juli 2024:
  • heeft gepoogd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
  • een plaats van een ongeval heeft verlaten, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden, dat een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
  • heeft gereden onder invloed van alcohol en cannabis.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, primair, feit 2 en feit 3, primair, tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
of omstreeks14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een door haar, verdachte, bestuurde personenauto,
- terwijl die [slachtoffer] voor
, althans in de directe nabijheid van,die personenauto stond,
(vanuit stilstand
) (hard
)is opgetrokken en
/of (veel
)gas heeft gegeven en
/of (daarbij
)de weg heeft opgestuurd en
/of
-
(vervolgens
) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] is
(aan/in)gereden en
/of
-
(vervolgens
)terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en
/ofaan de motorkap hing enige
afstand
(ongeveer 125 meter
)is doorgereden en
/of
-
(vervolgens
)terwijl die [slachtoffer] op de motorkap lag en
/ofaan de motorkap hing
(hard)heeft geremd, waardoor die [slachtoffer] van de motorkap af is gevallen,
(ten gevolge waarvan de voet(en) en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer] tussen/onder die personenauto en het wegdek terecht is/zijn gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
dat zij, als degene door wiens gedraging (
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig) een
verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek, op/aan de [straatnaam] , op
of omstreeks14 juli 2024
de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar zij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden, een ander
(te weten [slachtoffer]
), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
zij op
of omstreeks14 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Oude IJsselstreek een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof
(fen
)als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en
/ofalcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in haar bloed bij iedere aangewezen stof en
/ofalcohol 3,2 microgram THC per liter bloed en
/of0,57 milligram alcohol per milliliter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens
)zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof
fenen
/ofalcohol afzonderlijk vermelde
grenswaarde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging tot doodslag;
feit 2:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (0.57 milligram)
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan 617 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van
3 maart 2025 met toevoeging van de bijzondere voorwaarde controle van middelengebruik en de dadelijk uitvoerbaarheid van deze voorwaarden. Daarnaast vordert de officier van justitie dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een (deels voorwaardelijke) taakstraf bepleit. Daarnaast verzoekt de raadsman om geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Tot slot bepleit de raadsman een proeftijd voor de duur van 2 jaren. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om van de gebruikelijke proeftijd van 2 jaren af te wijken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag van haar partner, verlaten plaats ongeval en het rijden onder invloed. Verdachte heeft onder invloed van zowel alcohol en cannabis een auto bestuurd. Voor deze auto stond haar partner. Dit weerhield verdachte er niet van om met de auto weg te rijden, waardoor haar partner op de motorkap belandde. Hij liep ernstig letsel op aan zijn been en voet en mag van geluk spreken dat hij niet van de motorkap is gevallen en onder de auto terecht is gekomen. In plaats van hulp te verlenen aan haar partner, is verdachte vervolgens naar huis gereden om in bed te gaan liggen. Verdachte heeft met haar handelen grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte met haar handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke strafbare feiten. In Duitsland is verdachte twee keer eerder veroordeeld voor verkeersfeiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van de deskundigen T.E.G.A. Oosterhof onder supervisie van A.J. de Groot, klinisch psychologen van
21 februari 2025. Bij verdachte is sprake van zwakbegaafdheid. Verdachte heeft een laag risicoprofiel voor gewelddadig gedrag. Er is geen verband tussen de vastgestelde stoornis en het tenlastegelegde. De deskundigen zien geen reden gezien om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Om die reden onthouden de deskundigen zich van interventie-advies. Er is al veel begeleiding en ondersteuning ingezet rond verdachte en haar gezin. Uit het contact met de reclassering en door bevestiging van verdachte en haar partner begrijpen de deskundigen dat deze begeleiding goed verloopt.
Uit het reclasseringsadvies van 3 maart 2025 blijkt dat verdachte een aantal stabiele factoren kent in haar leven, te weten: vaste huisvesting, structurele hulpverlening, een goede band met haar kinderen en een hecht vriendschappelijk contact. Naast een belaste jeugd kent verdachte chronische financiële problematiek, waar eerder geen consequente hulp voor aanwezig was. Ook was er sprake van opvoedproblematiek, die inmiddels gestabiliseerd is onder begeleiding van instanties. De partnerdynamiek tussen verdachte en haar partner is stressvol voor verdachte, wat een delictgerelateerde factor is. Het schorsingstoezicht is in november 2024 gestart en verloopt goed. Wel blijven er zorgen over de kwetsbaarheid van verdachte en haar gezin en daarmee de mogelijke invloed op het recidiverisico. Dit risico wordt ingeschat op laag-gemiddeld. Vanwege het delictverleden alsmede de (eerdere) zorgmijdende houding van verdachte bestaan er zekere zorgen over herhaling van (delict)gedrag. De reclassering meent dat reclasseringstoezicht geïndiceerd is om te dienen als “stok achter de deur” en om waar nodig
– met behulp van overige betrokken hulpverlenende partijen – te interveniëren wanneer verminderde motivatie van verdachte aan de orde is. Daarbij adviseert de reclassering de huidige bij schorsing gestelde voorwaarden voort te zetten in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling, op de urinecontroles na (daar verdachte tot op 3 maart 2025 negatief scoort en derhalve geen middelenproblematiek meer lijkt te kennen).
Uit een e-mailbericht van de reclassering van 12 maart 2025 blijkt dat bij verdachte op 5 maart 2025 een urinecontrole is afgenomen, die positief is bevonden op cocaïne en cannabis.
Op 3 maart 2025 heeft verdachte een berisping ontvangen van de reclassering omdat zij niet op een afspraak verscheen. Op 5 maart 2025 is tijdens het huisbezoek de dierenpolitie langs geweest na een zorgelijke melding van de reclassering. De reclassering adviseert om het gebruik van alcohol en drugs te beheersen als bijzondere voorwaarde toe te voegen.
Uit een e-mailbericht van de reclassering van 14 maart 2025 blijkt dat verdachte op 12 maart 2025 wederom positief scoorde op alcohol en cocaïne. De scores van zowel cannabis en cocaïne waren hoger dan de scores op 5 maart 2025.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte problemen heeft met haar gezondheid. Zij heeft meerdere TIA’s en een hersenbloeding gehad.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter in de rapportages over verdachte en in de persoonlijke omstandigheden van verdachte (waaronder haar relatie met het slachtoffer) aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de door verdachte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis op te leggen, zodat de reeds ingezette behandeling van verdachte en de begeleiding door de reclassering ononderbroken kan worden voortgezet. Verdachte is ontvankelijk voor hulp en heeft daarin inmiddels ook goede stappen gezet en de rechtbank is van mening dat deze positieve ontwikkeling niet doorkruist moet worden. Om te zorgen dat verdachte deze positieve ontwikkeling voortzet, zal de rechtbank aan verdachte wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank overweegt daarbij dat het uitgangspunt in de wet een proeftijd van drie jaren betreft. De omstandigheden, waaronder de gezinssituatie en de wisselende motivatie (zorgmijdende houding) van verdachte, laten zien dat er nog vele stappen gemaakt moeten worden. De rechtbank acht daarom een proeftijd van 3 jaren passend. De rechtbank is verder, gelet op de rapportages, van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank acht mede gelet op de rapportages en de persoonlijke omstandigheden van verdachte een kortere dan de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Verder zal de rechtbank, om de ernst van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking te brengen, aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Verdachte heeft immers onder invloed gereden, met een auto haar partner gepoogd te doden en een plaats van ongeval verlaten.
Alles overziend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 365 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 262 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden ook de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport van 3 maart 2025. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Tot slot legt de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 3 jaren.
Gelet op de duur van de opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 8, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
262 (tweehonderdtweeënzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen vijf werkdagen meldt bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16a te Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat begeleiden door de gezinscoach vanuit de gemeente Doetinchem of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Waar de reclassering dat nodig vindt, kan de begeleiding worden opgeschaald naar behandeling via een forensisch zorgverlener, nader te indiceren door de reclassering;
- verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om zicht te krijgen op het gebruik en/of het gebruik te leren beheersen van verdovende middelen, genoemd in lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs) in de Opiumwet) en van alcohol. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt;
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 legt op een taakstraf van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) jarenmet aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024328972, gesloten op 6 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , p. 14.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten: Letselrapportage Forensische Geneeskunde van 19 juli 2024, p. 1/7- 7/7.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 28.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 59-60.
6.De waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer.
7.Het proces-verbaal FO Verkeer, p. 140.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 maart 2025.