ECLI:NL:RBGEL:2025:2606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/05/439085 / FA RK 24/313 en C/05/444818 / FA RK 24/4053
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en huurrecht echtelijke woning met belangenafweging

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een echtscheidingszaak tussen een man en een vrouw, die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De man verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te kennen. De vrouw was het eens met de echtscheiding, maar niet met de toekenning van het huurrecht aan de man. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de belangen van beide partijen afgewogen met betrekking tot het huurrecht van de woning. De rechtbank oordeelde dat de vrouw het huurrecht van de woning toegewezen kreeg, omdat haar belangen groter waren dan die van de man. De man had meer mogelijkheden om alternatieve woonruimte te vinden, terwijl de vrouw, die een beperking heeft, meer behoefte had aan stabiliteit en continuïteit in haar woonomgeving. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap behandeld, waarbij de man bepaalde inboedel en de vrouw het huurrecht van de woning kreeg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens:
C/05/444818 / FA RK 24/4053
C/05/439085 / FA RK 24/313
Datum uitspraak: 3 april 2025
beschikking echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[naam man](hierna: de man),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. B. van der Zwan in Rotterdam,
tegen
[naam vrouw](hierna: de vrouw),
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.N. Mulder in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 17 juli 2024, met producties 1 tot en met 3;
  • het exploot van betekening van 19 juli 2024;
  • het journaalbericht van mr. Van der Zwan van 26 juli 2024, met de in het verzoekschrift aangekondigde productie 2;
  • het verweerschrift met een zelfstandig verzoek, ingekomen op 25 september 2024;
  • het verweerschrift tegen het zelfstandige verzoek, ingekomen op 22 oktober 2024, met productie 4;
  • de brief van mr. Mulder van 21 februari 2025, met producties 1 tot en met 4.
1.2.
Deze zaak is besproken op de zitting van 5 maart 2025, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het was een zitting met gesloten deuren. Dat wil zeggen dat er naast partijen en hun advocaten in principe geen publiek bij de zitting kon zijn. De rechtbank heeft op de zitting beslist dat de door de vrouw meegenomen begeleidster niet bij de zitting mocht zijn, omdat de man hiertegen bezwaar had gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn op [datum] 2001 in [plaats] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Zij hebben allebei de Nederlandse nationaliteit.
2.3.
Het jongmeerderjarige kind van partijen is:
- [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [kind] .

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
II. te bepalen dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] (hierna: de woning), aan de man wordt toegewezen en dat de man, bij uitsluiting van de vrouw, gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning en te bevelen dat de vrouw deze woning moet verlaten en verder niet mag betreden, met machtiging van de man om deze beschikking zo nodig zelf ten uitvoer te leggen met behulp van politie en justitie;
III. te bepalen dat de inboedel van de woning aan partijen toekomt met een verdeling bij helfte, met uitzondering van het Delfts Blauw en de dekens en de handdoeken van de moeder van de man welke aan hem toegedeeld moeten worden;
IV. te bepalen dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zal geschieden conform punt 13 tot en met 28 van het verzoekschrift.
3.2.
De vrouw is het eens met het verzoek onder I. en III en IV. Met het verzoek onder II. is zij het niet eens en zij vraagt om de man daarin niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen. Daarnaast verzoekt zij de rechtbank zelfstandig om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat het huurrecht van de woning aan de vrouw wordt toegewezen;
kosten rechtens.
3.3.
De man is het niet eens met het zelfstandig verzoek van de vrouw en voert daartegen verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

Echtscheiding
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat hun huwelijk is gestrand en ook niet meer goed zal komen (of zoals de wettekst zegt: duurzaam is ontwricht). De man verzoekt de echtscheiding en de vrouw heeft verzocht om dit verzoek toe te wijzen. De rechtbank zal de echtscheiding uitspreken.
Huurrecht echtelijke woning
4.2.
Beide partijen willen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] blijven wonen. Daarom verzoeken zij allebei om – zoals we dat noemen – het huurrecht van die woning. De rechtbank moet afwegen wie een groter belang heeft om na de echtscheiding de woning te blijven huren.
4.3.
De rechtbank beslist dat de vrouw de woning na de echtscheiding mag blijven huren en legt dit hierna uit.
4.4.
Uitgangspunt is dat beide partijen in principe na de echtscheiding huurder van de woning kunnen zijn. De man stelt hoofdhuurder te zijn. Maar als dit al zo is, dan is dat niet relevant. In dat geval is de vrouw namelijk op grond van artikel 7:266 van het Burgerlijk Wetboek medehuurder. En volgens lid 5 van dat wetsartikel kan de rechter bij de echtscheiding bepalen dat een van hen huurder van de woning is. De hoofdhuurder heeft geen sterker recht dan de medehuurder.
4.5.
De belangen van de man en de vrouw om na de echtscheiding de woning te blijven huren, zijn voor een deel gelijk. Zij wonen allebei al lange tijd in [woonplaats] en willen beiden graag in de voor hen vertrouwde omgeving blijven wonen. Ook willen zij ieder met [kind] in de woning blijven wonen. Verder hebben zij een ongeveer gelijk inkomen. De man heeft een WIA-uitkering van € 1.800 bruto per maand en de vrouw een inkomen uit loondienst van ongeveer € 2.000 bruto per maand. De vrouw werkt sinds kort vier dagen per week (eerder was dit drie dagen per week) en de rechtbank is van oordeel dat van haar niet kan worden verwacht dat zij nog meer gaat werken. Zij wordt namelijk begeleid door ’s Heeren Loo en een Jobcoach en zij heeft onderbouwd dat het voor haar belangrijk is om overzicht te kunnen houden en dat er niet te veel tegelijk wordt gevraagd of gedaan. Dit betekent dat man en de vrouw ieder de huur van de woning van € 715 per maand kunnen betalen en dat zij allebei niet in staat zijn om een (veel) hogere huur te betalen. In de huidige woningmarkt is het lastig om zo’n huurwoning te vinden. Op dit moment hebben beide partijen geen alternatieve woonruimte tot hun beschikking. De stelling van de man dat de vrouw bij haar broer zou kunnen wonen, is door de vrouw betwist. Zelfs als de vrouw hier wel tijdelijk terecht zou kunnen, acht de rechtbank dit gelet op de behoefte van de vrouw aan structuur en overzicht geen blijvende oplossing. Daarbij weegt de rechtbank mee dat is gebleken dat de broer van de vrouw zijn eigen problematiek heeft.
4.6.
Op twee punten acht de rechtbank de belangen van de vrouw bij de woning groter dan die van de man.
4.7.
Ten eerste heeft de man meer mogelijkheden om andere woonruimte te vinden. De man is namelijk 58 jaar oud en de vrouw 53 jaar oud. Dat betekent dat de man eerder dan de vrouw een woning kan krijgen die bestemd is voor mensen van 55 jaar en ouder. Ook is de man voor zijn inkomen uit WIA-uitkering niet gebonden aan de regio. Voor de vrouw is dit anders: zij werkt in [plaats] en zal dus in de regio moeten wonen om haar inkomen te kunnen houden. Dat de man weer vrijwilligerswerk in de gemeente [woonplaats] zou willen oppakken, laat de rechtbank hierbij buiten beschouwing. De man heeft dit vrijwilligerswerk al lange tijd niet meer gedaan en kan ook in een andere regio vrijwilligerswerk gaan doen.
4.8.
Ten tweede is de impact van een verhuizing voor de vrouw groter dan voor de man, omdat zij een beperking heeft. Zij heeft namelijk toegelicht en onderbouwd dat zij moeite heeft met veranderingen en dat zij hulpverlening ontvangt van ’s Heeren Loo en van een jobcoach. Dit betekent dat een verhuizing sowieso al lastig zal zijn voor de vrouw, terwijl een verhuizing buiten de regio ook nog tot gevolg heeft dat de hulpverlening zal wijzigen. De man zegt dat hij ook medische problemen heeft als gevolg van zijn rughernia, maar ter zitting heeft hij toegelicht dat de woning niet is aangepast voor hem en dat zijn fysieke problemen hem vooral belemmeren tijdens de verhuizing. Dit kan worden opgelost door hulp te vragen bij de verhuizing of hiervoor verhuizers in te huren.
4.9.
De man heeft nog gesteld dat de vrouw niet in staat zou zijn om zelfstandig in de woning te wonen en om die reden geen belang zou hebben bij de woning, maar hij heeft dit niet onderbouwd. Uit het door de vrouw overgelegde plan van ’s Heeren Loo van 21 februari 2025 blijkt juist dat de vrouw geholpen zal worden bij de keuzes rondom woningen zoeken en de scheiding, waarbij niet is vermeld dat dit een vorm van begeleid wonen zou betreffen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de vrouw met de inzet van hulpverlening in staat is om in de woning te wonen.
4.10.
Alles afwegend is de rechtbank dus van oordeel dat het belang van de vrouw om na de echtscheiding in de woning te blijven wonen zwaarder weegt dan het belang van de man. Bovendien heeft de advocaat van de man op 28 mei 2024 aan de advocaat van de vrouw laten weten dat het huurrecht van de woning aan de vrouw kan worden toegekend. De man heeft ter zitting gezegd dat hij deze toezegging te snel heeft gedaan, maar dit kan de rechtbank niet volgen. Het is niet een toezegging die de man zelf in een opwelling heeft gedaan, maar zijn advocaat heeft dit namens hem bericht. Dat betekent dat hij hierover advies heeft kunnen krijgen van zijn advocaat. Kennelijk zag de man op dat moment mogelijkheden voor alternatieve woonruimte voor zichzelf en niet is gebleken dat de omstandigheden waaronder hij die toezegging heeft gedaan sindsdien zijn gewijzigd. Dat maakt dat de rechtbank het niet redelijk vindt dat de man nu op die toezegging terugkomt. Als de belangen van partijen bij het gebruik van de woning gelijk waren geweest, zou het huurrecht om die reden aan de vrouw zijn toegekend.
4.11.
Het verzoek van de man wordt dus afgewezen en het verzoek van de vrouw toegewezen. Wel zal de rechtbank daarbij bepalen dat de man de woning pas hoeft te verlaten uiterlijk drie maanden nadat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw heeft in de toelichting op haar verzoek deze termijn genoemd en deze ter zitting gehandhaafd. De rechtbank vindt het van belang dat de man enige tijd krijgt om andere woonruimte te vinden.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
4.12.
Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opstellen en zij zijn vóór 1 januari 2018 getrouwd. Toen gold als wettelijk stelsel nog de algehele gemeenschap van goederen.
4.13.
Door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is die gemeenschap ontbonden. [1] Dat is in dit geval 17 juli 2024. Dat betekent in principe dat de goederen die partijen op die datum (de zogenoemde ‘peildatum’) hadden, moeten worden verdeeld. Van de schulden die zij op de peildatum hadden, moet worden vastgesteld wie onderling welk deel daarvan moet betalen (ook wel de ‘interne draagplicht’ genoemd).
4.14.
De rechtbank zal hierna eerst in kaart brengen welke goederen en schulden deel uitmaken van de ontbonden gemeenschap. Daarna zal de rechtbank per goed de verdeling vaststellen of de wijze van verdeling gelasten en per schuld de interne draagplicht vaststellen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde van de goederen en ieder van hen de helft van de schulden zal moeten dragen. Voor de waarde van de goederen geldt dat de rechtbank in beginsel kijkt naar de waarde die de goederen hebben op het moment van de feitelijke verdeling.
4.15.
Partijen zijn het erover eens dat op de peildatum de volgende goederen en schulden tot de gemeenschap behoren:
inboedelzaken;
de caravan van het [naam merk] met kenteken [nummer] ;
de auto van het [naam merk] , met kenteken [nummer] ;
bankrekening [nummer] op beider naam en de spaarrekening [nummer] op beider naam;
schulden:
- de schuld voor huurtoeslag;
- de schuld voor zorgtoeslag;
- de schuld aan de belastingdienst;
eventuele belastingontvangsten en andere belastingschulden.
a.
a) inboedel
4.16.
Partijen zijn het erover eens dat de man Delfts Blauw en de dekens en handdoeken van de moeder van de man krijgt. De overige inboedel zullen partijen samen verdelen, waarbij ieder de helft krijgt. De rechtbank zal dit in de beslissing vastleggen.
b) caravan [naam merk] met kenteken [nummer]
4.17.
Partijen zijn het erover eens dat de caravan zal worden verkocht en dat zij de opbrengst samen zullen delen (ieder de helft). De man zal de caravan te koop zetten. Hij zal pas akkoord gaan met een bod als ook de vrouw hiermee ingestemd heeft. De rechtbank zal dit in de beslissing vastleggen.
c) [auto] met kenteken [nummer]
4.18.
Partijen zijn het erover eens dat deze auto na verkoop van de caravan zal worden verkocht en dat zij de opbrengst samen zullen delen (ieder de helft). De man zal de auto te koop zetten. Hij zal pas akkoord gaan met een bod als ook de vrouw hiermee ingestemd heeft. De rechtbank zal dit in de beslissing vastleggen.
d) gezamenlijke bank- en spaarrekening
4.19.
Ter zitting is gebleken dat de saldi van de bank- en spaarrekening per de peildatum (17 juli 2024) al tussen partijen zijn verdeeld en dat de gezamenlijke bankrekeningen al zijn opgeheven. De rechtbank hoeft hierover dus niet meer te beslissen.
e) schulden
4.20.
Ter zitting is gebleken dat de hiervoor genoemde schulden al zijn betaald en dat partijen vinden dat zij hierover niets van elkaar te vorderen hebben. De rechtbank hoeft hierover dus niet meer te beslissen.
f) Eventuele belastingontvangsten en -teruggaven
4.21.
Hetzelfde geldt voor de eventuele belastingontvangsten en -teruggaven. Partijen zijn het erover eens dat dit al is afgewikkeld en dat zij hierover niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.22.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt dan totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding. Die beslissing geldt namelijk pas als de echtscheiding is ingeschreven en dat kan pas gebeuren als daar geen hoger beroep meer tegen mogelijk is.
Proceskosten
4.23.
De rechtbank zal beslissen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat partijen met elkaar gehuwd zijn.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, die met elkaar zijn gehuwd op [datum] 2001 in [plaats] ;
5.2.
bepaalt dat de vrouw met ingang van de dag dat drie maanden zijn verstreken na de datum van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand huurder zal zijn van de woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] ;
5.3.
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen als volgt:
  • het Delfts blauw en de dekens en handdoeken van de moeder van de man worden aan de man toegedeeld, zonder verrekening;
  • de resterende inboedel van de woning wordt bij helfte verdeeld;
  • de caravan [naam merk] met kenteken [nummer] wordt verkocht en de opbrengst wordt bij helfte verdeeld tussen partijen;
  • de auto [naam merk] met kenteken [nummer] wordt verkocht en de opbrengst wordt bij helfte verdeeld tussen partijen;
5.4.
verklaart de beslissingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.I. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Verhoef, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 1:99 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek.