ECLI:NL:RBGEL:2025:2675

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
308450/23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onttrekking van minderjarige kinderen aan ouderlijk gezag en ondertoezichtstelling

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die haar twee minderjarige zoons onttrok aan het ouderlijk gezag en de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de straf verbonden, waaronder een contactverbod met de oudste zoon tot deze 18 jaar is. De verdachte heeft de kinderen gedurende een periode van ruim vijf maanden in Italië gehouden, wat heeft geleid tot onrust bij de vader en de scholen van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke onttrekking van haar kinderen aan het wettig gezag, wat als een ernstig misdrijf wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar geestelijke gezondheid en de impact van haar daden op de kinderen. De vordering van de benadeelde partij, de vader van de kinderen, tot schadevergoeding is toegewezen, waarbij de verdachte € 300,- aan materiële schade moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat een bedrag te betalen ter compensatie van de schade aan de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de situatie en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte hebben benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-308450/23
Datum uitspraak : 4 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1973 in [geboorteplaats 1] (Libanon),
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. H. Bakhuis, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 november 2023 tot en met 13 april 2024 te Apeldoorn, althans in Nederland, en/of te Lazise, althans in Italië, althans in Europa,
(telkens) opzettelijk een of meerdere minderjarige(n), te weten:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008 en/of
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007
heeft onttrokken aan het wettig over hem/hen gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem/hen uitoefende.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 7-9;
- het proces-verbaal van aanhouding en overgave p. 43-44;
- het Uittreksel Gezagsregister d.d. 24-01-2020, p. 12-13;
- de beschikking van de rechtbank Gelderland d.d. 12 oktober 2023 (verlenging ondertoezichtstelling tot 13 december 2023), p. 19-22;
- de beschikking van de rechtbank Gelderland d.d. 12 december 2023 (verlenging ondertoezichtstelling tot 13 december 2024), p. 24-27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 6 november 2023 tot en met 13 april 2024
te Apeldoorn, althansin Nederland, en
/of te Lazise, althans inItalië,
althans in Europa,(telkens
)opzettelijk
een ofmeerdere minderjarige
(n
), te weten:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2008 en
/of- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2007
heeft onttrokken aan het wettig over
hem/hen gesteld gezag en
/ofaan het opzicht van degene die dit desbevoegd over
hem/hen uitoefende.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport en met oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 1] totdat hij 18 jaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank artikel 9a Sr zou moeten toepassen. Indien de rechtbank van oordeel is dat dit niet op zijn plaats is dan verzoekt de verdediging een taakstraf op te leggen en geen, al dan niet voorwaardelijke, gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke onttrekking van haar twee minderjarige zoons aan het ouderlijk gezag en de ondertoezichtstelling. Zij heeft daarmee onrust en ongerustheid veroorzaakt bij aangever, de vader van de twee jongens, en ook bij de scholen van de jongens en de jeugdbescherming. Dat het onttrekken aan het gezag als een ernstig misdrijf wordt beschouwd, blijkt wel uit de maximumstraf van 6 jaar die de wetgever op dit delict heeft gesteld. De kinderen hebben een periode van ruim vijf maanden in Italië verbleven, waar zij de taal en gebruiken niet kennen. Verdachte en haar twee kinderen probeerden een bestaan op te bouwen in het buitenland, maar zij hadden geen werk of gingen niet naar school, zo heeft verdachte ter zitting verklaard. Voor kinderen van deze leeftijd is het van groot belang om naar school te gaan. Daarnaast heeft één van de kinderen extra begeleiding nodig. De kinderen hebben in Italië na de aanhouding van hun moeder, voordat ze naar Nederland konden afreizen, een periode onder toezicht van een Italiaanse jeugdzorginstelling gestaan. In Nederland zijn ze vervolgens uit huis geplaatst.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij haar eigen kinderen heeft weggehaald uit hun vertrouwde omgeving en ze daarmee – en met alle gevolgen die haar handelen vervolgens heeft gehad – mogelijk heeft benadeeld in hun ontwikkeling.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte van 13 februari 2025 blijkt dat zij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie wegens soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft op 6 maart 2025 een advies over verdachte uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte zich van verschillende kanten onder druk gezet voelde en dat zij geen andere uitweg zag dan vluchten naar het buitenland. Zij heeft spijt van haar daden en ziet in dat het niet juist is wat zij heeft gedaan. Verdachte is een aantal maanden geleden gediagnosticeerd met een waanstoornis, ze is het niet eens met de diagnose en voelt zich ongehoord en onbegrepen. De kinderen van verdachte zijn uit huis geplaatst en er is sprake van zowel begeleide als onbegeleide omgang. Het doel van verdachte is om weer samen met haar zoons te kunnen wonen. Ondertussen moet er gewerkt worden aan de mentale gesteldheid van verdachte en alle onrust die zij ervaart. De reclassering adviseert om het toezicht te continueren om aan deze doelen te werken, aangezien ze nog niet zijn behaald. Wanneer verdachte een gevangenisstraf zal moeten uitzitten dan zal zij haar woning verliezen en zal dit financiële gevolgen met zich meebrengen. Daarnaast is verdachte bezig met ambulante behandeling. Detentie zal dit traject doorkruisen waardoor dit niet wenselijk wordt geacht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Op 20 maart 2025 heeft Jeugdbescherming Nederland advies uitgebracht over het contactverbod tussen verdachte en haar kinderen. Daaruit blijkt dat verdachte weigert informatie te delen over haar GGZ-behandelproces richting de Jeugdbescherming. Ook heeft zij de laatste afspraak die gepland stond met haar reclasseerder en de jeugdbeschermer geannuleerd. Dit maakt dat niet door middel van een geïntegreerd plan gewerkt kan worden. Om deze reden is het van essentieel belang dat er strafrechtelijke kaders blijven rondom de omgang tussen verdachte en haar zoon [slachtoffer 1] . Gebleken is dat bij strakke, duidelijke kaders de omgang in begeleide vorm kan plaatsvinden. De ontwikkeling en opbouw van de omgang stagneert. De Jeugdbescherming acht het contactverbod van essentieel belang.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie - een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend is. Verdachte hoeft dus niet terug naar de gevangenis. Het voorwaardelijke deel dient als waarschuwing om te voorkomen dat verdachte opnieuw iets soortgelijks zal doen. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 6 maart 2025, te weten de meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast zal de rechtbank conform het advies van de Jeugdbescherming een contactverbod opleggen tussen verdachte en haar zoon [slachtoffer 1] totdat hij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] , de vader van de twee jongens, heeft in verband met het onttrekken aan het ouderlijk gezag een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 300,- aan materiële schade (bestaande uit gemaakte kosten voor vliegtickets) vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Als verdachte al iets is verschuldigd, dan dient het gevorderde bedrag te worden verrekend met de bedragen die de benadeelde partij uit hoofde van alimentatieverplichtingen nog is verschuldigd aan verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd dat er een grond is voor verrekening van de gevorderde schade. De vordering zal worden toegewezen, nu de schadepost voldoende onderbouwd is en redelijk voor komt. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De wettelijke rente
Verdachte is vanaf 2 mei 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in minder zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 86 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16A, 7201 ES Zutphen en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
o verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door GGNET of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling start zo snel mogelijk. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien er sprake is van een zodanige verslechtering van de psychische toestand van verdachte dat een kortdurende klinische opname voor crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, nadat dit door de rechter is bevolen, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
o verdachte gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, zal verblijven bij Zorgtrium of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
o verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met: [slachtoffer 1] geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats 2] todat hij de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering of Jeugdbescherming en daarbij de aanwijzingen van de reclassering of Jeugdbescherming worden opgevolgd;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
De vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever] van € 300,- aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever] , een bedrag te betalen van € 300,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Gooijer (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.H. Boshuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023538611, gesloten op 14 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.