ECLI:NL:RBGEL:2025:2691

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
228274/24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernielingen in Ede

Op 4 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling, meerdere mishandelingen en vernielingen. De zaak vond plaats op 24 september 2023 in Ede, waar de verdachte met een schroevendraaier en/of sleutels meerdere slachtoffers heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, en dat hij [slachtoffer 3] heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een puntig voorwerp heeft geslagen, wat leidde tot verwondingen bij de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 weken. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel na te komen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurige psychische gevolgen ondervonden van het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-228274/24
Datum uitspraak : 4 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. L.A.L. van de Ven, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 24 september 2023 te Ede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte met een schroevendraaier en/of een of meerdere sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp die [slachtoffer 1] in/tegen de nek/hals en/of de balzak / scrotum, althans
het (onder)lichaam gestoken, danwel met een schroevendraaier en/of een of meerdere sleutels,
in elk geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp in de hand die [slachtoffer 1] in/tegen de nek/hals en/of de balzak / scrotum, althans het (onder)lichaam geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Ede
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een schroevendraaier en/of een of meerdere sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp die [slachtoffer 1] in/tegen de nek/hals en/of de balzak / scrotum, althans het
(onder)lichaam te steken danwel met een schroevendraaier en/of een of meerdere sleutels,
in elk geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp in de hand die [slachtoffer 1] in/tegen de nek/hals en/of de balzak / scrotum, althans het (onder)lichaam te slaan en/of door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen tegen het lichaam te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Ede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een schroevendraaier en/of een of meer sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp in een (boven)been gestoken, danwel een of meerdere malen met een schroevendraaier en/of een of meer sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp in de hand tegen een (boven)been geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Ede
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een schroevendraaier en/of een of meer sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp in een (boven)been te steken danwel een of meerdere malen met een schroevendraaier en/of een of meer sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig
en/of hard voorwerp in de hand tegen een (boven)been te slaan;
3.
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Ede
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] een of meerdere malen tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan;
4.
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Ede
opzettelijk en wederrechtelijk een (zwarte) scooter (Piaggio), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 25 september 2023 te Ede
opzettelijk en wederrechtelijk een (dames)fiets (Cortina), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde en het onder feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde nu het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Subsidiair doet de raadsvrouw een beroep op noodweer dan wel noodweerexces. Een geslaagd beroep op noodweer moet bij het onder feit 1 en 2 primair tenlastegelegde leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, en bij het onder feit 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde leiden tot vrijspraak. Ten aanzien van het onder feit 3 en feit 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw primair verzocht om vrijspraak wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 3 is subsidiair een beroep gedaan op noodweer. Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw verzocht om vrijspraak, nu er sprake was van een noodweersituatie.
De rechtbank beoordeelt de ten laste gelegde feiten hieronder in chronologische volgorde.
Beoordeling van het onder feit 3 en feit 5 tenlastegelegde ( mishandeling [slachtoffer 3] en vernieling fiets)
Bewijsmiddelen[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft aangifte gedaan van mishandeling en vernieling van zijn fiets. [slachtoffer 3] en [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) reden op 24 september 2023 richting het centrum van Ede. Zij zagen een man lopen welke in versnelde pas richting [slachtoffer 3] liep. De man vroeg: ‘wat is er’, en gaf [slachtoffer 3] meteen een klap op zijn neus, vermoedelijk niet met een vuist maar met een platte hand. Achteraf merkte hij hier een bloedneus aan overgehouden te hebben. Vervolgens trapte de man tegen de fiets van [slachtoffer 3] aan. [slachtoffer 3] zette zijn fiets neer en wilde niet in gevecht gaan, ook omdat hij uit het niets werd aangevallen en die man zo raar deed. Zijn fietsketting lag eraf dus hij liet de fiets staan. De man over wie [slachtoffer 3] spreekt is degene die door de politie is meegenomen. [2]
[slachtoffer 3] verklaarde in een aanvullend verhoor dat hij wilde weglopen bij de man en daarom zijn sleutel uit zijn fiets heeft gehaald. Na ongeveer 10 minuten wilde hij zijn fiets weer pakken maar toen bleek deze weg te zijn. Een omstander zei dat de man zijn fiets had meegenomen richting de Jumbo. Toen [slachtoffer 3] bij de Jumbo aankwam zag hij dat zijn spaken verbogen waren, zijn stuur scheef stond en dat hij niet meer op zijn fiets kon fietsen. Ook was het spatbord aan de voorzijde van zijn fiets vervormd. [3]
Getuige [getuige 1] heeft op 25 september 2023 een verklaring afgelegd bij de politie. Hij verklaarde dat er uit het niets een man op [slachtoffer 3] kwam af rennen. Hij zag dat de man zonder enige reden [slachtoffer 3] probeerde te slaan. [4]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) is een vriend van [slachtoffer 3] en reed op 24 september 2023 achter [slachtoffer 3] aan richting het centrum van Ede. [getuige 2] kwam [slachtoffer 3] en [getuige 1] tegen bij een stoplicht. [getuige 2] zag dat [slachtoffer 3] op de grond zat en dat hij een bloedneus had. De man kwam erg agressief over. [getuige 2] zag dat de man weg liep met de fiets van [slachtoffer 3] richting de parkeerplaats van [locatie] . Deze fiets hebben zij later bij [locatie] teruggevonden, het spatbord stond scheef en de ketting was kapot. [5]
Conclusie feit 3
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte met een platte hand heeft geslagen op de neus van [slachtoffer 3] , die daardoor een bloedneus kreeg. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 3] dat hij uit het niets werd geslagen en hier een bloedneus aan overhield. Die verklaring is namelijk afgelegd bij het eerste politiecontact, kort na het incident, en wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] (‘uit het niets’) en [getuige 2] (‘bloedneus’). De enkele omstandigheden dat de beide getuigen bevriend zijn met [slachtoffer 3] en dat er enig tijdsverloop zat tussen het incident en het horen van deze getuigen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid.
Noodweer
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte voelde zich aangevallen en in het nauw gedreven. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de noodzakelijke verdediging is geboden. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een dergelijke aanranding. Het door de verdediging aangevoerde scenario dat verdachte zich aangevallen voelde en zich daarom moest verdedigen, wordt namelijk weersproken door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. Daaruit blijkt dat verdachte de agressor is geweest en meteen, uit het niets, geweld heeft toegepast richting [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht de mishandeling die onder feit 3 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie feit 5
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen verder vast dat verdachte tegen de fiets van [slachtoffer 3] heeft getrapt en aldus de fiets heeft beschadigd. Weliswaar is sprake van enig tijdsverloop tussen de trap en het aantreffen van die fiets in beschadigde toestand, maar aangever heeft verklaard dat hij de fiets liet staan omdat de ketting eraf lag, en het tijdsverloop tussen het door verdachte weglopen met de fiets en het aantreffen van die fiets in beschadigde toestand is dusdanig kort dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte degene is die de schade aan de fiets heeft veroorzaakt.
De rechtbank acht daarom de vernieling die onder feit 5 ten laste is gelegd ook wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling van het onder feit 1, feit 2 en feit 4 tenlastegelegde (poging zware mishandeling [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en vernieling scooter)
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij op 24 september 2023 werd gebeld door een vriend, [naam] (hierna: [naam] ). [naam] zei dat ze naast het winkelcentrum [locatie] in Ede waren en dat er een gekke man op het fietspad stond. [slachtoffer 1] verklaarde dat hij langs deze man reed en dat de man een trap richting zijn scooter gaf. Hij zag en hoorde dat zijn spatbord werd geraakt. Hij verplaatste zich richting het kruispunt Kastelenlaan met de Slotlaan in Ede en heeft daar ongeveer 2 minuten gestaan terwijl [naam] de politie aan de lijn had. De man keek naar hem en rende richting hem, hij trapte met zijn rechterbeen zijn scooter om. Vervolgens liep de man op hem af. Hij zag dat de man een uitstekend deel tussen beide vuisten had. Op dat moment dacht hij dat hij niet anders kon dan zichzelf verdedigen. Hij ontweek hem en raakte hem vier keer op zijn gezicht met zijn vuisten. Op dat moment sprongen zijn vrienden en zijn broer [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) erbij. Hij zag dat [slachtoffer 2] de man in de houdgreep had. Hij zag toen dat de man met zijn vuist op het been van zijn broer sloeg. Tenminste, dat dacht hij. Achteraf bleek dat de man zijn broer in zijn been gestoken had omdat mijn broer een foto stuurde met diepere wondjes aan zijn been. Zijn broer liet de man los en de man vloog direct weer naar hem. Hij rende weg maar gleed uit. De man was toen bij hem en haalde uit richting hem. Hij voelde dat de man hem in zijn balzak raakte met een voorwerp. Hij voelde namelijk iets scherps en het voelde niet als een vuist. Dit deed hem pijn. Hij kon hierna wegrennen bij de man. De man rende achter hem aan en hij zag dat hij echt heel boos keek en wederom uithaalde met zijn rechter arm naar zijn nek. Hij voelde direct dat hij niet geraakt werd door een vuist maar door iets scherps. Dit deed hem pijn. Hij legde zijn hand in zijn nek en zag dat er bloed op zat. [6]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij een zwarte Piaggio scooter heeft en dat de man tegen de zijkant van zijn scooter heeft getrapt, dat de scooter daardoor op zijn zijkant viel, en dat hierdoor de zwarte kappen aan de zijkant en het windscherm zijn beschadigd en de kabels zijn gescheurd. Daarnaast lekte de scooter olie en benzine. [7]
De politie heeft een video ontvangen van het incident. Daarop is te zien hoe twee mannen tegenover elkaar staan. Man 2 haalt met zijn rechterhand uit naar man 1. De politie ziet dat man 2 met zijn rechterhand uithaalde naar man 1 en doorliep tijdens zijn beweging, en dat man 1 geraakt wordt aan de linkerkant van zijn nek. [8]
De politie herkent ‘man 2’ als verdachte. [9]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij [slachtoffer 1] steekverwondingen aan de linkerkant van de nek en in het scrotum zijn waargenomen. [10]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat een man tegen de scooter van [slachtoffer 1] trapte. Hij zag dat de scooter viel en hoorde gelijk dat er meerdere kappen kapot waren. Hij zag dat de man een beweging maakte richting [slachtoffer 1] . Daarop is hij uit de auto gesprongen en heeft hij de man van achteren middels een nekklem vastgepakt en weggetrokken bij [slachtoffer 1] . Hij zag dat [slachtoffer 1] op dat moment iets gebukt stond en met één hand in zijn nek en met één hand richting de man stond. Hij zag dat de man op dat moment een terugtrekkende beweging maakte. Toen hij thuiskwam zag hij dat hij zelf meerdere verwondingen had op zijn linkerdijbeen. Hij had drie steekwonden in zijn been. [11]
Op 28 september 2023 is [slachtoffer 2] door een forensisch arts onderzocht. Uit de door de arts opgestelde letselrapportage bleek dat [slachtoffer 2] meerdere donkerrode wondjes op zijn linker bovenbeen had. Daarnaast had hij meerdere streepvormige huidbeschadigingen op zijn linker bovenbeen. [12]
Getuige [getuige 3] heeft gezien dat de man tegen de linker voorzijde van een scooter schopte. [13]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de man direct op [slachtoffer 1] afliep en hem sloeg. Hij hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat hij was gestoken en dat hij aan het bloeden was. [14]
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tegen de scooter van aangever [slachtoffer 1] heeft getrapt ten gevolge waarvan de scooter is omgevallen. Door deze trap is er schade aan de scooter ontstaan. De rechtbank acht het onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Vervolgens heeft verdachte meermalen met een puntig voorwerp op het bovenbeen van [slachtoffer 2] geslagen toen [slachtoffer 2] verdachte in een houdgreep had. De rechtbank is – gelet op het in de letselrapportage beschreven letsel van aangever – van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte heeft geslagen met een puntig voorwerp. De donkerrode wondjes en streepvormige huidbeschadigingen kunnen niet zijn ontstaan door het slaan met een vuist.
Ten slotte is verdachte (wederom) richting aangever [slachtoffer 1] gelopen en heeft hij [slachtoffer 1] meermalen geslagen met een voorwerp, namelijk in de hals en het scrotum. [slachtoffer 1] heeft hierdoor steekverwondingen opgelopen.
Poging tot zware mishandeling
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot zware mishandeling moet onder meer sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Voor het voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen zal moeten worden dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft aanvaard. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans op het gevolg die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat het slaan met een puntig hard voorwerp op het bovenbeen van [slachtoffer 2] geen aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Nu niet is vast komen te staan met welk voorwerp is geslagen, hoe scherp dat voorwerp was, met welke kracht er is geslagen, op welke locatie op het bovenbeen er is geslagen en wat de diepte is van [slachtoffer 2] verwondingen, aangezien de letselrapportage hierover onvoldoende informatie geeft, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank acht echter wel bewezen dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] bestond en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat het slaan met een puntig voorwerp in de halsstreek kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Op deze plaatsen bevinden zich vitale organen en bloedvaten die als gevolg van een steekwond ernstig aangetast kunnen worden. Verdachte heeft bovendien met kracht geslagen, aangezien uit de beschrijving van de beelden blijkt dat verdachte in beweging uithaalde naar [slachtoffer 1] . Nu dit een feit van algemene bekendheid is, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich ook bewust was van die aanmerkelijke kans. Door [slachtoffer 1] met kracht op een kwetsbare plaats te slaan met een puntig voorwerp, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Noodweer
Gelet op het door de verdediging gevoerde beroep op noodweer, zal de rechtbank zich uitlaten over de vraag of de verdachte de hem verweten gedragingen heeft verricht in een situatie waarin op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] blijkt dat verdachte eerst tegen de scooter van [slachtoffer 1] heeft getrapt en dat verdachte vervolgens meerdere malen agressief richting [slachtoffer 1] is gelopen en dat verdachte degene was die begon met slaande bewegingen. Hieruit leidt de rechtbank af dat het verdachte was die de agressor was. Nadat verdachte door [slachtoffer 2] is vastgehouden is hij nogmaals naar [slachtoffer 1] gelopen. Dat maakt dat er geen sprake was van noodzakelijke verdediging, noch ten aanzien van [slachtoffer 2] , noch ten aanzien van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte tegen de scooter heeft getrapt omdat deze recht op hem af kwam rijden. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat hij langs verdachte reed en niet recht op hem af. Daarnaast blijkt uit de voornoemde bewijsmiddelen dat de verdachte tegen de scooter heeft getrapt toen de scooter reeds stil stond. De rechtbank merkt op dat uit het dossier op geen enkele wijze enige ondersteuning voor de door verdachte geschetste scenario’s blijkt.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat de door verdachte gestelde noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. Daarom zal zij het beroep op noodweer verwerpen. Nu het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, zal het beroep op noodweerexces eveneens worden verworpen.
De rechtbank acht de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair tenlastegelegde maar ziet voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de subsidiaire onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 subsidiair en onder feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Hij op
of omstreeks24 september 2023 te Ede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft verdachte
met een schroevendraaier en/of een of meerdere sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp die [slachtoffer 1] in/tegen de nek/hals en/of de balzak / scrotum, althans
het (onder)lichaam gestoken, danwel met een schroevendraaier en/of een of meerdere sleutels,
in elk gevalmet een
scherp en/ofpuntig en
/ofhard voorwerp in de hand die [slachtoffer 1] in
/tegende nek
/halsen
/ofde balzak / scrotum
, althans het (onder)lichaamgeslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks24 september 2023 te Ede
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
een of meerdere malen met een schroevendraaier en/of een of meer sleutels, in ieder geval met een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp in een (boven)been te steken danwel een ofmeerdere malen
met een schroevendraaier en/of een of meer sleutels, in ieder gevalmet een
scherp en/ofpuntig
en
/ofhard voorwerp in de hand tegen een
(boven
)been te slaan;
3.
Hij op
of omstreeks24 september 2023 te Ede
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] een
of meerderemaal
entegen het hoofd
en/of het lichaam te stompen en/ofte slaan;
4.
Hij op
of omstreeks24 september 2023 te Ede
opzettelijk en wederrechtelijk een (zwarte) scooter (Piaggio)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n), heeft
vernield,beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
Hij
op ofomstreeks 25 september 2023 te Ede
opzettelijk en wederrechtelijk een
(dames)fiets
(Cortina), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n),heeft
vernield,beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot zware mishandeling;
feit 2 subsidiair en feit 3:
mishandeling;
feit 4 en feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.
De rechtbank vermeldt voor de volledigheid dat het beroep op noodweer integraal is besproken bij de overwegingen ten aanzien van het bewijs, dus ook waar dat beroep ziet op feit 1 primair (en honorering van dat beroep in zoverre zou leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging).

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 weken. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Per overtreding van dit verbod acht de officier van justitie een week hechtenis op zijn plaats. De officier van justitie heeft tevens gevorderd voornoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft bepleit dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opgelegd zou kunnen worden als stok achter de deur, mogelijk in combinatie met een taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot zware mishandeling, twee mishandelingen en twee vernielingen op straat in het openbaar. De feiten vonden plaats als een volstrekt onverwachte uitbarsting van geweld, waarbij verdachte op zeer agressieve wijze aangever [slachtoffer 3] heeft geslagen, en aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geslagen met een puntig voorwerp, terwijl die zich nauwelijks konden verdedigen en waarbij verdachte steeds de confrontatie opzocht. Verdachte heeft daarbij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De situatie moet voor de slachtoffers buitengewoon dreigend zijn geweest en gevoelens van onveiligheid hebben opgeroepen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers hiervan bij hun dagelijks functioneren nog lange tijd de gevolgen kunnen ondervinden. Uit de verklaringen van slachtoffers blijkt dit ook. Ten tijde van het delict dacht [slachtoffer 1] dat hij dood zou gaan. In ieder geval tot oktober 2024 hebben de slachtoffers psychische gevolgen van het delict ondervonden. Tevens brengt dit soort zinloos en heftig geweld, waarin iemand willekeurig wordt aangevallen, gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich. Verdachte mag van geluk spreken dat het toegebrachte letsel geen nog ernstiger gevolgen heeft gehad. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 13 februari 2025 blijkt dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie wegens soortgelijke feiten.
Op 21 oktober 2024 heeft de Reclassering Nederland een adviesrapportage over verdachte uitgebracht. Verdachte heeft aangegeven niet met de reclassering in gesprek te willen. De reclassering heeft door het niet meewerken van verdachte geen verband kunnen leggen tussen het vermeende delictgedrag en zijn persoonlijke omstandigheden. Ook het recidiverisico kan niet worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat dergelijke ernstige feiten niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden afgedaan. De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geven bij zware mishandeling voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden aan, wat zich vertaalt naar ongeveer 19 weken bij een poging daartoe. Verdachte wordt in deze zaak niet alleen veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling, maar daarnaast ook voor twee mishandelingen en twee vernielingen. Alles afwegende acht de rechtbank – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf van 20 weken, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Contactverbod
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht nu feiten een lange tijd geleden zijn gepleegd. Verdachte heeft in de tussentijd geen belastend gedrag jegens de slachtoffers laten zien. Verdachte heeft tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat de slachtoffers niet voor hem hoeven te vrezen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met poging tot zware mishandeling en vernieling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 269,99 aan materiële schade en € 2.825,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade dient te worden gematigd omdat er geen rekening is gehouden met de afschrijving van de goederen. Verder verzoekt de raadsvrouw het smartengeld ook fors te matigen nu de vordering niet voldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de kosten voor een bodywarmer van € 60,-, de kosten voor zwarte kappen van € 160,- en een windscherm van € 49,99 voor de scooter volledig kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot zware mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel, met als restverschijnsel een litteken in zijn nek en op zijn scrotum, opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De benadeelde is ook op andere wijze in zijn persoon aangetast. Hij heeft voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is van een geestelijk letsel, in dit geval een gegeneraliseerde angststoornis. De aard en ernst van de normschending (een poging tot zware mishandeling met een puntig voorwerp) brengen bovendien mee dat de in dit verband door de benadeelde partij ondervonden nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De wettelijke rente
Verdachte is vanaf 24 september 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag van
€ 269,99 (materiële schade) en € 2.000,00 (immateriële schade) verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag van € 269,99 (materiële schade) en € 2.000,00 (immateriële schade) aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met poging tot zware mishandeling en vernieling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 34,- aan materiële schade en € 1.600,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade dient te worden gematigd omdat er geen rekening is gehouden met de afschrijving van de goederen. Verder bepleit de raadsvrouw dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is. Een bedrag van € 500,- acht zij passend en geboden voor de opgelopen schaafverwondingen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost is voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de kosten voor een joggingbroek van € 34,- volledig kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel, met als restverschijnsel een litteken op zijn been, opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De benadeelde is ook op andere wijze in zijn persoon aangetast. De aard en ernst van de normschending (een mishandeling met een voorwerp) brengen mee dat de in dit verband door de benadeelde partij ondervonden nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.000,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De wettelijke rente
Verdachte is vanaf 24 september 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag van € 34,- (materiële schade) en € 1.000,00 (immateriële schade) verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f Sr de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag van € 34,- (materiële schade) en € 1.000,00 (immateriële schade) aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’ heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 weken;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 4 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 269,99 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 2.269,99 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 45 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 34,- aan materiële schade en € 1.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.034,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Moorman (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.H. Boshuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023441734, gesloten op 17 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 72.
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 75.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 83.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 41-42.
6.Proces-verbaal aangifte, p. 34-35.
7.Proces-verbaal aangifte, p. 64.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, p. 122-123.
11.Proces-verbaal aangifte, p. 143-145.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage, p.119.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige, p.38.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige, p.42.