ECLI:NL:RBGEL:2025:2777

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
AWB 25/1205 en 25/1206
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.L.M. Steinebach – de Wit
  • Y.A.J. van Egmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluiten tot kappen van bomen door de voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de gemeente Wijchen op 12 februari 2025 aanvragen ingediend voor het kappen en rooien van bomen nabij een specifieke locatie. De aanvragen betroffen in totaal 14 bomen, waarvoor op 20 februari en 5 maart 2025 omgevingsvergunningen zijn verleend. Verzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen deze besluiten, hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht en de Omgevingswet beoordeeld of er aanleiding is om de besluiten te schorsen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunningen in werking zijn getreden, ondanks dat het college in een e-mail heeft aangegeven dat de vergunningen uitgesteld in werking zouden treden. Gezien de onomkeerbare gevolgen van de kap van waardevolle bomen, heeft de voorzieningenrechter besloten om de besluiten te schorsen totdat er een einduitspraak is gedaan. Dit betekent dat de gemeente Wijchen de bomen niet mag kappen zolang de voorzieningenrechter geen definitieve uitspraak heeft gedaan.

De voorzieningenrechter heeft partijen uitgenodigd voor een zitting om hun standpunten nader toe te lichten. Een beslissing over de proceskosten is aangehouden voor de einduitspraak. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 25/1205 en ARN 25/1206

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaken tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. S.P.M. Schaap),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen(het college).
Als derde partij neemt deel: de gemeente Wijchen.

Inleiding

ARN 25/1205
1. De gemeente Wijchen heeft op 12 februari 2025 een aanvraag gedaan voor het kappen en rooien van bomen nabij de [locatie] te [plaats] . De aanvraag ziet op de bomen met nummers 7 tot en met 13, 17 en 18, zoals aangegeven in het overzicht ‘Te kappen bomen (13 febr. 2025)’. Het college heeft met het besluit van 20 februari 2025 een omgevingsvergunning verleend voor het kappen en rooien van de bomen.
1.1.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
ARN 25/1206
2. De gemeente Wijchen heeft op 12 februari 2025 een aanvraag gedaan voor het kappen en rooien van een boom nabij de [locatie] te [plaats] . De aanvraag ziet op de boom met nummer 4, zoals aangegeven in het overzicht ‘Te kappen bomen (13 febr. 2025)’. Het college heeft met het besluit van 5 maart 2025 een omgevingsvergunning verleend voor het kappen en rooien van de boom.
2.1.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. In artikel 16.79, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is bepaald dat een omgevingsvergunning in werking treedt met ingang van de dag na de dag waarop het besluit is bekendgemaakt.
In artikel 16.79, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Omgevingswet is bepaald dat in afwijking van het eerste lid, het bevoegd gezag in de omgevingsvergunning bepaalt dat deze in werking treedt met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sinds de dag van bekendmaking of terinzagelegging als naar zijn oordeel het verrichten van de activiteit die de omgevingsvergunning mogelijk maakt binnen die vier weken kan leiden tot een wijziging van een bestaande toestand die niet kan worden hersteld en de regels over het verlenen van de omgevingsvergunning ertoe strekken die bestaande toestand te beschermen.
In artikel 16.79, vierde lid, van de Omgevingswet is bepaald dat als binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, bij de bevoegde rechter een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan, treedt de omgevingsvergunning niet in werking voordat op het verzoek is beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om een ordemaatregel op te leggen.
5.1.
In een e-mailbericht van 10 maart 2025 heeft het college toegelicht dat in de besluiten abusievelijk niet is opgenomen dat de omgevingsvergunningen in werking treden met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sinds de dag van bekendmaking, zoals bepaald in artikel 16.79, tweede lid, van de Omgevingswet. Voor de vraag of de voorlopige voorziening de inwerkingtreding opschort, zoals bepaald in het vierde lid van dat artikel, refereert het college zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter. Het college wenst echter spoedig met de werkzaamheden te beginnen omdat het kappen en rooien van de bomen afgerond moet zijn voordat de werkzaamheden voor de aanleg van het riool per 24 maart 2025 beginnen.
5.2.
In de bestreden besluiten is niet opgenomen dat de besluiten uitgesteld in werking zullen treden als bedoeld in het tweede lid van artikel 16.79, van de Omgevingswet. Hoewel uit de stukken blijkt dat het college in de aanbiedingsbrieven van de vergunningen van 20 februari en 5 maart 2025 vergunninghouder heeft gewezen op de uitgestelde inwerkingtreding, begrijpt de voorzieningenrechter uit het e-mailbericht van het college dat de kap van de bomen vóór het verstrijken van deze termijnen, respectievelijk op 21 maart en 3 april 2025 zal gaan plaatsvinden, in weerwil van de kennelijk beoogde uitgestelde inwerkingtreding. Nu echter de uitgestelde inwerkingtreding niet is opgenomen in de verleende vergunningen gaat de voorzieningenrechter ervanuit dat de vergunningen inwerking zijn getreden overeenkomstig artikel 16.79, eerste lid, van de Omgevingswet. Gelet op hetgeen verder in het e-mailbericht van het college is aangegeven, bestaat evenmin de bereidheid de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten. Onder deze omstandigheden en gelet op de onomkeerbare gevolgen van de kap van waardevolle bomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de besluiten te schorsen totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op de verzoeken.
6. Een verdere beoordeling van de verzoeken vergt nader onderzoek. Partijen worden op korte termijn uitgenodigd voor een behandeling op zitting. Tijdens de zitting kunnen partijen hun standpunten nader toelichten. Vervolgens beoordeelt de voorzieningenrechter of de ordemaatregel moet worden gehandhaafd, opgeheven of gewijzigd.
7. Een beslissing over proceskosten houdt de voorzieningenrechter aan voor de einduitspraak.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe en schorst de besluiten van 20 februari 2025 en 5 maart 2025. Dat betekent dat het college de bomen 4, 7 tot en met 13, 17 en 18 niet mag kappen zolang door de voorzieningenrechter geen einduitspraak op deze verzoeken is gedaan. Indien verzoekers eerder hun verzoeken intrekken, dan vervalt deze voorziening op dat moment.
Beslissing
De voorzieningenrechter schorst de besluiten van 20 februari 2025 en 5 maart 2025.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach – de Wit, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.