ECLI:NL:RBGEL:2025:2798

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11224976
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de installatie van een warmtepomp en vloerverwarming

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eisende partij, handelend onder de naam [eisende partij], en gedaagden, over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de installatie van een warmtepomp en vloerverwarming. De eisende partij heeft op 27 april 2023 een offerte uitgebracht voor de levering en installatie van een warmtepomp, waar gedaagden mee akkoord zijn gegaan. De werkzaamheden zijn gestart op 6 oktober 2023, maar gedaagden hebben later gebreken geconstateerd en zijn van mening dat de eisende partij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Gedaagden hebben de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en vorderen schadevergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de eisende partij tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis door bepaalde werkzaamheden niet uit te voeren. Echter, de tekortkomingen zijn van onvoldoende gewicht om de gevorderde gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vorderingen van gedaagden afgewezen en de eisende partij in het gelijk gesteld voor wat betreft de betaling van de derde termijn van de factuur. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling van de meerwerkfacturen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11224976 \ CV EXPL 24-2105
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eisende partij], handelend onder de naam
[naam 1],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. R.A. van Elst,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. R.W. Lagerwaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024,
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door mr. Lagerwaard overgelegde aanvullende producties,
- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en ter gelegenheid waarvan [gedaagden] zijn eis heeft verminderd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 april 2023 heeft [eisende partij] een offerte uitgebracht aan [gedaagden] voor de levering en installatie van een grondwarmtepompinstallatie (hierna: de warmtepomp), inclusief het aanleggen van vloerverwarming en het leveren en aanbrengen van een Anhydriet vloer op de begane grond in de woning van [gedaagden] In de offerte is, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:
“(…)
(…)
(…)
(…)
Omschrijving
(…)
Totaal
Weitrona warmtepomp SW-90 eso 7.8 KW bij 0 / 35.
(…) Internet verbinding voor storingen en bediening op afstand.
13.075,00
(…)
Stelpost voor het leggen van een extra standleiding in het bijgebouw voor toekomstige verwarming van het plantenhuisje in de tuin en het verwarmen van de sauna ruimte (excl Ventilatorconvectoren).
€ 250,00
Totaal te betalen € 46.302,50
(…)
Niet inbegrepen werkzaamheden
1. Het maken van bouwkundige aanpassingen.
(…)
3. Het aanleggen van een eventuele vrije bekabelde internet verbinding naar de warmtepomp
(…)
9. Overige niet genoemde werkzaamheden.
(…)”
2.2.
[gedaagden] is akkoord gegaan met de door [eisende partij] uitgebrachte offerte.
2.3.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden] van de aanneemsom 40% bij opdracht, 40% bij aanvang van de werkzaamheden of levering en 20% bij oplevering (binnen veertien dagen na factuurdatum) aan [eisende partij] zal betalen.
2.4.
Op 6 oktober 2023 is [eisende partij] gestart met de uitvoering van de werkzaamheden. Daarbij heeft hij onder meer grondboringen op het perceel van [gedaagden] uitgevoerd en de warmtepomp in de schuur geplaatst en aangesloten, alsmede vloerverwarming aangelegd op de begane grond van de woning.
2.5.
[gedaagden] heeft de eerste en tweede termijn (in totaal 80% van de aanneemsom, een bedrag van € 37.042,00) aan [eisende partij] betaald.
2.6.
Op 28 oktober 2023 heeft de door [gedaagden] ingeschakelde aannemer, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), aan [eisende partij] bericht:
“Familie [gedaagden] wil graag weten wat het kost om de verwarming boven te vervangen totaal 6 st radiatoren
Anders willen ze eventueel elektrische verwarmen als het te duur wordt
Dus als het uitkomt voor maandag nog anders hoeven de leidingen naar boven niet als het elektrische wordt”
2.7.
Op 28 oktober 2023 heeft [gedaagden] via WhatsApp aan [eisende partij] bericht:
“(…), het is voldoende als je voor maandag een gespecificeerde offerte hebt voor alleen de buizen. Voor de radiatoren kan later . wel”
In reactie daarop heeft [eisende partij] dezelfde dag per WhatsApp aan [gedaagden] bericht:
“Zal mijn best doen.”
2.8.
Op 31 oktober 2023 heeft [gedaagden] via WhatsApp aan [eisende partij] bericht:
“(…) Ik ga ervan uit dat boven de leidingen naar de radiatoren er nog gewoon liggen. Kun je dan niet de leidingen van de warmtepomp verbinden met de twee leidingen die langs de schoorsteen lopen en de zaak bij de verwarmingsketel afkoppelen? Daar moet dan wel die magneet tussen. Tenminste als jij kunt garanderen dat dat een voldoende oplossing is. Die garantie willen we wel graag. Verder, misschien overbodig, gaf [naam 3] aan dat de verwarming op de voorste slaapkamer nog afgedopt moet worden. (…)
In reactie daarop heeft [eisende partij] aan [gedaagden] op dezelfde dag via WhatsApp bericht:
“(…)
Ook is het mogelijk dat de leidingen bij de cv worden ontkoppelt en het filter er tussen geplaatst wordt (waar ik achter sta i.v.m. garantie).
(…)”
2.9.
Op 30 december 2023 heeft [gedaagden] aan [eisende partij] bericht:
“De loodgieter is geweest. voor de warmwater aansluiting in de schuur en de koudwater aansluiting in de kelder. Er moet een koppelstuk op omdat jij een andere diameter buis hebt gebruikt en een ander merk. Kun je daar voor zorgen?”
2.10.
In de laatste week van december 2023 en de eerste week van januari 2024 heeft [eisende partij] de warmtepomp opgestart en de vloerverwarming opgestookt volgens een opstookprotocol.
2.11.
Op 11 januari 2024 heeft [gedaagden] aan [eisende partij] bericht:
“(…) even over de warmwateraansluiting. Je zei dat de leidingen niet van elkaar verschillen,alleen qua merk verschillen. Als jij zegt dat de verbinding zonder problemen gemaakt kan worden, zal de loodgieter het in orde maken”
2.12.
Bij factuur van 15 januari 2024 heeft [eisende partij] een bedrag van € 1.489,69 aan [gedaagden] in rekening gebracht in verband met door hem gestelde verrichte meerwerkzaamheden. [gedaagden] heeft een bedrag van € 207,64 in mindering op dit factuurbedrag betaald.
2.13.
Bij factuur van 5 februari 2024 heeft [eisende partij] een bedrag van € 184,32 aan [gedaagden] gecrediteerd.
2.14.
Bij factuur van 6 februari 2024 heeft [eisende partij] de derde en tevens laatste termijn ter hoogte van € 8.958,01 (19,35% van de aanneemsom) aan [gedaagden] in rekening gebracht. [gedaagden] is niet tot betaling overgegaan.
2.15.
Bij factuur van 19 februari 2024 heeft [eisende partij] een bedrag van € 984,93 aan [gedaagden] in rekening gebracht in verband met door hem gestelde verrichte meerwerkzaamheden. [gedaagden] is niet tot betaling van het factuurbedrag overgegaan.
2.16.
Bij brief van 19 februari 2024 heeft [gedaagden] onder meer het volgende aan [eisende partij] bericht:
“(…)
Tot op heden heeft u nagelaten alle overeengekomen werkzaamheden correct uit te voeren en zijn er door mij, gedurende de werkzaamheden meerdere gebreken geconstateerd, die u (nog) niet naar behoren heeft opgelost. De gebreken zijn als volgt:
1. Er zijn veel leidingen nog niet aangesloten in het huis. Voorbeelden zijn het nog niet aangesloten zijn van radiatoren van de wc, van de slaapkamers en van de zolder en het tot op heden nog niet aansluiten van de warmwaterleidingen boven. Hierdoor is het verwarmingssysteem boven nog buiten gebruik en is hier geen warm leidingwater in de badkamer. Onder bovengenoemde werkzaamheden vallen ook zaken zoals het plaatsen van een magneetfilter. Wij verwachten dat na afronding van de werkzaamheden dat alles in het huis weer werkt zoals bij aanvang van de werkzaamheden.(…)
2. Het aanleggen van voorzieningen voor verwarming van de saunaruimte en kas zoals overeengekomen in de offerte van 27 april. Dit moet in zijn geheel nog plaatsvinden.
3. Een deugdelijke instructie bij de warmtepomp, (…)
4. De oprit: (…)
5. De warmtepomp werkte de eerste tijd volstrekt niet naar behoren, waarbij hij talloze malen in de noodstand schoot (uitschakeling). Wij hebben geen uitleg van de reden gehad en hebben onvoldoende vertrouwen dat het systeem nu zonder mankementen zal blijven werken. Hierdoor zaten we in een kamer van 17C. U stond ons zeer onprettig en onprofessioneel te woord waarbij u aangaf dat we onze mond moesten houden en dat het niet kon dat het zo koud was. Dit alles geeft ons in het geheel geen vertrouwen in een deugdelijk systeem voor nu en de toekomst. Iets wat je voor de totaalprijs van 46.000,- euro mag verwachten. Het deugdelijk instellen van de warmtepomp is pas na enkele weken gebeurd, waarna de foutmeldingen afnamen. Wij hebben de eerste anderhalve week in kou in het huis moeten doorbrengen, iets wat zeer onprettig was in januari.
Andere punten van geschil
(…)
4. Het elektriciteitsverbruik van de gehele verwarmingsinstallatie. Ten tijde van de offerte waren er al zorgen over de prestaties van het systeem. Dit aangezien onze zoon eenzelfde techniek gebruikt, namelijk ook een aardwarmtepomp, maar dubbel zoveel grondleiding in zijn installatie heeft. U gaf aan dat dit niet nodig was vanwege een buffervat. Nu het systeem werkt hebben wij ernstige vraagtekens bij de prestaties en of het systeem de beloofde COP waarde van 5 haalt. Wij zijn voornemens om dit verbruik te monitoren. Wanneer blijkt dat het rendement achterblijft bij het beloofde rendement dan zal dit zoals u begrijp ook een punt van geschil worden.
(…)
Ik heb u op bovenstaande punten reeds herhaaldelijk per mail en per app aangesproken, laatst nog op 16 februari 2024. Er rest mij daarom geen enkele weg meer dan u middels dit schrijven in gebreke te stellen ter zake de nakoming van uw verplichtingen uit bovenstaande overeenkomst. Ik verzoek en zo nodig sommeer ik u, om binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief alsnog uw verplichtingen na te komen en de genoemde gebreken te herstellen.
Voorts wil ik u er op wijzen dat u in uw reactie gedateerd 19 februari jl. schrijft dat u de kosten voor de aanleg van de verwarmingsleidingen naar sauna en kas af heeft getrokken van de eindfactuur. Hiermee bevestigt u in ieder geval dat u niet aan de uw verplichtingen van de offerte d.d. 27 april heeft voldaan.
(…)”
In reactie op deze brief heeft [eisende partij] onder meer geschreven in reactie op het tweede gestelde gebrek:
“Door dat u er voor heeft gekozen om de openstaande facturen niet te betalen voelen wij ons genoodzaakt om de extra leiding voorlopig uit de opdracht te halen”
2.17.
Bij brief van 11 maart 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagden] de overeenkomst tussen partijen namens [gedaagden] gedeeltelijk ontbonden.
2.18.
Op 14 en 15 maart 2024 heeft [naam 4] van [naam 8] Airconditioning geprobeerd een storing aan de warmtepomp te verhelpen. Daarbij heeft hij een sensor uitgeschakeld die voor de foutmelding zorgde.
2.19.
Op 5 juli 2024 heeft [eisende partij] de warmtepomp laten controleren door [naam 5] . In de eindconclusie van de daarvan opgestelde rapportage d.d. 4 september 2024 is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Uit de berekening zijn de volgende conclusies te trekken:
1. Het vermogen van de warmtepomp is onvoldoende.
(…) Hieruit blijkt dat de warmtepomp dus meer dan de helft te klein is.
(…)
Eindconclusie:
1. De installateur heeft een te kleine warmtepomp geinstalleerd.
(…)”
2.20.
[gedaagden] heeft de geïnstalleerde warmtepomp laten onderzoeken door [naam 6] en [naam 7] , werkzaam bij [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). In de daarvan opgestelde rapportage d.d. 23 september 2024 is onder meer het volgende vermeld:
“(…)
5. Lijst met gebreken
Onderdeel
Gebrek
Vermogen warmtepomp en warmteverliesbere kening
Warmtepomp heeft onvoldoende capaciteit. Het warmteverlies van de woning bedraagt 16.7 kW, de warmtepomp kan maximaal 7,8 kW leveren. (…)
Boringen
De boringen die op het perceel zijn uitgevoerd hebben te weinig capaciteit om de installatie met bodemwarmtepomp te kunnen voorzien, die de volledige warmtevraag voorziet. Met de uitgevoerde warmteverliesberekening in acht zullen er extra boringen moeten worden uitgevoerd.
(...)
(…)
Buffervat
Volume van het buffervat is buitensporig over gedimensioneerd (903 L).
(…)
Leidingisolatie technische ruimte schuur
Er dient dampdichte isolatie om de leidingen en appendages in de technische ruimte aanwezig te zijn. (…) Dit is niet aanwezig.
Ruimte regeling
Er is enkel een regeling in het hoofdvertrek(woonkamer) aanwezig.
(…)
Er dient voor de begane grond, de bovenetage en de sauna ruimte een aparte regeling aanwezig te zijn.
Aansluiting verdieping
De verdieping is niet aangesloten op het warmtepompsysteem.
(…)
Aansluiting Toilet begane grond
Het toilet op de begane grond is niet aangesloten op het warmtepompsysteem.
(…)
Afdichting leidingmateriaal
Het leidingmateriaal is niet voldoende afgedicht op de slaapkamer aan de voorzijde op de verdieping. (…)
Aansluiting warme tappunten
Op de verdieping is geconstateerd dat er op twee plekken géén warm water beschikbaar is, waar duidelijk een mogelijkheid voor is.
(…)
Aansluiting interne pomp warmtepompsystemen
Er is dampdichte isolatie beschadigd, intern binnen de warmtepomp. Dit moet worden hersteld. (…)
(…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] zal veroordelen tot betaling aan [eisende partij] van een bedrag van € 11.840,67, vermeerderd met de wettelijke rente over € 11.040,67 vanaf het opeisbaar worden van de vorderingen, althans vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag der algehele voldoening en [gedaagden] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
in reconventie
3.2.
[gedaagden] vordert, na wijziging van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht dat [gedaagden] de overeenkomst met [eisende partij] partieel heeft ontbonden,
2. [eisende partij] zal veroordelen tot vergoeding van de schade die [gedaagden] lijdt door toedoen van [eisende partij] , ad € 68.393,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het intreden van de schade,
alsmede [eisende partij] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonniswijzing tot de dag der algehele voldoening.
in conventie en in reconventie
3.3.
Partijen hebben verweer gevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, dan wel tot afwijzing van de onderscheiden vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de wederpartij in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in reconventie
4.1.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [eisende partij] enerzijds de warmtepomp aan [gedaagden] heeft verkocht en heeft geleverd en anderzijds de warmtepomp heeft geïnstalleerd en vloerverwarming in de woning van [gedaagden] heeft aangelegd. Daarmee is tussen partijen zowel een koopovereenkomst als een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen.
4.2.
Beoordeeld moet worden of [gedaagden] de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig gedeeltelijk heeft ontbonden. Uitgangspunt bij deze beoordeling is artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis in de regel ontbinding wettigt. Dat is slechts anders als de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voorts geldt dat voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar (in dit geval [eisende partij] ) in verzuim verkeert.
4.3.
[gedaagden] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [eisende partij] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit de overeenkomst. Volgens [gedaagden] heeft [eisende partij] een aantal werkzaamheden niet verricht, namelijk:
- het aansluiten van het nieuwe verwarmingssysteem op het bestaande systeem,
- het realiseren van een warmwateraansluiting op de bovenverdieping,
- het aanleggen van een verwarmingssysteem naar de geplande sauna en broeikas,
- het leggen van de verbinding tussen de warmtepomp en de geplande sauna en broeikas,
- het aanleveren van een warmteverliesberekening.
Daarnaast heeft [eisende partij] , zo stelt [gedaagden] , de werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd gelet op de gebreken die naar voren zijn gekomen tijdens de inspectie door [bedrijf] .
4.4.
De kantonrechter zal eerst ingaan op het meest verstrekkende verweer van [eisende partij] dat hij niet verzuim verkeert.
4.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:82 lid 1 BW treedt verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.6.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de brief van 19 februari 2024 (zie hiervoor 2.16.) moet worden aangemerkt als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
In de brief van 19 februari 2024 heeft [gedaagden] een aantal gebreken opgesomd en heeft hij [eisende partij] gesommeerd om binnen een termijn van veertien dagen zijn verplichtingen na te komen en de gebreken te herstellen. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW. De kantonrechter constateert echter dat in de ingebrekestelling diverse gebreken die [gedaagden] in deze procedure aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, niet worden genoemd. Dat betekent dat [eisende partij] voor deze gebreken geen herstelmogelijkheid is geboden en dat hij ten aanzien van die gebreken niet naar aanleiding van de ingebrekestelling van 19 februari 2024 in verzuim is komen te verkeren. [eisende partij] is niet eerder dan bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie in kennis gesteld van de overige gebreken en de inhoud van de rapportages van [naam 5] en [bedrijf] . [gedaagden] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat het verzuim ten aanzien van de overige gebreken op een andere wijze is ingetreden. Dit betekent dat de gebreken die niet in de ingebrekestelling zijn genoemd, waaronder het te lage vermogen van de warmtepomp, in deze procedure buiten beschouwing moeten worden gelaten.
4.7.
De gebreken die wel door [gedaagden] in de ingebrekestelling zijn opgesomd en in deze procedure aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, luiden als volgt:
- het niet afronden van diverse werkzaamheden,
- het niet naar behoren werken van de warmtepomp in de eerste weken,
- het mogelijk achterblijven van het beloofde rendement van de warmtepomp.
Deze gebreken zullen hierna afzonderlijk aan de orde komen.
Niet afgeronde werkzaamheden
4.8.
[gedaagden] heeft in de ingebrekestelling en in de dagvaarding gesteld, althans zo worden zijn stellingen begrepen, dat [eisende partij] heeft nagelaten om de volgende werkzaamheden te verrichten:
(i) de aansluiting van de warmtepomp op het bestaande verwarmingssysteem op de bovenverdieping,
(ii) het realiseren van een warmwateraansluiting op de bovenverdieping,
(iii) het aanleggen van een verwarmingssysteem naar de geplande sauna en broeikas en
(iv) het realiseren van een verbinding tussen de warmtepomp en de geplande sauna en broeikas.
4.9.
[eisende partij] heeft betwist dat deze door [gedaagden] genoemde werkzaamheden onderdeel uitmaken van de overeenkomst. [eisende partij] heeft daartoe aangevoerd dat zowel de leidingen buiten de technische ruimte van de warmtepomp als de radiatoren buiten de overeenkomst vallen. Dit onderdeel van het werk was, zo stelt [eisende partij] , uitbesteed aan [naam 2] . [naam 2] had een eigen installateur ingeschakeld die alle binnenleidingen verzorgde, aldus [eisende partij] .
4.10.
De kantonrechter overweegt dat de stelplicht en bewijslast van de stelling dat partijen zijn overeengekomen dat [eisende partij] de hiervoor onder r.o. 4.8. genoemde werkzaamheden zou uitvoeren, op [gedaagden] rusten omdat hij zich op de rechtsgevolgen van die stelling beroept. [gedaagden] heeft in dit verband verwezen naar de offerte en heeft gesteld dat daaruit blijkt dat de werkzaamheden onderdeel uitmaken van de overeenkomst. [gedaagden] wordt niet in dit standpunt gevolgd. In de offerte zijn de hiervoor onder r.o. 4.8. onder (i), (ii) en (iv) genoemde werkzaamheden namelijk niet genoemd. Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, kan niet uit de offerte worden afgeleid dat voormelde werkzaamheden onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Ook de door [gedaagden] overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 2] is onvoldoende om daarmee te onderbouwen dat [eisende partij] de hiervoor genoemde werkzaamheden zou gaan verrichten. Deze verklaring valt immers niet te rijmen met de inhoud van de hiervoor onder 2.6. tot en met 2.8. weergegeven correspondentie. Daaruit blijkt juist dat [naam 2] in oktober 2023, derhalve geruime tijd nadat [gedaagden] akkoord heeft gegeven op de offerte, aan [eisende partij] heeft gevraagd wat de kosten zijn voor het vervangen van de radiatoren (die op dat moment alleen nog op de bovenverdieping aanwezig waren), dat [gedaagden] aan [eisende partij] heeft verzocht een offerte uit te brengen voor de buizen en de radiatoren en dat [gedaagden] vervolgens aan [eisende partij] heeft gevraagd of het mogelijk is dat, kort gezegd, de warmtepomp op het bestaande verwarmingssysteem op de bovenverdieping zou kunnen worden aangesloten. Uit deze correspondentie blijkt derhalve dat partijen in oktober 2023 nog niet waren overeengekomen dat [eisende partij] de warmtepomp zou aansluiten op het verwarmingssysteem op de bovenverdieping. Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen na oktober 2023 zijn overeengekomen dat [eisende partij] deze werkzaamheden als meerwerk zou gaan verrichten.
Verder blijkt uit de berichten van 30 december 2023 en 11 januari 2024 van [gedaagden] (zie hiervoor 2.9. en 2.11.) dat in de woning in opdracht van de aannemer een loodgieter werkzaam was en dat die loodgieter moest zorgdragen voor de verbinding tussen de door hem aangebrachte leidingen en de door [eisende partij] aangebrachte leidingen in de schuur (waar de warmtepomp zich bevindt). Dit impliceert dat het leidingwerk buiten de technische ruimte van de warmtepomp was uitbesteed aan een derde.
4.11.
De conclusie is dat [gedaagden] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen dat [eisende partij] de hiervoor onder r.o. 4.8. onder (i), (ii) en (iv) weergegeven werkzaamheden zou gaan verrichten. Hiermee heeft [gedaagden] niet aan zijn stelplicht voldaan, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Uitgangspunt is derhalve dat deze werkzaamheden geen onderdeel uitmaken van de overeenkomst. Van een tekortkoming in de nakoming is op dit onderdeel derhalve geen sprake.
4.12.
Het vorenstaande geldt niet voor het aanleggen van een verwarmingssysteem naar de geplande sauna en broeikas (iii). Daarvoor is in de offerte een stelpost van € 302,50 (incl. btw) opgenomen. Ook blijkt uit de schriftelijke reactie van [eisende partij] op de ingebrekestelling van 19 februari 2024 dat hij heeft erkend dat hij die werkzaamheden behoorde uit te voeren maar dat hij de werkzaamheden uit de opdracht heeft gehaald en dat hij de kosten heeft gecrediteerd in de eindfactuur. Daarmee staat vast dat partijen zijn overeengekomen dat [eisende partij] een verwarmingssysteem naar de geplande sauna en broeikas zou aanleggen. Door deze verbintenis niet na te komen, is [eisende partij] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter is echter van oordeel dat deze tekortkoming van onvoldoende gewicht is om de gevorderde gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen.
Werking van de warmtepomp in de eerste weken
4.13.
[eisende partij] heeft in de ingebrekestelling voorts als gebrek naar voren gebracht dat de warmtepomp de eerste tijd niet naar behoren werkte en dat het deugdelijk instellen van de warmtepomp pas na enkele weken is gebeurd, waarna de foutmeldingen afnamen.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat voor zover vast komt te staan dat de warmtepomp in de eerste weken niet goed functioneerde en dit te wijten is aan [eisende partij] , dit gelet op de geringe betekenis van deze tekortkoming, evenmin een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert die de gevorderde gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
Punt van geschil: elektriciteitsverbruik
4.15.
In de ingebrekestelling is ten slotte door [gedaagden] naar voren gebracht dat hij voor wat betreft het elektriciteitsverbruik van de warmtepomp vraagtekens heeft bij de prestaties en dat hij voornemens is het elektriciteitsverbruik te monitoren, alsmede dat wanneer blijkt dat het beloofde rendement achterblijft, dit een punt van geschil zal worden. De kantonrechter is van oordeel dat volgens deze bewoordingen van [gedaagden] hooguit sprake is van een mogelijk gebrek waarop door hem nog zal worden teruggekomen. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagden] dit vervolgens heeft gedaan en dat [eisende partij] daarop een herstelmogelijkheid is geboden. Dit betekent dat [gedaagden] ook ten aanzien van dit geformuleerde mogelijke gebrek, niet in verzuim is komen te verkeren.
4.16.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat voor de gevorderde gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst geen grondslag bestaat. De door [gedaagden] bij brief van 11 maart 2024 ingeroepen gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst heeft derhalve geen effect gehad. De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
4.17.
[gedaagden] maakt voorts aanspraak op betaling van de door hem gestelde schade. Volgens [gedaagden] bestaat deze schade uit onbruikbaar materiaal van de warmtepomp en uren ad € 27.951,00, de herstelkosten van de warmtepomp volgens [bedrijf] ad € 45.503,26 en extra huisvestingskosten ad € 900,00. De kantonrechter overweegt dat, zoals reeds hiervoor is overwogen, [eisende partij] niet in verzuim verkeert op de onderdelen waarop de door [gedaagden] gevorderde schade ziet. Aan de vereisten van artikel 6:74 BW is derhalve niet voldaan. De vordering die strekt tot betaling van de door [gedaagden] gestelde schade zal daarom worden afgewezen.
4.18.
De door [gedaagden] gevorderde onderzoekskosten van [bedrijf] , [naam 5] en [naam 8] zullen eveneens worden afgewezen omdat dit geen kosten zijn die in deze procedure hebben geleid tot vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW).
4.19.
[gedaagden] is in grotendeels het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partij] worden vastgesteld en begroot op:
- salaris gemachtigde
1.588,00
(2 punt × € 794,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.723‬,00
in conventie
4.20.
[eisende partij] maakt in conventie aanspraak op betaling van de posten die hij in de facturen van 15 januari 2024 en 5, 6 en 19 februari 2024 aan [gedaagden] in rekening heeft gebracht.
Factuur 6 februari 2024
4.21.
In deze factuur heeft [eisende partij] een bedrag van € 8.958,01 aan [gedaagden] in rekening gebracht voor de betaling van de derde termijn. [gedaagden] heeft de verschuldigdheid van dit factuurbedrag betwist. Hij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenis uit de overeenkomst omdat [eisende partij] de werkzaamheden niet heeft afgerond. De kantonrechter passeert dit verweer. Zoals hiervoor reeds in reconventie is overwogen, is enkel ten aanzien van de aanleg van een verwarmingssysteem naar de geplande sauna en broeikas sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en is deze tekortkoming van onvoldoende gewicht om de gevorderde gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen. Dit betekent dat [gedaagden] niet is ontheven van de op hem rustende betalingsverplichting jegens [eisende partij] . Ten overvloede wordt opgemerkt dat [eisende partij] de kosten voor de uitvoering van voormelde werkzaamheden niet aan [gedaagden] in rekening heeft gebracht.
4.22.
[gedaagden] heeft subsidiair aangevoerd dat van een oplevering geen sprake is geweest zodat contractueel geen betalingsverplichting voor hem bestaat.
4.23.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Uit de offerte blijkt dat [gedaagden] de derde termijn bij oplevering (binnen veertien dagen na factuurdatum) aan [eisende partij] dient te betalen. Uit de hiervoor uiteengezette feiten blijkt dat [eisende partij] na het afronden van het opstookprotocol in december 2023 en januari 2024 geen verdere werkzaamheden meer in de woning van [eisende partij] heeft verricht. Op 2 februari 2024 is [eisende partij] voor het laatst in de woning geweest en hebben partijen een rondgang gemaakt waarna [eisende partij] een opleveringsrapport heeft opgesteld. Op 6 februari 2024 heeft [eisende partij] vervolgens de factuur voor de laatste betalingstermijn aan [gedaagden] verzonden. Voorts staat vast dat [eisende partij] de kosten voor de aanleg van een verwarmingssysteem naar de geplande sauna en broeikas in de eindfactuur heeft gecrediteerd en dat hij verder geen andere werkzaamheden op grond van de overeenkomst dient te verrichten. In het licht van deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een oplevering zoals bedoeld in de offerte van 27 april 2024. Door het verstrijken van de betalingstermijn in de factuur van 6 februari 2024 is de derde termijn opeisbaar geworden. [gedaagden] is daarom gehouden het bedrag van € 8.958,01 aan [eisende partij] te betalen. De gevorderde betaling van dit bedrag zal derhalve in het eindvonnis worden toegewezen.
4.24.
In de facturen van 15 januari 2024, 5 februari 2024 en 19 februari 2024 heeft [eisende partij] diverse meerwerkposten aan [gedaagden] in rekening gebracht en heeft hij één post gecrediteerd. Tijdens de mondelinge behandeling is gelet op de hoogte van het totaalbedrag van de meerwerkfacturen (circa € 2.000,00) afgesproken dat partijen na afloop van de mondelinge behandeling over de meerwerkfacturen met elkaar in overleg zullen treden en dat de gemachtigden van partijen de kantonrechter zullen informeren of partijen op dit punt tot overeenstemming zijn gekomen. De zaak in conventie zal daarom worden verwezen naar de hierna te vermelden rol voor het nemen van een akte door beide partijen.
4.25.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
2 april 2025voor het nemen van een akte door beide partijen als bedoeld in r.o. 4.24.,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eisende partij] vastgesteld op € 1.723,00, te vermeerderen met de kosten van betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.
lt