ECLI:NL:RBGEL:2025:2936

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
05.143972.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over medeplegen van een poging tot zware mishandeling tijdens steekincident op station Harderwijk

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een jeugdzaak waarin de verdachte, geboren in 2007, werd beschuldigd van medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een steekincident dat plaatsvond op 17 april 2024 op het station in Harderwijk. De verdachte zou samen met een medeverdachte een slachtoffer hebben aangevallen met een mes, waarbij het slachtoffer meerdere steken in het linker bovenbeen heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het mes aan de medeverdachte heeft overhandigd, wat heeft geleid tot een escalatie van het conflict. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 106 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen onder bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde en hem een jeugddetentie opgelegd, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden en de noodzaak van begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.143972.24
Datum uitspraak : 15 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. A.Y.M. Jansse, advocaat in Zeist.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in het linker (boven)been, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 17 april te Harderwijk, althans in Nederland, aan [slachtoffer] ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, in het linker (boven)been, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 april 2024 te Harderwijk, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door het mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, waarmee die [slachtoffer] is gestoken/geprikt/gesneden, aan te reiken en/of ter beschikking te stellen aan zijn mededader, te weten die [medeverdachte 1] ;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 april 2024 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandelddoor voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in het linker (boven) been, althans in het lichaam te steken en/of prikken en/of snijden;
meest subsidiair:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 17 april te Harderwijk, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig voorwerp in het linker (boven) been, althans in het lichaam te steken en/of prikken en/of snijden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 april 2024 te Harderwijk, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door het mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp, waarmee die [slachtoffer] is gestoken/geprikt/gesneden, aan te reiken en/of ter beschikking te stellen aan zijn mededader, te weten die [medeverdachte 1] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde, namelijk medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken. Aangever heeft verklaard dat hij is gestoken met een groot, krom mes van 10 tot 15 centimeter. Uit de beelden blijkt weliswaar dat verdachte
ietsheeft overhandigd aan de medeverdachte, maar dit is geen mes geweest, zeker geen mes van 10 tot 15 centimeter. Er is geen onderzoek gedaan naar het mes waarmee aangever is gestoken. De verklaringen van de medeverdachte zijn kennelijk tegenstrijdig en onsamenhangend. De verhoren van verdachte hebben te lang geduurd en zijn erbarmelijk slecht vertaald, maar zijn verklaringen zijn consistent en gedetailleerd. Er is geen opzet op het toebrengen van zware mishandeling. Verdachte heeft geprobeerd om de situatie te de-escaleren.
Beoordeling door de rechtbank
Op 17 april 2024 is aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) op het station in Harderwijk een viertal jongeren tegengekomen. Het is toen tot een gevecht gekomen. [2] Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: medeverdachte) heeft aangever met een mes geslagen. [3] Aangever heeft hieraan minimaal twee wonden aan zijn linker bovenbeen overgehouden. [4]
Van het incident zijn camerabeelden beschikbaar. Uit deze beelden blijkt dat persoon 4 (verdachte) tijdens het gevecht iets overhandigde aan persoon 3 (de medeverdachte). Persoon 3 pakte het voorwerp aan en verstopte het snel achter zijn rug. Persoon 3 maakte meerdere slaande bewegingen richting het linker bovenbeen van aangever. Persoon 3 maakt met zijn rechterhand meerdere steekbewegingen richting de benen van de man. [5]
De medeverdachte heeft verklaard dat hij het mes waarmee hij aangever geslagen heeft van verdachte heeft gekregen. Verdachte heeft hem dat mes op datzelfde moment overhandigd. [6]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte. Zijn verklaring vindt steun in andere bewijsmiddelen. Zo is op de camerabeelden te zien dat verdachte iets overhandigt aan de medeverdachte en dat de medeverdachte zeer kort daarna meerdere slaande bewegingen maakt richting de bovenbenen van aangever. Gelet op het letsel van aangever is dat het moment waarop de medeverdachte aangever heeft gestoken. Bovendien heeft de medeverdachte met zijn verklaring niet alleen verdachte maar ook zichzelf belast. Uit het verhoor blijkt niet dat de medeverdachte onder druk is gezet om te verklaren. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de medeverdachte de voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd omdat de medeverdachte en zijn neef verdachte wilden terugpakken. Verdachte heeft deze verklaring onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het had op de weg van de verdediging gelegen om daar nader onderzoek naar te (laten) doen.
Poging tot zware mishandeling
In deze zaak is meerdere malen met een mes in de bovenbenen gestoken. Dit geeft een aanmerkelijke kans op letsel waar chirurgisch medisch ingrijpen, ziekenhuisopname, langdurig herstel en/of geen volledig herstel aan de orde is. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft tijdens een gevecht een mes aangereikt aan de medeverdachte en daarmee de kans op escalatie van het conflict vergroot. Deze gedraging van verdachte kan naar haar uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zozeer gericht te zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank is dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of er sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank is van oordeel dat het aanreiken van een mes gedurende een gevecht voldoende is om te spreken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte en dat hiermee sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Door het mes tijdens het gevecht aan de medeverdachte te geven, kan het niet anders dan dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gronddelict (de poging tot zware mishandeling) en de samenwerking.
De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat het primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 april 2024 te Harderwijk tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,(met kracht) met een mes
, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerpin het linker (boven)been,
althans in het lichaam,heeft gestoken
en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (inclusief elektronische monitoring) met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, een voorwaardelijke jeugddetentie passend is onder de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 10 maart 2025 (het strafblad),
  • de PJ-rapportage door mr. drs. R.A. Sterk (klinisch psycholoog) van 12 februari 2025,
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 maart 2025.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Verdachte heeft het hierboven bewezenverklaarde feit gepleegd tijdens een proeftijd. Artikel 63 is van toepassing.
De ernst van het feit
Verdachte is betrokken geweest bij een ruzie op het station van Harderwijk. Hij heeft tijdens de ruzie een mes overhandigd aan een medeverdachte. Met het overhandigen van het mes is de ruzie verder geëscaleerd. De medeverdachte heeft het slachtoffer meerdere malen in zijn bovenbeen gestoken. Hierdoor heeft het slachtoffer pijn en letsel opgelopen. Het incident heeft plaatsgevonden in de openbare ruimte. Een dergelijk geweldsdelict veroorzaakt angst en onrust in de samenleving. Bovendien kunnen dergelijke steekpartijen veel ernstiger aflopen dan in dit geval is gebeurd.
rapportages
Uit de PJ-rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis, een gedragsstoornis en een ongespecificeerde cannabisgerelateerde stoornis. Mogelijk is er sprake van onderliggende posttraumaproblematiek. Verdachte is op 16-jarige leeftijd als alleenstaande minderjarige asielzoeker naar Nederland gekomen. Inmiddels is verdachte met zijn ouders herenigd.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat het algemene recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Voor het verkleinen van de kans op herhaling is het belangrijk dat er meer zicht op verdachte komt. Om dit te bewerkstelligen adviseert de Raad voor de Kinderbescherming om de huidig opgelegde schorsende voorwaarden (inclusief elektronische monitoring) als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De jeugdreclasseerder mevrouw G. Mese heeft ter terechtzitting het volgende opgemerkt. De elektronische monitoring is vooralsnog noodzakelijk, omdat de jeugdreclassering de komende tijd de mogelijkheden wil onderzoeken om de vrijheden van verdachte uit te breiden. Elektronische monitoring is daarbij nodig. Het zou voldoende mogelijkheden geven als de elektronische monitoring nog drie maanden zou duren.
De rechtbank vindt gelet op de ernst van het feit een jeugddetentie noodzakelijk. Het is echter niet in het belang van verdachte om terug naar de jeugdinrichting te gaan. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest (46 dagen) opleggen. Daarnaast vindt de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen passend. Deze straf dient als stok achter de deur voor verdachte om in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen en de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding te krijgen. De laatste periode lijkt er sprake te zijn van een prille maar positieve ontwikkeling die doorgezet moet kunnen worden. Verdachte heeft baat bij het strakke kader waarin hij op dit moment functioneert. De rechtbank ziet aanleiding om de maximale duur van de elektronische monitoring te verkorten van zes maanden naar drie maanden. Elektronische monitoring heeft een grote impact op het leven van verdachte. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat zij binnen een termijn van drie maanden kan onderzoeken of verdachte nieuwe geboden vrijheden aankan.
De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen meerwaarde in het opleggen van een taakstraf.
De rechtbank heft het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 45, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een jeugddetentievoor de duur van
106 (honderdzes) dagen;
bepaaltdat van die
jeugddetentie 60 (zestig) dagen niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
steltdaarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
steltals bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
- meewerkt aan elektronische monitoring (EM) en de daaraan verbonden voorwaarden/aanwijzingen en waarbij er in de EM het huisarrest/gebiedsgebod en de trails ter check van de weekkaart naleving gecontroleerd mogen worden binnen de maximum duur van drie maanden;
- meewerkt aan intensieve trajectbegeleiding met EM en Harde Kern aanpak en daaraan verbonden voorwaarden, uit te voeren door de jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland;
- meewerkt aan het huisarrest (gebiedsgebod) zoals dit in de EM met harde Kern aanpak van toepassing is en in de weekkaart is opgenomen;
- verblijft op het adres van ouders: [adres] in [woonplaats] , tenzij anders met de jeugdreclassering is overeengekomen;
- meewerkt aan zijn (behandel)traject bij RubixZorg;
- meewerkt aan het verkrijgen én vasthouden van dagbesteding in de vorm van school of werk of RubixZorg, en de dagbesteding met toestemming is van de jeugdreclassering;
- meewerkt aan de (behandel)adviezen voortvloeiend uit het NIFP onderzoek;
- zich houdt aan het contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 2007, [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2006 en [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 4] 2006 en aan het contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 5] 1992;
alles voor zover en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig vindt;
geeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, locatie Nijmegen de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
en onder de voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft
doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door G.M.L. Tomassen (voorzitter en tevens kinderrechter), mr. E.J. Davids en mr. R. Raat, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 april 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024175683, gesloten op 12 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 26.
3.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , p. 216.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 73, 74, 79 en 80.
6.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , p. 216.