ECLI:NL:RBGEL:2025:2950
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van ontneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor medeplegen van gewoontewitwassen. De officieren van justitie vorderden dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde zou vaststellen, dat door hen was geschat op € 350.000,-. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 150.000,- moet worden geschat, gebaseerd op de rol van de veroordeelde als geldkoerier voor een criminele organisatie. De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de periode van 27 maart 2020 tot en met 27 maart 2023. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld op € 150.000,- en de gijzeling op maximaal 1080 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.