ECLI:NL:RBGEL:2025:3024

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
C/05/447862 / KG RK 25/118
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot rechter-commissaris

Op 6 maart 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. C.A.H. Pouwels, de rechter-commissaris in de betreffende zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 20 februari 2025, met een schriftelijke reactie van de rechter op 25 februari 2025. Tijdens de wrakingszitting op 6 maart 2025 is de mondelinge beslissing genomen, waarbij het verzoek tot wraking werd afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek door de rechter-commissaris een procesbeslissing is en dat deze beslissing op zichzelf geen grond kan vormen voor wraking. De wrakingskamer benadrukte dat de motivering van de afwijzing niet kan worden begrepen als een uiting van vooringenomenheid. De rechter-commissaris had alle belangen van de betrokken partijen afgewogen en tot de conclusie gekomen dat het getuigenverhoor moest doorgaan. De wrakingskamer concludeerde dat de hoge lat voor het aannemen van vooringenomenheid in dit geval niet werd gehaald. De mondelinge beslissing werd gegeven door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 12 maart 2025. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/447862 / KG RK 25/118
proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 6 maart 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
verzoeker
[verzoeker]
advocaat: [… 1] (in deze vervangen door [… 1])
hierna te noemen: verzoeker
strekkende tot de wraking van
mr. C.A.H. Pouwels
rechter-commissaris in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek en de daarvoor genoemde gronden, binnengekomen op
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 25 februari 2025;
  • de wrakingszitting van 6 maart 2025.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • [… 3]
  • de rechter-commissaris.
1.3.
Aansluitend op de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer – na een onderbreking voor beraad – mondeling uitspraak gedaan, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt.

2.De beslissing

2.1.
De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de beslissing van de rechter-commissaris om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procesbeslissing is. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat een procesbeslissing als zodanig nooit een grond kan vormen voor wraking, omdat wraking geen verkapt rechtsmiddel is. Het is dus niet aan de wrakingskamer om te beoordelen of de rechter-commissaris terecht het aanhoudingsverzoek heeft afgewezen en of de rechter-commissaris daarbij de door verzoekers genoemde omstandigheden goed heeft meegewogen.
3.3.
Ook voor de motivering van een procesbeslissing geldt in het algemeen dat deze geen grond kan zijn voor wraking. Dit kan alleen anders zijn als de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als een uiting van vooringenomenheid. Die hoge lat wordt in dit geval niet gehaald. Het aanhoudingsverzoek is afgewezen met een motivering die in de kern erop neerkomt dat de rechter-commissaris alle belangen van de betrokken partijen heeft afgewogen en tot het oordeel is gekomen dat het door laten gaan van het getuigenverhoor prevaleert boven aanhouding hiervan. Dit geeft op zichzelf geen blijk van vooringenomenheid, laat staan dat deze motivering niet anders dan als een uiting hiervan kan worden begrepen. Dat de belangenafweging mogelijk niet juist is, dat de rechter-commissaris met bepaalde belangen mogelijk niet of onvoldoende rekening heeft gehouden of dat de beslissing (daardoor) mogelijk onjuist is, maakt dit niet anders en is – zoals hiervoor is overwogen – ook niet aan de wrakingskamer om te beoordelen. Dat er mogelijk onduidelijkheid bestond of de getuigen in beide zaken zouden worden verhoord, of alleen in de zaak van één van de verdachten, waarna de processen-verbaal zouden worden gevoegd in die van de andere, maakt ook niet dat de motivering van de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet anders kan worden begrepen dan als uiting van vooringenomenheid.
Deze mondelinge beslissing is gegeven door mrs. E. Schippers (voorzitter), O. Nijhuis en S.H. Keijzer (leden) in tegenwoordigheid van de griffier [naam] en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025 en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 12 maart 2025.
de griffier is buiten staat te tekenen de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.