ECLI:NL:RBGEL:2025:3060

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/05/436432 / HA ZA 24-275
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot nakoming van de koopovereenkomst met hoofdelijke veroordeling van gedaagden

In deze zaak vorderde eiseres, handelend onder de naam [rechtspersoon 1], betaling van een bedrag van € 109.000,00 van de gedaagden, die samen de vennootschap onder firma AKKERBOUW-LOONBEDRIJF WINSSEN vormen. De vordering was gebaseerd op een koopovereenkomst voor de verkoop van 800 geiten, waarbij de betaling in drie termijnen zou plaatsvinden. Eiseres stelde dat gedaagden slechts de eerste termijn hadden voldaan en dat zij in gebreke waren gebleven met de betaling van de tweede en derde termijn. Gedaagden voerden verweer en stelden dat de koopovereenkomst niet met eiseres was gesloten, maar met [naam 1]. De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk de verkoper was en dat gedaagden hun verplichtingen uit de koopovereenkomst niet waren nagekomen. De rechtbank wees de vordering van eiseres toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De proceskosten werden eveneens aan gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/436432 / HA ZA 24-275
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
handelend onder de naam [rechtspersoon 1],
wonende en zaakdoende te [adres],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaten mr. D.W. Arents en mr. M. van der Heijden-Linssen te Venlo,
tegen
1. de vennootschap onder firma
AKKERBOUW-LOONBEDRIJF WINSSEN,
gevestigd te Winssen,
en haar vennoten,
2.
[vennoot 1],
hierna te noemen: [vennoot 1],
wonende te [adres],
3.
[vennoot 2],
wonende te [adres],
4.
[vennoot 3],
hierna te noemen: [vennoot 3],
wonende te [adres],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: ALW c.s.,
advocaat mr. C.J. Schipperus te Wijchen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een geitenfokkerij.
2.2.
De activiteiten van ALW c.s. omvatten onder meer het uitoefenen van een agrarisch bedrijf.
2.3.
De partner van [eiseres] is [naam 1], die eigenaar is van [rechtspersoon 2]
2.4.
Op 11 april 2023 heeft [vennoot 1] een bezoek gebracht aan [eiseres], om de mogelijke aankoop van geiten door [vennoot 1] te bespreken. Bij de bespreking was [naam 1] aanwezig.
2.5.
Op 15 april 2023 hebben [vennoot 1], [vennoot 3] en zijn vriendin [naam 2] een bezoek gebracht aan geitenhouder [naam 3], handelend onder de naam [rechtspersoon 3]. Hierbij was ook [naam 1] aanwezig. [eiseres] was hierbij niet aanwezig. Het doel van het bezoek was het bekijken en eventueel kopen van geiten, om deze vervolgens te exporteren naar een door [vennoot 3] en zijn vriendin te starten geitenhouderij in Frankrijk.
2.6.
Op 15 april 2023 heeft [eiseres] aan [vennoot 1] onder meer geappt:
‘Hoi [vennoot 1], vandaag afgesproken.
·verkoop van geiten van [rechtspersoon 1] aan loonbedrijf [adres] (?).
·800 geiten (…) €140.000,- excl btw.
·betaling in drie termijnen.
1e betaling op 18-04-2023
Tweede betaling 18-10-2023
Derde betaling 18-04-2024
(…)
Klopt bovenstaande?’.
2.7.
In reactie daarop heeft [vennoot 1] diezelfde dag aan [eiseres] onder meer geappt:
‘2 maal melk robot en 2 kunst geiten. Dan klopt het’.
2.8.
De geiten zijn op 17 en 18 april 2023 aan ALW c.s. geleverd.
2.9.
Op 21 april 2023 heeft [eiseres] aan ALW c.s. een factuur gezonden voor een bedrag van € 43.600,00 inclusief btw. Als omschrijving is op de factuur onder meer vermeld:
‘Verkoop geiten volgens afspraak dd. 15-04-2023. Deelbetaling 1 van 3.’.
ALW c.s. hebben deze factuur op 24 april 2023 betaald.
2.10.
Op of omstreeks 20 september 2023 heeft [vennoot 1] met [eiseres] gebeld over problemen met het stallen en melken van de geiten. In reactie daarop heeft [eiseres] aan [vennoot 1] onder meer een door [vennoot 1] te volgen stappenplan geappt.
2.11.
Op 30 oktober 2023 heeft [eiseres] aan ALW c.s. een factuur gezonden voor een bedrag van € 43.600,00 inclusief btw. Op de factuur is 13 november 2023 als vervaldatum vermeld. Als omschrijving is op de factuur onder meer vermeld:
‘Verkoop geiten volgens afspraak dd. 15-04-2023. Deelbetaling 2 van 3.’.
ALW c.s. hebben deze factuur niet betaald.
2.12.
Op 6 december 2023 hebben [naam 1] en [vennoot 1] elkaar via WhatsApp onder meer het volgende bericht:
[naam 1]: ‘[vennoot 1] ik wil morgen even [plaatje envelop] op komen halen. Hoe laat kan dat?’
[vennoot 1]: ‘Kom vanavond maar’
[naam 1]: ‘Oké dan ben ik er 19:15-19:30’.
2.13.
Bij brief van 30 januari 2024 zijn ALW c.s. namens [eiseres] in gebreke gesteld voor het niet betalen van de tweede termijn en gesommeerd om deze, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, binnen veertien dagen te betalen en te bevestigen dat de derde termijn tijdig zal worden betaald.
2.14.
Bij brief van 22 februari 2024 zijn ALW c.s. namens [eiseres] in gebreke gesteld voor het niet betalen van de tweede termijn en gesommeerd om zowel deze termijn, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, als de derde termijn binnen zeven dagen te betalen.
2.15.
Op 4 april 2024 heeft [eiseres] aan ALW c.s. een factuur gezonden voor een bedrag van € 65.400,00 inclusief btw. Op de factuur is 18 april 2024 als vervaldatum vermeld. Als omschrijving is op de factuur onder meer vermeld:
‘Verkoop geiten volgens afspraak dd. 15-04-2023. Deelbetaling 3 van 3.’.
ALW c.s. hebben deze factuur niet betaald.
2.16.
Bij brief van 23 april 2024 zijn ALW c.s. namens [eiseres] in gebreke gesteld voor het niet betalen van de tweede en derde termijn en gesommeerd om deze, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, binnen veertien dagen te betalen. ALW c.s. hebben hieraan geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
ALW c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiseres] € 109.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, over € 43.600,00 vanaf 14 november 2023 en over € 65.400,00 vanaf 18 april 2024, subsidiair vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
ALW c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 1.865,00 ten titel van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
ALW c.s. hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag. Op 11 april 2023 is door [eiseres] en [vennoot 1] gesproken over de verkoop van geiten. Daarbij is onder meer gesproken over het aantal geiten en de prijs en gezondheidsstatus van de geiten. Op 15 april 2023 heeft - namens [eiseres] - [naam 1] 800 geiten verkocht aan ALW c.s. voor een prijs van € 152.600,00 inclusief btw. Ook op laatstgenoemde datum is de gezondheidsstatus van de geiten met ALW c.s. besproken. Gelet op de omstandigheden voorafgaand aan, tijdens en na de totstandkoming van de koopovereenkomst hadden ALW c.s. geen enkele aanleiding om aan te nemen dat iemand anders dan [eiseres] de verkoper van de geiten was. De prijs zou in drie termijnen worden voldaan, te weten € 43.600,00 (uiterlijk op 18 april 2023), € 43.600,00 (uiterlijk op 18 oktober 2023) en € 65.400,00 (uiterlijk op 18 april 2024). ALW c.s. hebben echter slechts de eerste termijn van
€ 43.600,00 aan [eiseres] betaald. Ondanks sommaties hebben ALW c.s. de tweede en derde termijn niet voldaan (in totaal € 109.000,00). [eiseres] vordert betaling hiervan (nakoming). [eiseres] betwist dat partijen hebben afgesproken dat ALW c.s. een deel van de prijs (€ 20.000,00 inclusief btw) contant zouden betalen en ook dat contant aan haar dan wel aan [naam 1] is betaald. ALW c.s. hebben dit onvoldoende onderbouwd. Als aan [naam 1] al een of meer contante betalingen zouden zijn gedaan, dan hebben die geen betrekking op de koopovereenkomst. De geiten voldeden bij verkoop en levering aan hetgeen ALW c.s. op grond van de overeenkomst mochten verwachten. Zelfs als sprake zou zijn van non-conformiteit, dan komt ALW c.s. daarop geen beroep meer toe, op grond van schending van de klachtplicht (artikel 7:23 lid 1 BW). De omstandigheid dat de geiten niet (meer) konden worden geëxporteerd ligt in de risicosfeer van ALW c.s. en valt [eiseres] niet te verwijten. Naast de hoofdsom zijn ALW c.s. buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke (handels)rente verschuldigd, aldus [eiseres].
3.3.
ALW c.s. voeren verweer. Zij hebben daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd. De geiten waren eigendom van [naam 1] of van [naam 3]. De koopovereenkomst is - op initiatief van [naam 1] - op 15 april 2023 gesloten. De koopovereenkomst is mondeling met [naam 1] gesloten. De koopovereenkomst is niet gesloten met [eiseres], zij was bij de totstandkoming van de koopovereenkomst niet aanwezig, niet betrokken en zij is daarbij ook niet ter sprake gekomen. [eiseres] is dus niet-ontvankelijk in haar vorderingen. [eiseres] heeft in haar app van 15 april 2023 slechts een deel van de mondeling gemaakte afspraken opgenomen. Dat deel betreft niet de essentialia van de overeenkomst. Weliswaar hebben ALW c.s. de eerste factuur van [eiseres] voldaan, maar deze betaling is geen erkenning van ALW c.s. dat zij verkoper is. Er is onvoldoende bewijs dat [eiseres] verkoper van de geiten is. Overeengekomen is dat een deel van de koopsom (€ 20.000,00 inclusief btw) contant zou worden voldaan. ALW c.s. hebben dit bedrag middels drie deelbetalingen aan [naam 1] voldaan, zoals blijkt uit zowel de administratie van ALW c.s. als de getuigenverklaring van [naam getuige]. In elk geval kan [eiseres] dit bedrag niet meer vorderen. Na betaling van de eerste factuur bleek dat de geleverde geiten niet voldeden aan hetgeen bij de aankoop was meegedeeld en overeengekomen en mocht worden verwacht, want (1) de ‘scrapievrij-verklaring’ is niet verstrekt, (2) een aantal geiten had de ziekte van Houw, terwijl dat niet aan ALW c.s. was meegedeeld en (3) aan ALW c.s. werd geen CL-certificaat verstrekt. Hierdoor was export niet (meer) mogelijk, terwijl [eiseres] wist dat de geiten voor de export naar de in Frankrijk te starten geitenhouderij waren bestemd. Als ALW c.s. op voorhand juist zouden zijn geïnformeerd, dan zouden ALW c.s. de koopovereenkomst niet hebben gesloten. ALW c.s. gingen ook niet over tot betaling van de tweede en derde factuur omdat (1) [eiseres] nog openstaande betalingen had staan bij ALW c.s. althans bij gelieerde ondernemingen van ALW c.s., (2) ALW c.s. constateerden dat er een veel hogere prijs dan gebruikelijk was betaald voor de geiten en (3) ALW c.s. geen factuur ontvingen voor het door hen reeds contant betaalde bedrag. Daarbij komt dat medio 2023 de knut (insect dat blauwtongvirus verspreidt) opkwam, waardoor export helemaal niet meer mogelijk was. ALW c.s. waren graag met [eiseres] in overleg getreden over een mogelijke oplossing, maar [eiseres] heeft tot dagvaarden besloten, aldus ALW c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Niet in geschil is dat ALW c.s. (als kopers) een koopovereenkomst hebben gesloten ter zake van 800 geiten voor de prijs van € 152.600,00 inclusief btw. Evenmin is in geschil dat alle geiten aan ALW c.s. zijn geleverd en dat ALW c.s. een aanzienlijk deel van de prijs niet hebben betaald. Het geschil spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of [eiseres] bij de koopovereenkomst (als verkoper) de wederpartij van ALW c.s. was en zo ja, of zij nakoming kan vorderen.
Was [eiseres] de verkoper van de geiten en daarmee de wederpartij van ALW c.s.?
4.2.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Daarvoor is het volgende van belang. ALW c.s. hebben hun betwisting van de gemotiveerde stellingen van [eiseres] - dat en waarom zij de wederpartij van ALW c.s. was/is - onvoldoende onderbouwd. Meer in het bijzonder geldt dat in voldoende mate is komen vast te staan dat [eiseres] in het gesprek op 11 april 2023 en het WhatsAppbericht van 15 april 2023 jegens ALW c.s. als de verkoper optrad. Dat heeft zij, blijkens de contacten die er zijn geweest en de correspondentie die is gevoerd over de geiten, ook na 15 april 2023 gedaan en niet gesteld of gebleken is dat ALW c.s. daartegen bij [eiseres] of anderen enig bezwaar hebben gemaakt (voorafgaand aan de conclusie van antwoord). Bovendien hebben ALW c.s. de eerste termijn aan [eiseres] betaald. Na die betaling hebben ALW c.s. de zaak geheel op zijn beloop gelaten, kennelijk uit onvrede jegens [eiseres] als hun crediteur én [eiseres] als hun (vermeende) debiteur. In dit verband geldt dat ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (vgl. Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572). In het licht van het voorgaande acht de rechtbank het niet aannemelijk dat bij ALW c.s. voorafgaand aan deze procedure daadwerkelijk onduidelijkheid of twijfel bestond over de persoon van de verkoper - die dan kennelijk enkel op basis van de niet-aanwezigheid van [eiseres] bij [rechtspersoon 3] op 15 april 2023 zou bestaan. De omstandigheden dat [eiseres] geen eigenaar van de geiten was en dat zij op 15 april 2023 niet aanwezig was bij [rechtspersoon 3], zijn in de gegeven omstandigheden op zichzelf en in onderlinge samenhang onvoldoende om te kunnen aannemen dat (dus) [naam 1] of [naam 3], althans niet [eiseres], de wederpartij van ALW c.s. was. Het voorgaande betekent dat [eiseres] in beginsel nakoming kan vorderen.
Welke wijze van betaling is door partijen overeengekomen?
4.3.
Tussen partijen is de hoogte van de prijs niet in geschil. Het geschil spitst zich in de tweede plaats toe op de vraag of een deel van de prijs (€ 20.000,00 inclusief btw) contant zou worden voldaan.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat ALW c.s. hun stelling - dat de hiervoor genoemde contante betaling is overeengekomen - tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] onvoldoende hebben onderbouwd. Hiervoor is het volgende van belang. In de eerste plaats bieden de WhatsAppberichten van 15 april 2023 geen enkel aanknopingspunt voor verschillende wijzen van betaling (deels contant en deels anders). Wel is het WhatsAppbericht van die datum van [eiseres] duidelijk en eenduidig over het aantal termijnen (drie) en de omvang en vervaldata van die termijnen. Het aantal door ALW c.s. gestelde contante betalingen en de hoogte daarvan zijn daarmee niet te rijmen. Daarbij komt dat de momenten van de door ALW c.s. gestelde contante betalingen (€ 6.000,00 op 28 april en op 1 december en € 8,000,00 op 6 december 2023) niet zijn te rijmen met de door ALW c.s. gestelde onvrede over de geiten, die na de eerste girale betaling (24 april 2023) en voor het verstrijken van de tweede termijn (18 oktober 2023) zou zijn ontstaan. Immers hebben ALW c.s. aangevoerd dat zij uit voormelde onvrede welbewust de tweede termijn niet hebben voldaan, zodat niet aannemelijk is dat zij vervolgens op 1 en 6 december 2023 wel contante betalingen van in totaal € 14.000,00 hebben gedaan, zoals ALW c.s. stellen. Ter zitting heeft [eiseres] aangevoerd dat er voor de door ALW c.s. gestelde contante betaling op 28 april 2023 ook geen enkele aanleiding was, gelet op de overeengekomen eerste termijn (die was al betaald op 24 april 2023, vier dagen eerder) en tweede termijn (die was pas in oktober 2023 opeisbaar en er was nog geen factuur voor verzonden), hetgeen door ALW c.s. niet is weersproken. Ook heeft [eiseres] ter zitting aangevoerd dat zij betalingen uitsluitend giraal ontvangt en geen contante betalingen accepteert, hetgeen door ALW c.s. evenmin is weersproken. Ook geldt dat de door ALW c.s. gestelde contante betalingen (volgens ALW c.s.) zijn gedaan aan [naam 1], terwijl niet gesteld of gebleken is dat deze ten behoeve van [eiseres] zijn gedaan. Weliswaar heeft [eiseres] de mogelijkheid open gelaten dat ALW c.s. een of meer bedragen contant aan [naam 1] hebben betaald, maar zij heeft gemotiveerd betwist dat die een deelbetaling was/waren van de door [eiseres] aan ALW c.s. verkochte en geleverde geiten. In dit verband heeft [eiseres] gesteld dat (ook) tussen [naam 1] en ALW c.s. al jaren een zakelijke relatie bestaat en dat [naam 1] regelmatig werkzaamheden of diensten voor ALW c.s. (heeft) verricht, hetgeen door ALW c.s. niet is weersproken. Op grond van het voorgaande is genoegzaam komen vast te staan dat door partijen enkel betaling in drie termijnen conform het WhatsAppbericht van 15 april 2023 (en waaraan ALW c.s. met hun eerste girale betaling aan [eiseres] ook deels uitvoering hebben gegeven) is overeengekomen, zodat er onvoldoende aanleiding is om ALW c.s. tot bewijslevering ter zake van de door hen gestelde afspraak over een contante deelbetaling toe te laten. Dit geldt dan ook voor de door ALW c.s. gestelde nakoming van die afspraak.
Gebreken?
4.5.
Het geschil spitst zich in de derde plaats toe op de vraag of sprake is van non-conformiteit, zoals ALW c.s. stellen en [eiseres] betwist. Of de rechtbank aan de beoordeling hiervan toekomt, is afhankelijk van de beoordeling van het door [eiseres] gedane beroep op schending van de klachtplicht (artikel 7:23 lid 1 BW) door ALW c.s.
4.6.
In dit artikellid is onder meer bepaald dat de koper er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Verder bepaalt dit artikellid dat als echter aan de zaak een eigenschap blijkt te ontbreken die deze volgens de verkoper bezat, of de afwijking betrekking heeft op feiten die hij kende of behoorde te kennen doch die hij niet heeft meegedeeld, de kennisgeving dan binnen bekwame tijd na de ontdekking moet geschieden.
4.7.
Een geslaagd beroep op het genoemde artikel leidt ertoe dat de koper iedere rechtsvordering die feitelijk gegrond is op het niet-beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst verliest. In het kader van dit artikel rust in de gegeven omstandigheden op de koper de verplichting om gemotiveerd te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat en op welk moment is geklaagd.
4.8.
ALW c.s. hebben echter niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat en op welk moment door hen bij de verkoper is geklaagd over de (vermeende) gebreken. Pas bij conclusie van antwoord hebben ALW c.s. zich op het standpunt gesteld dat door de verkoper over de gezondheidssituatie van de geiten bepaalde mededelingen zijn gedaan of juist niet zijn gedaan terwijl dat wel had gemoeten. Volgens [eiseres] hebben ALW c.s. de klachtplicht geschonden, waarop ALW c.s. in het geheel geen verweer hebben gevoerd. Weliswaar heeft [vennoot 1] op of omstreeks 20 september 2023 met [eiseres] gebeld over problemen met het stallen en melken van de geiten, maar verder hebben ALW c.s. - zoals hiervoor ook al is overwogen - de zaak geheel op zijn beloop gelaten. Bij het voorgaande komt dat ALW c.s. niet of onvoldoende duidelijk hebben gemaakt wat zij met hun stellingen ter zake van de gebreken beogen. Voor zover zij een prijsvermindering beogen (zoals [eiseres] kennelijk heeft begrepen), hebben zij daarvoor onvoldoende feitelijke en juridische grondslag aangevoerd. Het voorgaande betekent dat het beroep van [eiseres] op de klachtplicht slaagt, zodat aan de beoordeling van de door ALW c.s. gestelde gebreken niet wordt toegekomen.
4.9.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door [eiseres] gevorderde nakoming toewijsbaar is.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[eiseres] vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. ALW c.s. hebben - voor het geval de hoofdvordering wel geheel of gedeeltelijk toewijsbaar is - de verschuldigdheid en hoogte van deze kosten niet betwist. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering is conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
4.11.
ALW c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
141,67
- griffierecht
2.626,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.803,67.
Wettelijke (handels)rente
4.12.
ALW c.s. hebben - voor het geval de hoofdvordering wel geheel of gedeeltelijk toewijsbaar is - de verschuldigdheid en hoogte van de wettelijke (handels)rente niet betwist. De gevorderde wettelijke (handels)rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing, met dien verstande dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor het berekenen van wettelijke handelsrente over buitengerechtelijke incassokosten, zodat over deze kosten wettelijke rente wordt toegewezen.
4.13.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt ALW c.s. hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 109.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW, over € 43.600,00 vanaf 14 november 2023 en over € 65.400,00 vanaf 18 april 2024, tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt ALW c.s. hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 1.865,00 ten titel van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt ALW c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 6.803,67, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als ALW c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt ALW c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.