ECLI:NL:RBGEL:2025:3061

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/05/443779 / HA RK 24-170
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure met betrekking tot fraude en conservatoire derdenbeslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 februari 2025 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoeksters, KIEVHORST PROPERTIES B.V. en KIEVHORST REAL ESTATE B.V., hebben een verzoek ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor op basis van artikel 186 lid 1 Rv (oud). Dit verzoek is gedaan in het kader van een bodemprocedure waarin zij betrokken zijn tegen verweersters, FELINDY BEHEER B.V. en andere partijen, met betrekking tot conservatoire derdenbeslagen die door verzoeksters zijn gelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding is voor het houden van een getuigenverhoor, omdat verzoeksters bewijs willen vergaren dat van belang kan zijn voor hun vorderingen in de bodemprocedure. Verweersters hebben betoogd dat het verzoek niet toewijsbaar is, onder andere omdat de bodemprocedure al aanhangig is en er geen belang meer zou zijn bij het getuigenverhoor. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek voldoet aan de vereisten en dat er voldoende belang is voor verzoeksters om het getuigenverhoor te laten plaatsvinden. De rechtbank heeft de procedure verder uitgelegd en de voorwaarden voor het getuigenverhoor vastgesteld, inclusief het aantal te horen getuigen en de wijze van oproeping. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/443779 / HA RK 24-170
Beschikking van 24 februari 2025
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KIEVHORST PROPERTIES B.V.,
hierna te noemen: Kievhorst Properties,
gevestigd te Harderwijk,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KIEVHORST REAL ESTATE B.V.,
hierna te noemen: Kievhorst Real Estate,
gevestigd te Harderwijk,
hierna gezamenlijk te noemen: verzoeksters,
advocaat mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FELINDY BEHEER B.V.,
hierna te noemen: Felindy,
gevestigd te Zeewolde,
2.
[verweerster 2],
hierna te noemen: [verweerster 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster 3],
hierna te noemen: [verweerster 3] ,
gevestigd te Zeewolde,
hierna gezamenlijk te noemen: verweersters,
advocaat mr. F.G. Horsting te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 4],
hierna te noemen: [belanghebbende 4] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende 5],
hierna te noemen: [belanghebbende 5] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verwijzingsbeschikking van 30 oktober 2024 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad;
  • de verwijzingsbeschikking van 31 oktober 2024 van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen;
  • de oproepbrieven van 24 december 2024;
  • het e-mailbericht van 29 januari 2025 van mr. Horsting , met productie 5 (het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 december 2024, met zaaknummer 200.347.590/01);
  • het e-mailbericht van 3 februari 2025 van [advocaat] te Leeuwarden, waarin hij de rechtbank bericht dat [belanghebbende 4] en [belanghebbende 5] , toevoeging rechtbank] niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling en geen bezwaar heeft tegen het verzoek van Kievhorst [Properties en Kievhorst Real Estate, toevoeging rechtbank];
  • de mondelinge behandeling van 3 februari 2025, waar zijn verschenen:
  • mr. Aartsen namens verzoeksters;
  • mr. Horsting namens verweersters;
  • de spreekaantekeningen van mr. Aartsen.
1.2.
Tenslotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. Verder zijn de volgende feiten van belang.
2.2.
Op 21 augustus 2024 heeft Kievhorst Properties, met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, ten laste van [verweerster 3] voor een bedrag van EUR 2.189.000 een aantal conservatoire derdenbeslagen doen leggen.
2.3.
Bij exploot van dagvaarding van 3 september 2024 heeft Kievhorst Properties [verweerster 3] , [belanghebbende 5] , Felindy en de heer [naam] gedagvaard om op 12 februari 2025 voor de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, te verschijnen (hierna: de bodemprocedure).
2.4.
Bij exploot van dagvaarding van 16 september 2024 heeft [verweerster 3] Kievhorst Properties in kort geding gedagvaard om op 24 september 2024 te verschijnen voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad. In deze procedure heeft [verweerster 3] opheffing van de hiervoor genoemde conservatoire derdenbeslagen gevorderd.
2.5.
Bij anticipatie-exploot van 19 september 2024 hebben de gedaagde partijen in de bodemprocedure Kievhorst Properties aangezegd dat zij de roldatum waartegen zij zijn opgeroepen willen vervroegen tot 2 oktober 2024.
2.6.
Bij (het in 1.1 hiervoor vermelde) arrest in kort geding heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de hiervoor genoemde conservatoire derdenbeslagen opgeheven. Aan deze beslissing ligt, kort gezegd en voor zover van belang, ten grondslag dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vorderingen van Kievhorst Properties.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 186 lid 1 Rv (zoals dat luidde ten tijde van het verzoek) een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen.
3.2.
Voor (de samenvatting van) hetgeen verzoeksters respectievelijk verweersters aan hun verzoek respectievelijk verweer ten grondslag hebben gelegd, verwijst de rechtbank naar hiervoor genoemde beschikking van 30 oktober 2024.
3.3.
In aanvulling hierop hebben verzoeksters, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De processtrategie van verweersters is sinds de indiening van het onderhavige verzoek (op 5 juni 2024) steeds erop gericht geweest om te voorkomen dat het getuigenverhoor zou plaatsvinden, terwijl inmiddels min of meer is komen vast te staan dat sprake is van een omvangrijke fraude. Met de processtrategie creëren verweersters hun eigen verweren. Dat de bodemprocedure al aanhangig is, is het gevolg van het vervreemden van verhaalsmogelijkheden door verweersters, waardoor Kievhorst Properties zich genoodzaakt zag om beslag te doen leggen, waardoor zij vervolgens ook de bodemprocedure aanhangig moest maken. Vervolgens heeft zij verweersters op een lange termijn gedagvaard, welke termijn vervolgens door hen is verkort. Inefficiëntie kan verzoeksters dus niet worden verweten. Het gerechtshof heeft - ten onrechte - verzoeksters een gebrek aan onderbouwing verweten en geoordeeld dat de vordering summierlijk ondeugdelijk is gebleken; het getuigenverhoor ziet nu juist op het (nader) kunnen onderbouwen van de vorderingen van verzoeksters. Dat de bodemprocedure aanhangig is, staat niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. Het getuigenverhoor kan juist dienen ter opheldering van feiten en omstandigheden die ook in de bodemprocedure van belang zijn. Weliswaar heeft de aanhangige procedure enkel betrekking op wanprestatie ter zake van de koopovereenkomst, maar onderzocht wordt in hoeverre verweersters uit andere hoofde (zoals onbehoorlijk bestuur en/of onrechtmatige daad) kunnen worden aangesproken voor de schade als gevolg van hun frauduleuze handelen, aldus verzoeksters.
3.4.
In aanvulling op hetgeen onder 3.2. is vermeld hebben verweersters, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Het hiervoor genoemde arrest in kort geding is exemplarisch en onderbouwt de stelling van verweersters dat de vorderingen van verzoeksters geen kans van slagen hebben, zodat verzoeksters bij hun verzoek geen belang hebben. Gelet op de aanhangige bodemprocedure, waarin een en ander al voldoende is geduid, hebben verzoeksters geen belang meer bij het voorlopig getuigenverhoor. In de bodemprocedure kan zo nodig een concrete, ter zake dienende bewijsopdracht worden geformuleerd; het stellen van gerichte vragen levert veel meer op (in plaats van de huidige ‘waslijst’ die geen doel dient). Gewaakt moet worden tegen inefficiëntie. Het verzoek is niet ter zake dienend en in strijd met de goede procesorde. Mogelijk worden de getuigenverhoren pas na de mondelinge behandeling (die momenteel wordt gepland) of zelfs na het eindvonnis gehouden, zodat de getuigenverhoren geen waarde hebben c.q. geen invloed hebben op de beoordeling en beslissing in de bodemprocedure. Dan hebben verzoeksters geen belang bij hun verzoek. Verder is er geen enkel risico dat bewijs verloren gaat.
3.5.
Op de stellingen van verzoeksters en verweersters zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank het volgende voorop. Een voorlopig getuigenverhoor strekt onder meer ertoe belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen. Het voorlopig getuigenverhoor strekt er zodoende toe om, op betrekkelijk eenvoudige wijze en binnen afzienbare tijd, bewijs te verkrijgen van de feiten en stellingen die verzoeksters aan hun vordering(en) in de eventuele bodemprocedure ten grondslag willen leggen.
4.2.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is in beginsel toewijsbaar, tenzij het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen vereisten, het verzoek strijdig is met een goede procesorde, van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), of het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopige getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW). Bij de beoordeling van het verzoek mag niet vooruit worden gelopen op de uitkomst van de getuigenverhoren en op het verloop en de uitkomst van een eventuele bodemprocedure.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Volgens verweersters is het verzoek in strijd met de goede procesorde, omdat het verzoekschrift is ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, terwijl de bodemprocedure aanhangig is gemaakt bij de rechtbank Gelderland. Omdat het verzoekschrift inmiddels - na verwijzing - door deze rechtbank wordt behandeld, acht de rechtbank dit verweer thans niet meer ter zake dienend.
4.4.
Het verzoek is volgens verweersters ook in strijd met de goede procesorde omdat de bodemprocedure zich in een zodanig vergevorderd stadium bevindt dat de getuigenverhoren niet meer van invloed kunnen zijn op het verdere verloop en de uitkomst van de bodemprocedure. De rechtbank is van oordeel dat verweersters deze stelling niet hebben onderbouwd met (voldoende) concrete omstandigheden die op de bodemprocedure betrekking hebben. In het bijzonder geldt dat de bodemprocedure zich nog niet in staat van wijzen bevindt, zodat de bodemrechter, al dan niet op verzoek van een of meer partijen, alsnog kan beslissen de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van de voorlopige getuigenverhoren.
4.5.
Verweersters voeren ter zake van het belang van verzoeksters in de eerste plaats aan dat verzoeksters bij hun verzoek geen belang (meer) hebben omdat reeds vaststaat tegen wie en op welke gronden de bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt.
Verweersters miskennen daarmee echter dat verzoeksters, zoals zij ter zitting ook hebben aangevoerd, mogelijk tegen een of meer andere gedaagden een andere, nieuwe bodemprocedure op andere gronden (zoals onbehoorlijk bestuur en/of onrechtmatige daad) aanhangig zullen maken, waarvoor de voorlopige getuigenverhoren van belang kunnen zijn, terwijl Kievhorst Properties in de reeds aanhangige bodemprocedure ook nog haar vorderingen zou kunnen wijzigen.
4.6.
In de tweede plaats voeren verweersters aan dat dat verzoeksters bij hun verzoek geen belang (meer) hebben omdat inmiddels in voldoende mate vaststaat dat de vorderingen van verzoeksters geen kans van slagen hebben.
Een voorlopig getuigenverhoor ziet op het vergaren van mogelijk bestaand, maar nog niet beschikbaar bewijs, en de rechtbank kan en mag in dit verband niet vooruitlopen op de uitkomsten van de voorlopige getuigenverhoren of op het verdere verloop en de uitkomst van de bodemprocedure. Het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden maakt dat niet anders: het betreft immers een voorlopig oordeel dat betrekking heeft op deels andere feitelijke en/of juridische kaders dan in deze verzoekschriftprocedure. Verder ligt in deze verzoekschriftprocedure de inhoudelijke beoordeling van de door verzoeksters ingestelde of mogelijk nog in te stellen vorderingen niet ter beoordeling voor.
4.7.
Voldoende duidelijk is dat en waarom de in het verzoekschrift genoemde personen over de door verzoeksters gestelde feiten en omstandigheden zouden kunnen verklaren. Verzoeksters hebben daarmee voldoende concrete aanknopingspunten voor de mogelijke bewijsgaring gegeven. Daarbij komt dat kan worden uitgegaan van de de door verzoeksters gestelde (dan wel veronderstelde), en overigens door verweersters niet weersproken, bewijspositie van verzoeksters in de lopende en in een eventuele nieuwe bodemprocedure.
4.8.
Verweersters stellen dat het probandum moet worden beperkt om een
fishing expeditionte voorkomen. De rechtbank is echter van oordeel dat verweersters geen concrete aanknopingspunten hebben gegeven om te kunnen aannemen dat de verzochte getuigenverhoren (mogelijk) een fishing expedition zijn. Het feitelijk gebeuren waarover verzoeksters getuigen willen doen horen is voldoende duidelijk door hen omschreven (zie ook de rov. 3.1 en 3.2 van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland).
4.9.
Verweersters hebben hun stellingen, dat er geen enkel risico is dat bewijs verloren gaat, en dat moet worden gewaakt tegen inefficiëntie, niet (voldoende) concreet onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
4.10.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden sprake van een situatie waarvoor een voorlopig getuigenverhoor geëigend is. Het verzoek voldoet aan de daarvoor geldende vereisten. Verzoeksters hebben bij hun verzoek een in rechte te respecteren belang en de verweren van verweersters bieden op zichzelf en in onderlinge samenhang onvoldoende grond om het verzoek af te wijzen. Dit betekent dat het verzoek toewijsbaar is.
Proceskosten
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat er in deze verzoekschriftprocedure geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Verder verloop van de procedure
4.12.
Het aantal getuigen dat zal worden gehoord zal, om redenen van doelmatigheid, in eerste instantie worden beperkt tot vijf. Daarna zal de rechter-commissaris desverzocht, verzoeksters en verweersters gehoord hebbende, beoordelen of er aanleiding is nog meer getuigen te horen.
4.13.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 45 minuten duurt (voor de eerste getuige wordt rekening gehouden met 60 minuten). De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.14.
Verzoeksters en verweersters moeten er op voorbereid zijn dat de rechter na afloop van de getuigenverhoren een mondelinge behandeling op diezelfde zitting kan bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, gelegenheid te geven stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of verzoeksters en verweersters het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,
5.4.
bepaalt dat verzoeksters binnen twee weken na de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de rekestenadministratie van de sector civiel - de getuigen en de verhinderdagen van verzoeksters en hun advocaat en van verweersters en hun advocaat in de maanden maart tot en met juni 2025 moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat verzoeksters uiterlijk op 10 maart 2025 een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan verweersters moeten doen toekomen,
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Rijpma en op 24 februari 2025 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. D.T. Boks.