ECLI:NL:RBGEL:2025:3138

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
ARN 23/5908 en 23/5911
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen toeristenbelasting en verblijfsbelasting in verband met verblijf van arbeidsmigranten op fruitteeltbedrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, zijn de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Buren beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende, die een fruitteeltbedrijf exploiteert, aanslagen toeristenbelasting en verblijfsbelasting opgelegd voor de jaren 2021 en 2022. Belanghebbende huisvest arbeidsmigranten op zijn erf tijdens de oogstperiode, maar de heffingsambtenaar kon niet aannemelijk maken dat dit verblijf tegen vergoeding plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de aanslagen onterecht had opgelegd, omdat belanghebbende de arbeidsmigranten volgens de geldende CAO betaalde en het verblijf gratis was. De rechtbank vernietigde de aanslagen en de uitspraken op bezwaar, en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. Tevens werd het betaalde griffierecht teruggegeven. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de heffingsambtenaar om bewijs te leveren voor het bestaan van een vergoeding voor het verblijf van arbeidsmigranten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/5908 en 23/5911

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Buren, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 maart 2023.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 31 december 2022 voor het belastingjaar 2021 een aanslag toeristenbelasting, met aanslagnummer [nummer 1] (de aanslag 2021), opgelegd naar een te betalen bedrag van € 185,22.
Tevens heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende op 28 februari 2023 voor het belastingjaar 2022 een aanslag verblijfsbelasting 2022, met aanslagnummer [nummer 2] (de aanslag 2022), opgelegd naar een te betalen bedrag van € 373,38.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en daarmee de aanslagen gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en diens echtgenote en namens de heffingsambtenaar [persoon A] .

Feiten

1. Belanghebbende exploiteert een fruitteeltbedrijf aan de [locatie] te [plaats] (Gld.).
2. Sinds 2006 huisvest belanghebbende arbeidsmigranten op het erf van zijn fruitteeltbedrijf gedurende de oogst (van september tot en met oktober).
3. Tijdens een controle op 12 juli 2021 is gebleken dat er zes arbeidsmigranten op genoemde locatie verbleven voor de duur van twee maanden.
4. Tijdens een controle op 13 en 18 oktober 2022 is gebleken dat op genoemde locatie zeven personen verbleven voor de duur van zes weken.
5. Na controle in de Basisregistratie Personen (BRP) is gebleken dat deze arbeidsmigranten niet ingeschreven stonden op bovengenoemd adres.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de aanslag toeristenbelasting over het belastingjaar 2021 en de aanslag verblijfsbelasting over het belastingjaar 2022 terecht heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
7. In geschil is of het verblijven van de arbeidsmigranten op het terrein van belanghebbende tegen vergoeding heeft plaatsgevonden.
8. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de aanslagen onterecht heeft opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De heffingsambtenaar van de gemeente Buren kan voor het jaar 2021 onder de naam toeristenbelasting een directe belasting heffen. Dit is geregeld in artikel 1 van de door de gemeenteraad van de gemeente Buren vastgestelde Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting gemeente Buren 2021. Voor het jaar 2022 kan de heffingsambtenaar onder de naam verblijfsbelasting een directe belasting heffen. Dit is geregeld in artikel 1 van de Verordening op de heffing en invordering van verblijfsbelasting gemeente Buren 2022. De bevoegdheid om deze verordeningen te maken is gebaseerd op artikel 224 van de Gemeentewet. Beide belastingen worden geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de BRP zijn ingeschreven. Artikel 2, eerste lid, van de genoemde verordeningen bepaalt dat degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1, de belastingplichtige is.
11. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de arbeidsmigranten, die hebben verbleven op het terrein van belanghebbende, geen hoofdverblijf hadden in de gemeente Buren en evenmin ingeschreven zijn geweest in de BRP. Alleen in geschil is of sprake is geweest van verblijf tegen een vergoeding.
12. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat in dit geval sprake is geweest van gelegenheid geven tot verblijf tegen vergoeding, omdat belanghebbende dit gemotiveerd heeft betwist. Belanghebbende heeft tijdens de zitting arbeidsovereenkomsten overgelegd en hij heeft verklaard dat hij de arbeidsmigranten conform de geldende CAO betaalt, net zoals hij dat doet bij andere mensen die voor hem fruit plukken en die níet bij hem verblijven. Belanghebbende heeft uitgelegd dat het verblijf voor de arbeidsmigranten gratis is, omdat hij erg blij is dat zij bij hem komen werken en hij anders niet aan personeel kan komen. Hij heeft soms enkele mensen uit de buurt in dienst, die een AOW-uitkering genieten, maar dat zijn niet voldoende mensen om de oogst binnen te halen. Ook heeft hij niet veel geïnvesteerd in de huisvesting van de arbeidsmigranten, om het zo goedkoop mogelijk te houden voor zijn bedrijf. Belanghebbende heeft verder nog gewezen op een door hem overgelegd stuk, waaruit volgt dat jaarlijks door GLOBAL G.A.P. Risk Assessment on Social Practice (GRASP) wordt gecontroleerd of hij zich aan de CAO houdt. De heffingsambtenaar heeft niet betwist dat belanghebbende de arbeidsmigranten conform de betreffende CAO betaalt en zij heeft erkend dat in dat CAO-loon geen vergoeding voor het verblijf is verwerkt. Zij heeft alleen gewezen op het causaal verband tussen werk en verblijf. Desgevraagd heeft belanghebbende hierover verklaard dat de arbeidsmigranten, ook als zij ziek zijn, bij hem op het erf mogen verblijven. Zij gaan namelijk tegelijk heen en terug van en naar Polen in een bus en kunnen daarom tussendoor niet naar Polen terugkeren.
13. De rechtbank is van oordeel dat bij deze stand van zaken in dit specifieke geval de heffingsambtenaar niet geslaagd is in het bewijs dat het verblijf tegen een vergoeding in welke vorm dan ook heeft plaatsgevonden. Aannemelijk is dat de kosten van de huisvesting van arbeidsmigranten op belanghebbende zelf drukken als onderdeel van zijn ondernemingskosten. Dat is begrijpelijk, gelet op het door belanghebbende aangevoerde personeelstekort.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal daarom de aanslagen en de uitspraken op bezwaar vernietigen.
15. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep heeft moeten maken. Het gaat hierbij om verletkosten van drie uur maal € 25 (voor reis- en zittingstijd) en een reiskostenvergoeding van € 29,34 ( [plaats] Gld. – Arnhem v.v.: 104,8 km maal 0,28). In totaal moet € 104,34 worden vergoed.
16. Omdat het beroep gegrond is, krijgt belanghebbende ook het door hem betaalde griffierecht terug.
17. De rechtbank heeft geconstateerd dat, ondanks het feit dat er samenhang is tussen de zaken 23/5908 en 23/5911, er in deze procedure tweemaal griffierecht is geheven. [1] Dat is ten onrechte geweest, want het gaat hier om samenhangende besluiten waartegen in één beroepschrift is opgekomen. Belanghebbende krijgt daarom in beide zaken het griffierecht terug, in één zaak van de rechtbank en in de andere zaak van de heffingsambtenaar.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag toeristenbelasting 2021 en de aanslag verblijfsbelasting 2022;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende ter hoogte van € 104,34;
  • draagt de heffingsambtenaar op het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden in de zaak met dossiernummer 23/5908;
  • bepaalt dat de griffie van de rechtbank het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 dient terug te betalen in de zaak met dossiernummer 23/5911.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.H. den Blaauwen-Jansen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030,
6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie art. 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht: ”Indien het een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten (…) betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. Dit griffierecht is gelijk aan het hoogste van de bedragen die bij toepassing van het tweede lid verschuldigd zouden zijn geweest”.