ECLI:NL:RBGEL:2025:3150

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
05.347935.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichtingen en diefstal door middel van valse sleutel

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere pogingen tot oplichting en diefstal door middel van valse sleutel. De verdachte, geboren in 2006 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichtingen en diefstal in vereniging. De feiten vonden plaats op 30 en 31 oktober 2024, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich voordeden als medewerkers van de politie en justitie. Ze belden slachtoffers op hun vaste telefoonlijn en probeerden hen op slinkse wijze te bewegen tot het afgeven van bankpassen en andere waardevolle spullen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op meerdere momenten betrokken was bij deze misdrijven, waarbij hij samenwerkte met medeverdachten en gebruik maakte van een belscript. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de pogingen tot oplichting en de diefstal bewezen, en legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/347935-24, 16/037606-25 (gev. ttz) en 16/228187-22 (tul)
Datum uitspraak : 23 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de PI [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. L.E. Toet, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging in parketnummer 05/347935-22, ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/347935-22
1.
hij op meerdere momenten op of omstreeks de periode 30 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024 te gemeente [plaats 1] en/of [plaats 3] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] , en/of
- [slachtoffer 11] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante geldbedragen, waarbij verdachte en/of zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie (boekje) met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen
van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 12] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 5] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 12] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 12] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 12] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 5] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 12] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 12] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [medeverdachte 1] en de veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 12] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 5] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere geldbedragen (met een totale waarde van 690 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincode/s) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, (een) geldbedrag(en) (contactloos) te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag(en)
van de rekening van voornoemde [slachtoffer 12] werd(en) afgeschreven.
parketnummer 16/037606-25
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2024 te [plaats 4] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het afgeven van zijn bankpassen, door
- die [slachtoffer 13] te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als [naam 2] , hulpofficier van politie en werkzaam op de [winkelstraat] in [plaats 4] ,
- te zeggen dat er twee mensen waren opgepakt voor bankhelpdeskfraude, dat zijn
Rabobankgegevens gevonden waren, dat zijn passen geblokkeerd moesten worden
en dat hij daar nieuwe voor zou krijgen,
- te zeggen dat hij bij het eerst piepje zijn oude pincode moest invoeren en vervolgens bij het tweede piepje een nieuwe pincode moet invoeren,
- te zeggen dat hij zijn passen in een envelop moest doen en moest wachten voor zijn flat,
- tijdens het wachten te vertellen dat ' [medeverdachte 1] ' de envelop op zou komen halen,
waarna die [slachtoffer 13] de envelop met daarin de bankpassen aan die ' [medeverdachte 1] '/de medeverdachte heeft overhandigd;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2024 te [plaats 4] 500 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bankpas en/of bijbehorende pincode/s) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet
gerechtigd was, een geldbedrag te pinnen, tengevolge waarvan genoemde geldbedrag van de rekening van voornoemde [slachtoffer 13] werd afgeschreven.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/347935-24 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 oktober 2024 werden de volgende personen (telefonisch) slachtoffer van poging tot oplichting onder de volgende omstandigheden -zakelijk weergegeven-:
- [slachtoffer 5] , wonende aan de [adres 2] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als [naam 3] van de politie. De avond ervoor was er een inval geweest bij haar op het hofje. Er werden wapens, plannen voor een inbraak en de gegevens van [slachtoffer 5] aangetroffen. [2]
- [slachtoffer 3] , wonende aan de [adres 3] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als [naam 4] van de politie [plaats 1] . Er waren twee mannen op de [straatnaam 1] aangehouden. In de auto werden inbrekerswerktuig, een revolver en een notitieboekje aangetroffen. In het notitieboekje stond dat het volgende adres dat de mannen zouden bezoeken de [adres 3] zou zijn. Toen [slachtoffer 3] doorverbonden zou worden met de officier van justitie, werd de verbinding verbroken. [3]
- [slachtoffer 2] , wonende aan de [adres 4] in [plaats 2] , gemeente [plaats 1] . De eerste beller vertelde dat er twee mannen waren aangehouden op de [straatnaam 2] (het oude adres van [slachtoffer 2] ). De verdachten waren in het bezit van een vuurwapen en een notitieboekje met de gegevens van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] werd doorverbonden. De tweede beller stelde zich voor als [naam 3] van de politie. Toen [slachtoffer 2] niet meer op deze beller reageerde, werd de verbinding verbroken. [4]
- [slachtoffer 4] , wonende aan de [adres 5] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie. Er zaten twee verdachten op het politiebureau. De verdachten hadden gegevens van [slachtoffer 4] en waren in het bezit van een wapen en inbrekersgereedschap. [slachtoffer 4] werd doorverbonden met de officier van justitie. De tweede beller stelde zich voor als meneer [naam 5] . [naam 5] vroeg of [slachtoffer 4] kostbaarheden of een kluis had. Toen [slachtoffer 4] zei dat hij de politie ging bellen, werd de verbinding verbroken. [5]
- [slachtoffer 6] , wonende aan het [adres 6] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als [naam 6] van de Rijkspolitie. Er waren twee inbrekers aangehouden. Zij hadden een pistool, inbrekersspullen en een notitieblokje met de gegevens van [slachtoffer 6] bij zich. De beller vroeg naar aanwezigheid van sieraden, een kluis, geld en de kleur van haar pinpas. Toen [slachtoffer 6] zei dat zij contact met haar dochter ging opnemen, werd de verbinding verbroken. [6]
- [slachtoffer 1] , wonende aan de [adres 7] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie. Er was een persoon aangehouden. In zijn auto lagen inbrekerswerktuigen en een aantekeningenboekje met de gegevens van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zou gebeld worden door justitie. Aan hen kon [slachtoffer 1] doorgeven of zij sieraden had. [slachtoffer 1] beëindigde het telefoongesprek. [7]
- [slachtoffer 8] , wonende aan het [adres 8] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie. Er waren twee mannen aangehouden met een notitieboekje met haar gegevens erin. De ene man had inbraakgereedschap bij zich en de andere man had een vuurwapen. De beller vroeg naar de kleur van de bankpas van [slachtoffer 8] en zei vervolgens dat de bankpas van [slachtoffer 8] was gekopieerd en daarom door hem was geblokkeerd. Er zou een nieuwe bankpas geleverd worden door [naam 7] . De oude pas moest eerst worden opgehaald door koerier [medeverdachte 1] , die er met tien minuten zou zijn. Toen [slachtoffer 8] zei dat zij geen bankpas zou meegeven, werd de verbinding verbroken. [8]
- [slachtoffer 7] , wonende aan de [adres 9] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie [plaats 1] . Er waren twee mannen in haar straat aangehouden die een boekje bij zich hadden met haar persoonsgegevens. Ook had de politie vuurwapens bij deze mannen aangetroffen. De mannen waren van plan om een overval op haar woning te plegen. De beller zei dat er sieraden klaargelegd moesten worden zodat de politie deze mee kon nemen. Er konden twee agenten langs gestuurd worden om de sieraden op te halen. Toen [slachtoffer 7] zei dat zij liever langs het politiebureau ging en naar een tijdstip vroeg waarop zij langs kon komen, werd de verbinding verbroken. [9]
Op 31 oktober 2024 werden de volgende personen (telefonisch) slachtoffer van poging tot oplichting onder de volgende omstandigheden -zakelijk weergegeven-:
- [slachtoffer 9] , wonende aan de [adres 10] in [plaats 3] . De beller stelde zich voor als hulpofficier [naam 8] , medewerker van de politie aan de [straatnaam 3] . Aan [slachtoffer 9] werd gevraagd of zij wist dat er veel diefstallen in de wijk werden gepleegd. Er werd daarnaast naar aanwezigheid van een kluis en sieraden gevraagd. [slachtoffer 9] moest haar sieraden in een zak doen en [naam 8] zou iemand sturen om de sieraden op te halen. Toen [slachtoffer 9] zei dat ze het gek vond dat hij allemaal vragen stelde, maar dat zij geen telefoonnummer van hem kreeg, werd het gesprek beëindigd. [slachtoffer 9] stond in de telefoongids onder de naam [slachtoffer 9] met vermelding van haar adres. [10]
- [slachtoffer 10] , wonende aan de [adres 11] in [plaats 3] . De beller stelde zich voor als een rechercheur van de politie. Er waren twee mannen aangehouden. Zij hadden inbrekersgereedschap bij zich en in de auto waren vuurwapens gevonden. Ook werd er een notitieboekje gevonden met de naam van [slachtoffer 10] erin. Toen [slachtoffer 10] vroeg of de beller zich telefonisch kon legitimeren of langs kon komen, beëindigde de beller het telefoongesprek. [11]
- [slachtoffer 11] heeft aangifte gedaan vanwege een delict gepleegd aan de [straatnaam 4] in [plaats 3] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie. Er waren twee verdachten personen aangehouden op de [straatnaam 4] . Er werd een notitieboekje aangetroffen met daarin de gegevens van [slachtoffer 11] . Hij werd gewaarschuwd voor inbrekers en er werd naar waardevolle spullen gevraagd. Toen [slachtoffer 11] antwoordde dat hij sieraden in huis had, zou de beller iemand langs sturen om deze sieraden te fotograferen voor de verzekering. Toen [slachtoffer 11] zei dat hij de volgende ochtend langs het politiebureau zou gaan, beëindigde de beller het telefoongesprek. [12]
Op 30 oktober 2024 en 31 oktober 2024 is vanuit een woning aan [adres 12] in [plaats 4] via de website detelefoongids.nl gezocht naar adressen en telefoonnummers van meerdere personen, waaronder aangevers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] . [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met uitzondering van de poging tot oplichting van [slachtoffer 10] , integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op 30 oktober 2024 kort in de woning aanwezig is geweest en één gesprek met een haler heeft gehad. Verdachte heeft hiermee geen significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan de poging tot oplichting en de oplichting gevolgd door de diefstal met valse sleutel. De aanwezigheid van de notitie met het belscript maakt verdachte ook geen medepleger. Ten aanzien van de poging tot oplichting op 31 oktober 2024 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat aangevers [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] zijn gebeld nadat verdachte was aangehouden. Verdachte kan daarom niet betrokken zijn bij het bellen van deze twee aangevers.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde aangiftes vast dat [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] op 30 oktober 2024 en [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] op 31 oktober 2024 gebeld zijn door personen die zich voor hebben gedaan als medewerkers van de politie en/of justitie.
Aan de aangevers werd verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde aangevers diefstallen plaatsvonden, dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitieboekje met daarin de gegevens van voornoemde aangevers. Indien de verbinding niet was verbroken, werd hen gevraagd of er kostbare spullen in huis waren. De rechtbank is hiermee van oordeel dat er is gepoogd om [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] op te lichten.
Niet ter discussie staat dat er is gepoogd om [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] ,
[slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] op te lichten. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte enige rol heeft gehad bij deze pogingen tot oplichting.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft over de poging tot oplichting van [slachtoffer 10] een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft op 31 oktober 2024 in de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] naar telefoonnummers gezocht via de website detelefoongids.nl en meerdere personen gebeld aan de hand van een belscript dat als notitie in zijn telefoon stond. De telefoon die voor het bellen werd gebruikt was een Alcatel. De simkaart in het toestel heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op 31 oktober 2024 gekocht. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij op 30 oktober 2024 in de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] een audiobericht heeft verstuurd. [14] Daarin heeft verdachte geprobeerd een jongen over te halen door te zeggen dat er geen risico was en dat er geen politie voor de deur van het slachtoffer stond. [15]
Over de overige pogingen tot oplichting heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij op 30 oktober 2024 wel in de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] is geweest, maar dat hij niet betrokken was bij de pogingen tot oplichting. Het belscript dat op zijn telefoon is aangetroffen is van 31 oktober 2024 en stond op 30 oktober 2024 niet op zijn telefoon. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat de pogingen tot oplichting van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] op 31 oktober 2024 na aanhouding van verdachte hebben plaatsgevonden.
De rechtbank reageert als volgt op dit verweer.
Rol van verdachte
De rechtbank zal eerst ingaan op de rol van verdachte bij de pogingen tot oplichting op 30 oktober 2024 en vervolgens op zijn rol bij de pogingen tot oplichting van [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] op 31 oktober 2024.
30 oktober 2024
De politie deed onderzoek naar de inhoud van de Apple iPhone 14 die onder verdachte in beslag is genomen. Uit dit onderzoek volgde dat er op 30 oktober 2024 om 01:18 uur een notitie is aangemaakt, die voor het laatst is gewijzigd op 31 oktober 2024. In deze notitie stond een belscript. [16] Van dit belscript is een screenshot opgenomen in het dossier. [17] De rechtbank neemt op deze foto waar dat de datum en tijd van de notitie met daarin het belscript van 30 oktober 2024 om 12:48 uur is. [18] Het belscript stond dus op 30 oktober 2024 om 12:48 uur op de telefoon van verdachte.
De internetgeschiedenis op de telefoon van verdachte is ook onderzocht. De website detelefoongids.nl is in totaal 411 keer bezocht, waarvan 345 keer op 31 oktober 2024. Er zijn vijf resultaten op de plaatsnaam [plaats 1] . Eén van de resultaten komt overeen met de achternaam van een slachtoffer van poging tot oplichting op 30 oktober 2024, namelijk de naam [naam 9] . [19] Aangeefster [slachtoffer 7] verklaarde dat [naam 9] de achternaam van haar man is. [slachtoffer 7] verklaarde daarnaast dat zij hoogstwaarschijnlijk onder de naam [naam 9] vermeld staat in de telefoongids. [20]
Door middel van een vordering ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering is achterhaald met welk telefoonnummer de slachtoffers op 30 oktober 2024 werden gebeld. Dit bleek om telefoonnummer [telefoonnummer 1] te gaan. Om 13:35:31 uur is er gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is gekoppeld aan het adres [adres 9] in [plaats 1] . Om 13:45:42 uur is er gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Het gesprek duurde 3726 seconden. Dit telefoonnummer is gekoppeld aan het adres het [adres 8] in [plaats 1] . [21]
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte heeft gezocht op de naam [naam 9] , de naam van de man van [slachtoffer 7] , via de website detelefoongids.nl. Zoals eerder vastgesteld, is aangeefster [slachtoffer 7] op 30 oktober 2024 slachtoffer geworden van een poging tot oplichting. Het adres [adres 9] in [plaats 1] is het adres van [slachtoffer 7] . Ondanks dat uit het dossier niet volgt op welke dag er met de telefoon van verdachte op de naam [naam 9] is gezocht, neemt de rechtbank aan dat dit is gebeurd op dezelfde dag als dat [slachtoffer 7] is gebeld. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte de naam en het telefoonnummer van [slachtoffer 7] op 30 oktober 2024 heeft opgezocht.
Onder medeverdachte [medeverdachte 1] is een Samsung A12 in beslag genomen. De politie heeft onderzoek gedaan naar de inhoud van deze telefoon. Via chatgesprekken van deze telefoon waren meerdere audioberichten verstuurd via Snapchat. Op de audioberichten waren twee verschillende mannenstemmen te horen. [22] In de bijlage van het proces-verbaal is het gesprek met [naam 1] opgenomen. Op pagina 337 neemt de rechtbank waar dat het audiobericht 22 is verstuurd op 30 oktober 2024 om 14:42:21 uur. [23] Verdachte heeft bekend dat hij het audiobericht met nummer 22 heeft ingesproken. Uit het onderzoek naar de gebelde nummers op 30 oktober 2024, zoals hierboven beschreven, volgt dat op 30 oktober 2024 om 13:45:42 uur is gebeld naar het telefoonnummer behorende bij het adres Het [adres 8] in [plaats 1] . Zoals eerder vastgesteld, is dit het adres van aangever [slachtoffer 8] . De rechtbank stelt vast dat gedurende de tijd dat werd gebeld naar aangeefster [slachtoffer 8] , verdachte het audiobericht heeft ingesproken en verstuurd naar [naam 1] . Verdachte probeerde met dit audiobericht [naam 1] over te halen naar de woning van [slachtoffer 8] te gaan door te zeggen dat er geen politie bij de woning aanwezig zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op deze wijze op 30 oktober 2024 meerdere handelingen heeft verricht die een significante bijdrage hebben geleverd aan de pogingen tot oplichting van - in ieder geval - [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] . Zo heeft verdachte een naam opgezocht, een spraakbericht naar een zogenaamde ophaler ingesproken en verstuurd en stond er een belscript op zijn telefoon. De verklaring van verdachte dat hij niet betrokken was en maar even in de woning aanwezig is geweest, acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. Gelet op de tijdstippen van het belscript (12:48 uur) en de uitgaande oproep naar [slachtoffer 7] (13:35:31 uur), de uitgaande oproep naar [slachtoffer 8] (13:45:42 uur, gedurende 1 uur en 2 minuten) en het audiobericht (14:42:21 uur), is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 30 oktober 2024 in de middag in de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] aanwezig is geweest. Diezelfde middag hebben de pogingen tot oplichting vanuit deze woning plaatsgevonden.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij de overige slachtoffers (naast [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] ) telefoonnummers heeft opgezocht, hen heeft gebeld of anderen heeft aangestuurd, moet de rechtbank beoordelen of er sprake is van medeplegen door verdachte van de poging tot oplichting van die andere slachtoffers. De rechtbank zal dit behandelen na de overwegingen over de betrokkenheid van verdachte bij de pogingen tot oplichting op 31 oktober 2024.
31 oktober 2024
[slachtoffer 9] verklaarde in haar aangifte dat zij voor haar vergadering op 31 oktober 2024 om 19:30 uur gebeld werd. Zij dacht dat het rond 19:00 uur was. [24] [slachtoffer 11] verklaarde dat hij op 31 oktober 2024 rond 18:45 uur werd gebeld. [25] De politie trad op 31 oktober 2024 rond 18:37 uur de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] binnen en hield verdachte vervolgens aan. [26]
Niet ter discussie staat dat er op 31 oktober 2024 door verdachte en/of door medeverdachte(n) gebeld werd met een Alcatel. Uit onderzoek naar deze telefoon volgde dat met het toestel om 17:52:51 uur naar [slachtoffer 9] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 9] ) werd gebeld. Om 18:17:44 uur werd [slachtoffer 10] gebeld. [slachtoffer 11] werd om 18:22:49 uur gebeld. [27] Verbalisant [verbalisant 1] zag in de internetgeschiedenis van de Apple iPhone 14 van verdachte dat er op 31 oktober 2024 om 17:44 uur via de website detelefoongids.nl werd gezocht op de achternaam “ [slachtoffer 10] ” in [plaats 3] . [28] Uit aanvullend onderzoek aan de telefoon van verdachte bleek dat op de website van detelefoongids.nl om 18:22 uur op de naam “ [slachtoffer 11] ” wonend in [plaats 3] was gezocht. [29]
Verdachte heeft dus op 31 oktober 2024 gezocht naar de naam “ [slachtoffer 10] ” en zo de gegevens van zowel [slachtoffer 10] als [slachtoffer 9] ( [slachtoffer 9] ) heeft gevonden. Kort hierna werden beide aangevers gebeld. Daarnaast heeft verdachte met zijn telefoon op de naam “ [slachtoffer 11] ” gezocht. Nog in dezelfde minuut werd [slachtoffer 11] gebeld. Dat beide slachtoffers in hun aangifte spreken over tijdstippen rond 18:45 uur en 19:00 uur is niet onbegrijpelijk. Het betreft in beide gevallen een schatting die niet veel van de werkelijke tijden afligt. Gelet op de telefoongegevens zijn [slachtoffer 9] en [slachtoffer 11] gebeld voordat de politie rond 18:37 uur de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] is binnengetreden en verdachte vervolgens heeft aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij alle drie de pogingen tot oplichting op 31 oktober 2024 betrokken is geweest door het opzoeken van de gegevens van [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] . Het verweer van de raadsvrouw wordt met het voorgaande weerlegd.
Medeplegen
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij mensen heeft aangestuurd om naar de deuren van de slachtoffers te gaan. [30] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat er op 30 en 31 oktober 2024 gebruik werd gemaakt van zijn woning aan de [adres 12] in [plaats 4] . Ook heeft [medeverdachte 2] op 30 oktober 2024 naar telefoonnummers gezocht en mensen gebeld om die mensen op te lichten. [31] Zoals hierboven vastgesteld, heeft verdachte op 30 en 31 oktober 2024 telefoonnummers opgezocht, een audiobericht naar een haler gestuurd en mensen gebeld.
Gelet op wat reeds is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Immers, deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als medewerkers van politie en/of justitie om zodoende beschikking te krijgen over bankpassen, pincodes en waardevolle goederen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taken en wezenlijke bijdrage had. Verdachte heeft steeds in nauw contact gestaan met zijn medeverdachten, zij waren aanwezig in dezelfde woning en maakten gezamenlijk gebruik van een telefoon om mee te bellen. Verdachte heeft daarbij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op 31 oktober 2024 een simkaart aangeschaft, die kort daarna is gebruikt bij de pogingen tot oplichting. Ook werkte verdachte nauw met de medeverdachten samen om het oplichtingstraject uit te voeren. Verdachte had daarbij kennis van de handelingen van zijn medeverdachten, terwijl van een ondergeschikte rol is niet gebleken. Verdachte en zijn mede verdachten wisselden ook van rol. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Conclusie
Gelet op voornoemd medeplegen en het korte tijdsbestek waarbinnen de pogingen tot oplichting op 30 oktober 2024 in de middag hebben plaatsgevonden, is daarmee de betrokkenheid van verdachte bij de andere pogingen (naast [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] ) op 30 oktober 2024 ook bewezen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten het medeplegen van poging tot oplichting op 30 oktober 2024 en 31 oktober 2024.
Feiten 2 en 3
[slachtoffer 12] deed aangifte van oplichting gepleegd op 30 oktober 2024. Zij werd op 30 oktober 2024 om 16:00 uur gebeld. De beller stelde zich voor als medewerker van de politie [plaats 5] . Hij vertelde [slachtoffer 12] dat er in de nacht van 29 oktober 2024 twee personen waren aangehouden op de galerij op de achtste verdieping. De personen die waren aangehouden, wilden volgens de politie inbreken in haar woning aan de [adres 13] in [plaats 5] . Daarna vroeg de beller of [slachtoffer 12] in het bezit was van juwelen of een kluis. Toen [slachtoffer 12] antwoordde dat dit niet het geval was, vroeg de beller of zij haar bankpasjes wilde inleveren. Een medewerker van de politie [plaats 5] , genaamd [naam 7] , zou komen om nieuwe bankpasjes te brengen. [medeverdachte 1] zou de oude bankpas ophalen. De beller gaf daarbij de code 1225. [slachtoffer 12] deed haar bankpassen van de Rabobank en de ABN Amro bank in een envelop. Omstreeks 17:15 uur kwam [medeverdachte 1] bij haar aan de deur. Hij gaf de afgesproken code. [slachtoffer 12] gaf hem de envelop mee. Nadat [slachtoffer 12] de envelop had meegegeven, werd de verbinding verbroken. Er werd € 500,- afgeschreven van haar Rabobankrekening en € 190,- van haar ABN Amro rekening. [32] Uit twee bankafschriften van [slachtoffer 12] volgde dat de afgeschreven bedragen overeenkwamen met de genoemde geldbedragen in de aangifte. De bedragen zijn opgenomen bij de Geldmaat aan het [adres 14] in [plaats 5] . Het bedrag van € 500,- werd op 30 oktober 2024 om 17:05 uur afgeschreven. Het bedrag van € 190,- werd om 30 oktober 2024 17:07 uur afgeschreven. [33]
In de onder medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen Samsung A12 is het volgende Snapchat-gesprek tussen de gebruiker van de telefoon ( [adres 15] ) en [naam 1] aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover relevant voor de bewijsvoering voor het ten laste gelegde feit 2:
Op 30 oktober 2024 tussen 16:20 uur en 16:58 uur:
“97: [adres 13]
97: Gas
WS: Jaa onderweg nu gelijk
(…)
97: Snap me als je om de hoek staat
97: Niet zomaar lopen
97: Naar de deur
WS: Oké
97: [medeverdachte 1]
97: 1225 code
(…)
WS: Geld maat 5 min
97: Zoek gelmaat
WS: Perfect
97: Top
WS: Leg uit
(…)
97: 0837
97: Abn
97: 0819” [34]
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 12] op 30 oktober 2024 haar bankpassen heeft afgegeven nadat zij werd gebeld met het verhaal dat er twee personen waren aangehouden die bij haar woning aan de [adres 13] wilde inbreken. [naam 7] van de politie [plaats 5] zou haar nieuwe bankpassen komen brengen en [medeverdachte 1] zou de oude bankpasjes ophalen. Er werd daarbij een code (1225) afgesproken. De persoon die vervolgens aan de deur kwam stelde zich voor als [medeverdachte 1] en meldde de afgesproken code. Er werd van de twee afgegeven bankpassen € 500,- en € 190,- euro opgenomen bij een Geldmaat in [plaats 5] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat de gebruiker van de Samsung A12 via Snapchat de haler heeft aangestuurd.
Zoals onder feit 1 is beschreven, zijn vanuit de woning aan de [adres 12] in [plaats 4] op 30 oktober 2024 meerdere personen gebeld door zogenaamde medewerkers van de politie. Daarbij is onder andere gebruik gemaakt van de Samsung A12. De rechtbank gaat ervan uit dat [slachtoffer 12] is gebeld door één van de aldaar aanwezige verdachten. De rechtbank heeft onder feit 1 uiteengezet dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat zij allemaal hebben bijgedragen aan het opzoeken van nummers, het bellen van personen en het aansturen van mensen. Dat geldt ook voor het opzoeken van het telefoonnummer en adres van [slachtoffer 12] , het bellen van [slachtoffer 12] en het aansturen van de haler van de bankpassen. Verdachte heeft hieraan een substantiële bijdrage geleverd. Dat er geen gegevens van [slachtoffer 12] op zijn telefoon zijn aangetroffen, doet daar niet aan af. De gegevens zijn immers wel aangetroffen op de gezamenlijk gebruikte telefoon. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders en de persoon die de bankpassen bij [slachtoffer 12] heeft opgehaald en vervolgens de geldbedragen heeft opgenomen. Deze persoon is aangestuurd door het geven van het adres, de (valse) naam en de code. Daarnaast is er na het ophalen van de bankpassen nauw contact geweest over het gaan naar de Geldmaat en de pincodes van de passen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 12] heeft opgelicht (feit 2) en vervolgens tezamen en in vereniging een geldbedrag van € 690,- heeft weggenomen door middel van een valse sleutel (feit 3).
Parketnummer 16/037606-25 [35]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat tussen het signalement van de dader en het signalement van verdachte essentiële verschillen zitten. Zo heeft verdachte een beduidend jongere leeftijd en een donkere ringbaard. De beelden van de dader zijn te onduidelijk om voor een herkenning te kunnen gebruiken. In de vordering tot verstrekking van de beelden van de Geldmaat staat aangegeven dat onduidelijk is bij welke Geldmaat is gepind. Er kan niet worden geverifieerd of de Geldmaat in het dossier de Geldmaat is geweest waar de desbetreffende € 500,- is gepind. Daarnaast wordt er op de beelden niet waargenomen dat er € 500,- wordt opgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van het volgende.
[slachtoffer 13] werd op 31 mei 2024 om 15:46 uur gebeld op zijn vaste telefoonlijn in zijn woning aan het [adres 16] in [plaats 4] . De beller stelde zich voor als [naam 2] , hulpofficier van justitie en werkzaam op de [winkelstraat] in [plaats 4] . De beller vertelde [slachtoffer 13] dat de politie in Bussum twee jongens had gearresteerd voor bankhelpdeskfraude. De Rabobankgegevens van [slachtoffer 13] waren gevonden in die zaak. Het ging om de creditcard en de betaalpas. De beller zei tegen [slachtoffer 13] dat zijn passen geblokkeerd moesten worden en dat hij nieuwe passen zou krijgen. [slachtoffer 13] moest zijn pincode invoeren en een nieuwe bedenken. Wanneer [slachtoffer 13] één piepje hoorde, moest hij zijn oude pincode intoetsen. Bij het horen van twee piepjes, moest hij een nieuwe pincode intoetsen. [slachtoffer 13] deed dit. De beller vertelde [slachtoffer 13] dat hij naar de voordeur van zijn flat moest gaan om daar te wachten met een envelop met daarin zijn passen. [slachtoffer 13] moest buiten wachten op [medeverdachte 1] . [slachtoffer 13] deed dit. Tijdens het wachten had hij de beller aan de telefoon. Toen [medeverdachte 1] er was, werd de verbinding verbroken. [slachtoffer 13] beschreef [medeverdachte 1] als een man tussen de 35 en 40 jaar, met blanke huidskleur, kort donker haar, geen gezichtshaar, een wit T-shirt en een donkere broek. [slachtoffer 13] gaf zijn bankpassen aan [medeverdachte 1] . Het ging om een betaalpas van de Rabobank en een creditcard. [medeverdachte 1] liep richting de parkeerplaats voor de flat en was snel weg. [slachtoffer 13] blokkeerde zijn rekeningen toen hij weer thuis was, maar zag dat er op 31 mei 2024 om 16:11 uur € 500,- euro was opgenomen van zijn rekening bij de Rabobank bij de Geldmaat [locatie] [plaats 4] . [36]
De politie verrichtte op 31 mei 2024 een buurtonderzoek. Op het adres [adres 17] waren camerabeelden beschikbaar. Op de beelden was te zien dat de verdachte aan kwam lopen en het slachtoffer aansprak. Daarna overhandigde het slachtoffer een envelop. Na het overhandigen liep de verdachte weg. [37]
Van Geldmaat BV werd verstrekking van beelden van beveiligingscamera’s ex artikel 126nda van het Wetboek van Strafvordering gevorderd. Het ging om alle camerabeelden van de periode 31 mei 2024 16:05 uur tot 31 mei 2024 16:15 uur. In de vordering werd verder vermeld dat het ging om één van de geldautomaten op de [straatnaam 5] in [plaats 4] . Het was de politie onbekend om welke automaat het ging. Daarnaast werd vermeld dat er op 31 mei 2024 om 16:11 uur een bedrag van € 500,- werd gepind. [38]
Op de door Geldmaat aangeleverde camerabeelden was op het eerste aangeleverde bestand te zien dat om 16:10:04 uur een man aan komt lopen. Op een tweede bestand verrichtte de eerder beschreven man verschillende handelingen bij de bankautomaat. De persoon op de beelden wordt omschreven als een man met zwart haar, donkere ringbaard en donkere wenkbrauwen, donkere pet, wit T-shirt en donkere grijze broek. [39]
Verdachte heeft bevestigd dat hij de persoon op de beelden van de Geldmaat is. [40]
Verbalisant [verbalisant 2] bekeek de camerabeelden en herkent de man op de beelden afkomstig van het buurtonderzoek als de pinner op de beelden van de Geldmaat. [verbalisant 2] zocht op Google Maps naar de afstand tussen het adres van [slachtoffer 13] en het adres van de pinautomaat. Volgens Google Maps was het zeven minuten rijden met de auto of tien minuten fietsen. [verbalisant 2] zag dat de persoon op de beelden die de envelop met daarin de bankpassen ophaalde om 15:57:24 uur wegliep van het adres van [slachtoffer 13] . Op de beelden van de Geldmaat zag [verbalisant 2] dat de pinner op om 16:10:04 uur bij de pinautomaat kwam aanlopen. Hier zitten 12 minuten en 40 seconden tussen. [41]
De rechtbank is van oordeel dat de beelden die zijn verstrekt door Geldmaat BV, de beelden zijn waarop de persoon te zien is die het geldbedrag van € 500,- heeft gepind van de rekening van [slachtoffer 13] . In de vordering staat duidelijk vermeld om welk bedrag het gaat en hoe laat dit bedrag is opgenomen. Dat Geldmaat andere beelden heeft verstrekt van een persoon die op hetzelfde tijdstip bij een (andere) Geldmaat stond en die geen € 500,- heeft opgenomen, acht de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsvrouw niet opgaat. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het in dit stadium van het onderzoek aan de verdediging was om het verweer meer te onderbouwen dan zij heeft gedaan.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte degene is die op de beelden bij de Geldmaat te zien is en het bedrag van € 500,- opneemt. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte ook degene is geweest die de envelop met daarin de bankpassen bij [slachtoffer 13] heeft opgehaald. Dat [slachtoffer 13] de persoon beschreef als iemand met een hogere leeftijd dan die van verdachte en zonder gezichtsbeharing, betekent niet dat verdachte niet deze persoon kan zijn. Het is niet ondenkbaar dat [slachtoffer 13] verdachte te oud heeft ingeschat en niet goed op gezichtsbeharing heeft gelet. Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de beelden bij de woning van [slachtoffer 13] en op de beelden van de Geldmaat de persoon herkend als dezelfde persoon. De rechtbank gaat uit van deze lezing, mede gelet op de verdere overeenkomstige beschrijving van de kleding.
Verdachte heeft de bankpassen opgehaald bij [slachtoffer 13] , nadat een andere
(onbekend gebleven) persoon [slachtoffer 13] heeft gebeld, zich voordoende als hulpofficier van justitie. Verdachte is in overleg met die persoon naar de woning van [slachtoffer 13] gegaan en heeft zich voorgesteld als [medeverdachte 1] . Door tegen [slachtoffer 13] te zeggen dat zijn gegevens waren gevonden nadat er personen waren aangehouden, is hij bewogen tot afgifte van deze bankpassen. Daarnaast heeft [slachtoffer 13] ook zijn pincode moeten invoeren. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven persoon.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde: het medeplegen van oplichting.
Vervolgens is verdachte met de bankpas naar een pinautomaat gegaan en heeft een bedrag van € 500,- opgenomen van de bankrekening van [slachtoffer 13] . De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het onder feit 2 tenlastegelegde: diefstal door middel van een valse sleutel (bankpas en bijbehorende pincode).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/347935-24 feiten 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 16/037606-25 feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/347935-24
1.
hij op meerdere momenten
inop of omstreeksde periode 30 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024
te gemeente [plaats 1] en/of [plaats 3] althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, (telkens
)ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door
(telkens
)het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] , en
/of
- [slachtoffer 11] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens,te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante geldbedragen, waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en
/ofinbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie
(boekje
)met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en
/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks30 oktober 2024 te gemeente [plaats 5] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse
hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen
van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 12] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 5] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 12] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 12] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 12] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 5] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer 12] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 12] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [medeverdachte 1] en de veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 12] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op
of omstreeks30 oktober 2024 te gemeente [plaats 5]
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,meerdere geldbedragen
(met een totale waarde van 690 euro
), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 12]
, in elk geval aan een ander,toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte,
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met
een ofmeerdere bankpassen
en/of bijbehorende pincode/s)tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was,
(een)geldbedrag
(en
) (contactloos)te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag
(en
)
van de rekening van voornoemde [slachtoffer 12] werd
(en
)afgeschreven.
parketnummer 16/037606-25
1.
hij op
of omstreeks31 mei 2024 te [plaats 4] ,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofvan een valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het afgeven van zijn bankpassen, door
- die [slachtoffer 13] te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als [naam 2] , hulpofficier van politie en werkzaam op de [winkelstraat] in [plaats 4] ,
- te zeggen dat er twee mensen waren opgepakt voor bankhelpdeskfraude, dat zijn
Rabobankgegevens gevonden waren, dat zijn passen geblokkeerd moesten worden
en dat hij daar nieuwe voor zou krijgen,
- te zeggen dat hij bij het eerst piepje zijn oude pincode moest invoeren en vervolgens bij het tweede piepje een nieuwe pincode moet invoeren,
- te zeggen dat hij zijn passen in een envelop moest doen en moest wachten voor zijn flat,
- tijdens het wachten te vertellen dat ' [medeverdachte 1] ' de envelop op zou komen halen,
waarna die [slachtoffer 13] de envelop met daarin de bankpassen aan die ' [medeverdachte 1] '
/de medeverdachteheeft overhandigd;
2.
hij op
of omstreeks31 mei 2024 te [plaats 4] 500 euro
, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 13]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bankpas en
/ofbijbehorende pincode
/s
)tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet
gerechtigd was, een geldbedrag te pinnen, tengevolge waarvan genoemde geldbedrag van de rekening van voornoemde [slachtoffer 13] werd afgeschreven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/347935-24 feit 1:
medeplegen van poging tot oplichting, meermaals gepleegd;
parketnummer 05/347935-24 feit 2 en parketnummer 16/228187-22 feit 1
medeplegen van oplichting;
parketnummer 05/347935-24 feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
parketnummer 16/228187-22 feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met en proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit. De raadsvrouw verzoekt daarbij om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om een aanvullende voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van
28 maart 2025.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 30 en 31 oktober 2024 in zeer korte tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting van 11 slachtoffers, het medeplegen van oplichting van slachtoffer [slachtoffer 12] en diefstal in vereniging van meerdere geldbedragen van [slachtoffer 12] . Verdachte en zijn mededaders hebben alle slachtoffers op hun vaste telefoonlijn gebeld en op slinkse wijze geprobeerd om bankpassen of andere waardevolle spullen zoals contant geld en sieraden af te nemen. Verdachte en zijn mededaders deden zich hierbij voor als medewerkers van politie en justitie. In veel gevallen werd er gezegd dat er personen waren aangehouden waarbij gegevens van de slachtoffers waren aangetroffen. Vaak werd benoemd dat onder die aangehouden personen ook nog inbrekerswerktuigen en wapens waren aangetroffen. Zo werd de indruk gewekt dat er een overval op de woning van de slachtoffers plaats zou vinden. Dit zijn ernstige feiten die, naast financiële schade bij het slachtoffer van de voltooide oplichting, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij alle slachtoffers teweeg hebben gebracht. Ook is het vertrouwen van de slachtoffers hiermee ernstig misbruikt. Het is extra kwalijk dat verdachte en zijn mededaders juist oudere mensen tot slachtoffer hebben gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen van mensen in politie en justitie. Een van de slachtoffers heeft daadwerkelijk de bankpassen afgegeven. Nog voor de bankpassen geblokkeerd konden worden, werden er al geldbedragen afgeschreven.
Ook op 31 mei 2024 heeft verdachte zich al eerder schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal van geldbedragen van het slachtoffer van de oplichting. Ook hier deden verdachte en zijn mededader zich voor als medewerkers van de politie en werd gedaan alsof er mensen waren aangehouden die gegevens van het slachtoffer bij zich droegen. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel loopt verdachte in een proeftijd voor een geweldsdelict.
Uit het reclasseringsadvies van 28 maart 2025 blijkt dat de reclassering gelet op twee openstaande zaken (de rechtbank begrijpt: parketnummer 16/037606-25 gevoegd bij deze zaak en parketnummer 16/037817-25) een patroon lijkt te zien met betrekking tot het plegen van vermogensfeiten. Bij een veroordeling is verdachte binnen zijn proeftijd en lopend reclasseringstraject bij de jeugdreclassering gerecidiveerd. Verdachte heeft een stabiele vorm van huisvesting en er zijn geen aanwijzingen van problematisch middelengebruik. Het ontbreekt verdachte momenteel aan een vaste dagstructuur en inkomen. Verdachte stelt volgens de reclassering zicht te hebben op een dagbesteding als glazenwasser en een stabiel inkomen, hetgeen de risico’s voor vermogensdelicten mogelijk kan beperken en kan bijdragen aan het verminderen van de schuldenlast. Het is voor de reclassering duidelijk dat verdachte onderdeel uit lijkt te maken van een negatief sociaal netwerk in [plaats 4] . Daarbij lijkt bij verdachte sprake van een beperkt psychosociaal functioneren. Voorts zou bij verdachte sprake zijn van een ernstige normoverschrijdende-gedragsstoornis en een persisterende aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis in emoties en gedrag, zo blijkt uit een eerdere NIFP-rapportage uit 2022. Gezien het feit dat verdachte, bij veroordeling, gerecidiveerd is binnen een lopende proeftijd bij de jeugdreclassering, acht de reclassering het opleggen van een nieuw reclasseringstoezicht bij de volwassenreclassering geïndiceerd. Tijdens het toezicht kan verdachte een start maken met zijn behandeling bij De Waag en kan hij werken aan een vaste dagstructuur door middel van een betaalde vorm van dagbesteding. De reclassering adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen. Het risico op recidive is hoog. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en dagbesteding.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten, met in totaal 13 slachtoffers. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf hoger is dan de feiten rechtvaardigen, mede gelet op de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. De rechtbank ziet bovendien in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn leeftijd, en in het reclasseringsadvies aanleiding om een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daaraan worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en dagbesteding.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang af. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de dag waarop de voorlopige hechtenis gelijk is aan de straf.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 12]
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in verband met feiten 2 en 3 (parketnummer 05/347935-24) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 690,- aan materiële schade en € 2.000,-/€ 2.500,- aan immateriële schade, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 690,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de vordering niet is ondertekend door [slachtoffer 12] . Ook heeft zij niet de machtiging van haar dochter mevrouw [naam 10] ondertekend. Hiermee is de machtiging niet rechtsgeldig. Subsidiair heeft de raadsvrouw gelet op de bepleite vrijspraak gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering tot immateriële schade onvoldoende onderbouwd is en niet passend is bij de feiten. De vordering dient om die reden te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet door [slachtoffer 12] zelf ondertekend is en dat zij ook de machtiging van [naam 10] niet heeft ondertekend. Daarom moet de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, die onderbouwd is, van € 690,- kan worden toegekend.
Voor zover het gaat om de gevorderde immateriële schade (smartengeld) oordeelt de rechtbank als volgt. Voor het toewijzen van dit onderdeel van de vordering moet sprake zijn van het "andere wijze in de persoon aangetast” zijn, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke schade kan in sommige gevallen al volgen uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit. Gelet op de wet en de jurisprudentie ligt de lat hoog voor een normschending die leidt tot het aannemen van aantasting in de persoon als hier bedoeld in de wet. Bij oplichting is in beginsel niet voldoende om te spreken van een zodanige normschending, tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden. De oplichting heeft telefonisch plaatsgevonden, zonder bedreiging en heeft relatief kort geduurd. De rechtbank kan vooralsnog niet vaststellen dat deze oplichting een zodanige normschending met zich meebrengt dat aantasting van de persoon (zonder vastgesteld geestelijk letsel) kan worden aangenomen. Gelet op de summiere onderbouwing van de vordering van benadeelde, is naar het oordeel van de rechtbank een nadere onderbouwing nodig waarbij eventuele bewijslevering nodig kan zijn. Omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zal de rechtbank voor dit onderdeel van de vordering daarom geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Indien benadeelde meent deze schade te hebben geleden, kan zij zich die vordering alsnog onderbouwen en bij de burgerlijke rechter instellen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 690,-. Verdachte wordt verplicht het ten behoeve van de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De benadeelde partij [slachtoffer 13]
De benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft in verband met feiten 1 en 2 (parketnummer 16/037606-25 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen moet worden dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadepost van het geldbedrag van € 500,- niet inhoudelijk is betwist. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft het geldbedrag van € 500,- kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 31 mei 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een telefoontoestel (Apple, goednummer PL0600-2024513705-G3323277) in beslag genomen. De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de telefoon. De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen telefoon verbeurd verklaren, omdat met behulp van deze telefoon feiten 1 en 2 (parketnummer 05/347935-24) zijn begaan.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 16/228187-22)

De rechtbank heeft verdachte op 20 juni 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf (jeugddetentie) van 123 dagen.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de straf is opgelegd voor een andersoortig feit. Daarnaast blijkt uit de rapportage van de jeugdreclasseerder van 12 februari 2025 dat het van groot belang wordt geacht dat verdachte een behandeling zal volgen bij De Waag.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Dat het gaat om een ander strafbaar feit doet hier in dit geval niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.
De rechtbank zal de gevangenisstraf echter wel omzetten, en een taakstraf van 240 uren gelasten. De rechtbank acht op dit moment een taakstraf passender dan tenuitvoerlegging van 123 dagen jeugddetentie.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 56, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt de veroordeelde zich binnen 3 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293, 8233 GT Lelystad;
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling;
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met:
[slachtoffer 5] , geboren op [geboortedag 2] 1942,
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 3] 1967,
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 4] 1968,
[slachtoffer 4] , geboren op [geboortedag 5] 1951,
[slachtoffer 6] , geboren op [geboortedag 6] 1948,
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 7] 1940,
[slachtoffer 8] , geboren op [geboortedag 8] 1968,
[slachtoffer 7] , geboren op [geboortedag 9] 1940,
[slachtoffer 9] , geboren op [geboortedag 10] 1939,
[slachtoffer 10] , geboren op [geboortedag 11] 1950,
[slachtoffer 11] , geboren op [geboortedag 12] 1948,
[slachtoffer 12] , geboren op [geboortedag 13] 1944,
[slachtoffer 13] , geboren op [geboortedag 14] 1940;
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 15] 2005,
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 16] 2003;
- de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt;
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 verklaart verbeurd het telefoontoestel (Apple, goednummer PL0600-2024513705-G3323277);
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 20 juni 2023 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 123 dagen jeugddetentie (parketnummer 16/228187-22);
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie een taakstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 wijst af het verzoek tot onmiddellijke opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 12] en
[slachtoffer 13]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1 en 2 onder parketnummer 16/037606-25 tot betaling van schadevergoeding aan de
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 12]niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente (benadeelde partij [slachtoffer 13] ) vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 13] € 500,- 10 dagen;
2. [slachtoffer 12] € 690,- 13 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag (benadeelde partij [slachtoffer 12] ) betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2025.
mr. Van Veldhuizen is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024514554, gesloten op 7 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 638-639.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 641.
4.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 646-647.
5.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 651-652.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 656.
7.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 661.
8.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 664-665.
9.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 668.
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 673-674.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 676.
12.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 679; het proces-verbaal van bevindingen, p. 681.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 137-138.
14.In het procesdossier voorzien van bestandsnaam ‘Audio 22’
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 437-439.
17.Foto 9, p. 499.
18.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer van 9 april 2025.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 439-440.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 671.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 615-616.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 317-322.
23.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer van 9 april 2025.
24.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 674.
25.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 679; het proces-verbaal van bevindingen, p. 681.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 158.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 599-601.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 440.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 487.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 788.
31.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 731-732.
32.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , p. 683-685.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, aanvullend proces-verbaal ingekomen d.d. 17 februari 2025.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 318 en 321.
35.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Midden-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0900-2024171500, gesloten op 24 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
36.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 13] , p. 6-7.
37.Het proces-verbaal bevindingen buurtonderzoek, p. 11.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten: “vordering verstrekking beelden van beveiligingscamera’s”, p. 45.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
40.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
41.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 18.