ECLI:NL:RBGEL:2025:3152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
05.347929.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen oplichting, medeplegen van poging tot oplichting en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging. De verdachte en zijn mededaders hebben op slinkse wijze slachtoffers benaderd via hun vaste telefoonlijn, zich voordoend als medewerkers van politie en justitie, met als doel bankpassen en andere waardevolle spullen te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 oktober 2024 samen met anderen meerdere slachtoffers heeft geprobeerd op te lichten door hen te bellen en te misleiden. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als medepleger van de feiten beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 249 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast is er een taakstraf van 140 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte ten behoeve van een benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/347929-24
Datum uitspraak : 23 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. D.R. Kops, advocaat in Breukelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere momenten op 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] , en/of
- [slachtoffer 8] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante
geldbedragen,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen
plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of
inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie(boekje) met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 9] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 3] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 9] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 9] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 9] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 3] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [naam 1] naar de woning van [slachtoffer 9] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 9] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [naam 1] en de
veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 9] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere geldbedragen (met een totale
waarde van 690 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincode/s) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, (een) geldbedrag(en) (contactloos) te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag(en) van de rekening van voornoemde [slachtoffer 9] werd(en) afgeschreven;
4.
de medeverdachten, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , althans anderen, op meerdere momenten op 31 oktober 2024 te gemeente [plaats 4] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 10] ,
- [slachtoffer 11] , en/of
- [slachtoffer 12] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante
geldbedragen,
waarbij zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of
inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie(boekje) met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 31 oktober 2024 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn internetverbinding en/of zijn woning ter
beschikking te stellen als ontmoetingsplek en/of callcenter.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 oktober 2024 werden de volgende personen (telefonisch) slachtoffer van poging tot oplichting onder de volgende omstandigheden -zakelijk weergegeven-:
- [slachtoffer 8] , wonende aan het [adres 2] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie. Er waren twee mannen aangehouden met een notitieboekje met haar gegevens erin. De ene man had inbraakgereedschap bij zich en de andere man had een vuurwapen. De beller vroeg naar de kleur van de bankpas van [slachtoffer 8] en zei vervolgens dat de bankpas van [slachtoffer 8] was gekopieerd en daarom door hem was geblokkeerd. Er zou een nieuwe bankpas geleverd worden door [naam 2] . De oude pas moest eerst worden opgehaald door koerier [naam 1] , die er met tien minuten zou zijn. Toen [slachtoffer 8] zei dat zij geen bankpas zou meegeven, werd de verbinding verbroken. [2]
- [slachtoffer 7] , wonende aan de [adres 3] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie [plaats 1] . Er waren twee mannen in haar straat aangehouden die een boekje bij zich hadden met haar persoonsgegevens. Ook had de politie vuurwapens bij deze mannen aangetroffen. De mannen waren van plan om een overval op haar woning te plegen. De beller zei dat er sieraden klaargelegd moesten worden zodat de politie deze mee kon nemen. Er konden twee agenten langs gestuurd worden om de sieraden op te halen. Toen [slachtoffer 7] zei dat zij liever langs het politiebureau ging en naar een tijdstip vroeg waarop zij langs kon komen, werd de verbinding verbroken. [3]
Op 30 en 31 oktober 2024 is vanuit een woning aan [adres 1] in [plaats 2] via de website detelefoongids.nl gezocht naar adressen en telefoonnummers van meerdere personen, waaronder aangevers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] . [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de poging tot oplichting van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (feit 1) en ten aanzien van feiten 2 en 3 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen rol heeft gehad bij het opzoeken of bellen van deze slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte enige bijdrage van gewicht heeft gehad. Verdachte ten aanzien van slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] alleen maar zijn woning ter beschikking gesteld.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is, met uitzondering van de slachtoffers [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] , sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 638;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 641;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 646-647;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 651-652;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 656-657;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 661;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
Slachtoffers [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7]
Zoals onder de feiten vastgesteld, zijn [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] slachtoffer geworden van poging tot oplichting. Verdachte heeft verklaard dat er op 30 oktober 2024 gebruikt werd gemaakt van zijn woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Ook heeft verdachte op 30 oktober 2024 naar telefoonnummers gezocht en mensen gebeld met de bedoeling die mensen op te lichten. Er waren meerdere personen in de woning aanwezig. Toen het bellen naar de slachtoffers niet goed ging, hielp verdachte de anderen (de rechtbank begrijpt: medeverdachten) waar nodig. [5]
Omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de adressen en telefoonnummers van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] heeft opgezocht of dat hij degene is geweest die deze slachtoffers heeft gebeld, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen. Anders dan door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte de rol van medepleger – en dus niet van medeplichtige – is geweest. Zij overweegt daartoe als volgt.
Medeplegen
Er was een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Immers, deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als medewerkers van politie en/of justitie om zodoende beschikking te krijgen over bankpassen, pincodes en waardevolle goederen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taken en wezenlijke bijdrage had. Verdachte heeft steeds in nauw contact gestaan met zijn medeverdachten, zij waren aanwezig in zijn woning en maakten gezamenlijk gebruik van een telefoon om mee te bellen. Ook werkte verdachte nauw met de medeverdachten samen om het oplichtingstraject uit te voeren. Verdachte had daarbij kennis van de handelingen van zijn medeverdachten, terwijl van een ondergeschikte rol is niet gebleken. Vaststaat is dat de verdachten wisselden van rol. Zo hebben meerdere verdachte meerdere rollen uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten het medeplegen van poging tot oplichting op 30 oktober 2024 van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] .
Feiten 2 en 3
[slachtoffer 9] deed aangifte van oplichting gepleegd op 30 oktober 2024. Zij werd op 30 oktober 2024 om 16:00 uur gebeld. De beller stelde zich voor als medewerker van de politie [plaats 3] . Hij vertelde [slachtoffer 9] dat er in de nacht van 29 oktober 2024 twee personen waren aangehouden op de galerij op de achtste verdieping. De personen die waren aangehouden, wilde volgens de politie inbreker in haar woning aan de [adres 4] in [plaats 3] . Daarna vroeg de beller of [slachtoffer 9] in het bezit was van juwelen of een kluis. Toen [slachtoffer 9] antwoordde dat dit niet het geval was, vroeg de beller of zij haar bankpasjes wilde inleveren. Een medewerker van de politie [plaats 3] genaamd [naam 2] , zou komen om nieuwe bankpasjes te brengen. [naam 1] zou de oude bankpas ophalen. De beller gaf daarbij de code 1225. [slachtoffer 9] deed haar bankpassen in een envelop. Omstreeks 17:15 uur kwam [naam 1] bij haar aan de deur. Hij gaf de afgesproken code. [slachtoffer 9] gaf hem de envelop mee. Nadat [slachtoffer 9] de envelop had meegegeven, werd de verbinding verbroken. Er werd € 500,- afgeschreven van haar Rabobankrekening en € 190,- van haar ABN Amro bankrekening. [6] Uit twee bankafschriften van [slachtoffer 9] volgde dat de afgeschreven bedragen overeenkwamen met de genoemde geldbedragen in de aangifte. De bedragen zijn opgenomen bij de Geldmaat aan [adres 5] in [plaats 3] . Het bedrag van € 500,- werd op 30 oktober 2024 om 17:05 uur afgeschreven. Het bedrag van € 190,- werd om 30 oktober 2024 17:07 uur afgeschreven. [7]
In de onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslag genomen Samsung A12 is het volgende Snapchat-gesprek tussen de gebruiker van de telefoon ( [adres 6] ) en [naam 3] aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover relevant voor de bewijsvoering ten aanzien van het ten laste gelegde feit 2:
Op 30 oktober 2024 tussen 16:20 uur en 16:58 uur:
“97: [adres 4]
97: Gas
WS: Jaa onderweg nu gelijk
(…)
97: Snap me als je om de hoek staat
97: Niet zomaar lopen
97: Naar de deur
WS: Oké
97: [naam 1]
97: 1225 code
(…)
WS: Geld maat 5 min
97: Zoek gelmaat
WS: Perfect
97: Top
WS: Leg uit
(…)
97: 0837
97: Abn
97: 0819” [8]
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 9] op 30 oktober 2024 haar bankpassen heeft afgegeven nadat zij werd gebeld met het verhaal dat er twee personen waren aangehouden die bij haar woning aan de [adres 4] wilde inbreken. [naam 2] van de politie [plaats 3] zou haar nieuwe bankpassen komen brengen en [naam 1] zou de oude bankpasjes ophalen. Er werd daarbij een code (1225) afgesproken. De persoon die vervolgens aan de deur kwam stelde zich voor als [naam 1] en meldde de afgesproken code. Er werd van de twee afgegeven bankpassen € 500,- en € 190,- euro opgenomen bij een Geldmaat in [plaats 3] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat de gebruiker van de Samsung A12 via Snapchat de haler heeft aangestuurd.
Zoals onder feit 1 is beschreven, zijn vanuit de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] op 30 oktober 2024 meerdere personen gebeld door zogenaamde medewerkers van de politie. Daarbij is onder andere gebruik gemaakt van de Samsung A12. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 9] is gebeld door één van de aldaar aanwezige verdachten. De rechtbank heeft onder feit 1 uiteengezet dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat zij allemaal hebben bijgedragen aan het opzoeken van nummers, het bellen van personen en het aansturen van mensen. Dat geldt ook voor het opzoeken van het telefoonnummer en adres van [slachtoffer 9] , het bellen van [slachtoffer 9] en het aansturen van de haler van de bankpassen. Verdachte heeft hieraan een substantiële bijdrage heeft gehad. Dat er geen gegevens van [slachtoffer 9] op zijn telefoon zijn aangetroffen, doet daar niet aan af. De gegevens zijn immers wel aangetroffen op de gezamenlijk gebruikte telefoon. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders en de persoon die de bankpassen bij [slachtoffer 9] heeft opgehaald en vervolgens de geldbedragen heeft opgenomen. Deze persoon is aangestuurd door het geven van het adres, de (valse) naam en de code. Daarnaast is er na het ophalen van de bankpassen nauw contact geweest over het gaan naar de Geldmaat en de pincodes van de passen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 9] heeft opgelicht (feit 2) en vervolgens tezamen en in vereniging een geldbedrag van € 690,- heeft weggenomen door middel van een valse sleutel (feit 3).
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 673-674;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 676;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , p. 679;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 681;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting (30 oktober 2024), medeplegen van oplichting (30 oktober 2024), diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel (30 oktober 2024) en medeplichtig bij het medeplegen van poging tot oplichting (31 oktober 2024).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meerdere momenten
inop of omstreeksde periode 30 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024
te gemeente [plaats 1] en/of [plaats 4] althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, (telkens
)ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door
(telkens
)het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] , en
/of
- [slachtoffer 8] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens,te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante geldbedragen, waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en
/ofinbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie
(boekje
)met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en
/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse
hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen
van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 9] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 3] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 9] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 9] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 9] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 3] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [naam 1] naar de woning van [slachtoffer 9] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 9] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [naam 1] en de veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 9] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op
of omstreeks 30oktober 2024 te gemeente [plaats 3]
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,meerdere geldbedragen
(met een totale waarde van 690 euro
), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 9]
, in elk geval aan een ander,toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte,
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met
een ofmeerdere bankpassen
en/of bijbehorende pincode/s)tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was,
(een)geldbedrag
(en
) (contactloos)te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag
(en
)
van de rekening van voornoemde [slachtoffer 9] werd
(en
)afgeschreven;
4.
de medeverdachten, te weten [medeverdachte 1] en/
of[medeverdachte 2] ,
althans anderen,op meerdere momenten op 31 oktober 2024
te gemeente [plaats 4] althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, (telkens
)ter uitvoering van het door
verdachte en/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door
(telkens
)het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse
hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 10] ,
- [slachtoffer 11] , en
/of
- [slachtoffer 12] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen
van gegevens,te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante
geldbedragen,
waarbij zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of
inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie
(boekje
)met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en
/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte op 31 oktober 2024 te [plaats 2] ,
in elk geval in Nederland,opzettelijk behulpzaam is geweest en
/ofopzettelijk gelegenheid
en
middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft, door zijn internetverbinding en
/ofzijn woning ter
beschikking te stellen als ontmoetingsplek en
/ofcallcenter.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van poging tot oplichting, meermaals gepleegd;
feit 2:
medeplegen van oplichting;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 4:
medeplichtigheid aan poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 26 maart 2025
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf en oplegging van een forse taakstraf bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 30 oktober 2024 in zeer korte tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting van 8 slachtoffers, het medeplegen van oplichting van slachtoffer [slachtoffer 9] en diefstal in vereniging van meerdere geldbedragen van [slachtoffer 9] . Verdachte en zijn mededaders hebben alle slachtoffers op hun vaste telefoonlijn gebeld en op slinkse wijze geprobeerd om bankpassen of andere waardevolle spullen zoals contant geld en sieraden af te nemen. Verdachte en zijn mededaders deden zich hierbij voor als medewerkers van politie en justitie. In veel gevallen werd er gezegd dat er personen waren aangehouden waarbij gegevens van de slachtoffers waren aangetroffen. Vaak werd benoemd dat onder die aangehouden personen ook nog inbrekerswerktuigen en wapens waren aangetroffen. Zo werd de indruk gewekt dat er een overval op de woning van de slachtoffers plaats zou vinden. Dit zijn ernstige feiten die, naast financiële schade bij het slachtoffer van de voltooide oplichting, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij alle slachtoffers teweeg hebben gebracht. Ook is het vertrouwen van de slachtoffers hiermee ernstig misbruikt. Het is extra kwalijk dat verdachte en zijn mededaders juist oudere mensen tot slachtoffer hebben gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen van mensen in politie en justitie. Een van de slachtoffers heeft daadwerkelijk bankpassen afgegeven. Nog voor de bankpassen geblokkeerd konden worden, werden er al geldbedragen afgeschreven. Op 31 oktober 2024 heeft verdachte zijn woning ter beschikking gesteld voor medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zodat zij opnieuw slachtoffers konden pogen slachtoffers op te lichten, en is daarmee medeplichtigheid aan poging tot oplichting van nog drie slachtoffers. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 22 maart 2025 blijkt dat er enkele positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte zijn. Zo werkt hij fulltime, woont hij (onofficieel) samen met zijn vriendin en lost hij zijn schulden af. Ook zou verdachte gestopt zijn met blowen en heeft hij geen contact meer met een negatief sociaal netwerk. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld, waardoor reclasseringsbemoeienis geïndiceerd is. In het kader van een schorsingstoezicht werd een toezicht, een gedragsinterventie voor cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten geadviseerd. Er is mogelijk sprake geweest van negatieve beïnvloeding en recentelijk is het contact met zijn pro-criminele netwerk verbroken. Om nieuwe verleidingen in te toekomst te voorkomen en stabiliteit op de leefgebieden te waarborgen, sluit de reclassering zich hier bij haar eerdere advies aan. Ondanks dat er enige twijfels zijn over de haalbaarheid, omdat een toezicht bij de jeugdreclassering negatief werd beëindigd, zegt verdachte mee te zullen werken. Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Het gaat om de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten, met in totaal 12 slachtoffers. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf hoger is dan de feiten rechtvaardigen, mede gelet op de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. De rechtbank ziet bovendien in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn leeftijd, en in het reclasseringsadvies aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de door verdachte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis op te leggen, zodat de reeds ingezette behandeling van verdachte en de begeleiding door de reclassering ononderbroken kan worden voortgezet. De rechtbank ziet een positieve ontwikkeling en is van mening dat deze positieve ontwikkeling niet doorkruist moet worden. Om te zorgen dat verdachte deze positieve ontwikkeling voortzet, zal de rechtbank aan verdachte wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder zal de rechtbank daarnaast, om de ernst van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking te brengen, aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 249 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en contactverbod. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Voor het feit waarvoor dat bevel is verleend, wordt aan verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd van langere duur dan de al in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd en evenmin een onvoorwaardelijke maatregel die vrijheidsbeneming meebrengt of kan meebrengen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft in verband met feiten 2 en 3 (parketnummer 05/347935-24) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 690,- aan materiële schade en € 2.000,-/€ 2.500,- aan immateriële schade, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 690,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen moet worden dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een onderbouwing ontbreekt. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet door [slachtoffer 9] zelf ondertekend is en dat zij ook de machtiging van [aangever] niet heeft ondertekend. Daarom moet de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, die onderbouwd is, van € 690,- kan worden toegekend.
Voor zover het gaat om de gevorderde immateriële schade (smartengeld) oordeelt de rechtbank als volgt. Voor het toewijzen van dit onderdeel van de vordering moet sprake zijn van het "andere wijze in de persoon aangetast” zijn, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke schade kan in sommige gevallen al volgen uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit. Gelet op de wet en de jurisprudentie ligt de lat hoog voor een normschending die leidt tot het aannemen van aantasting in de persoon als hier bedoeld in de wet. Bij oplichting is in beginsel niet voldoende om te spreken van een zodanige normschending, tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden. De oplichting heeft telefonisch plaatsgevonden, zonder bedreiging en heeft relatief kort geduurd. De rechtbank kan vooralsnog niet vaststellen dat deze oplichting een zodanige normschending met zich meebrengt dat aantasting van de persoon (zonder vastgesteld geestelijk letsel) kan worden aangenomen. Gelet op de summiere onderbouwing van de vordering van benadeelde, is naar het oordeel van de rechtbank een nadere onderbouwing nodig waarbij eventuele bewijslevering nodig kan zijn. Omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zal de rechtbank voor dit onderdeel van de vordering daarom geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Indien benadeelde meent deze schade te hebben geleden, kan zij zich die vordering alsnog onderbouwen en bij de burgerlijke rechter instellen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 690,-. Verdachte wordt verplicht het ten behoeve van de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een telefoontoestel (Apple, goednummer PL0600-2024513705-G3322945) in beslag genomen. De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de telefoon. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen telefoon verbeurd verklaren, omdat met behulp van deze telefoon feiten 1 en 2 zijn begaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 48, 49, 56, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt de veroordeelde zich binnen 3 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ in Utrecht;
  • de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met:
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt;
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 legt op een taakstraf van
140 (honderdveertig)uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig)dagen;
 verklaart verbeurd het telefoontoestel (Apple, goednummer PL0600-2024513705-G3322945);
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 9]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 9] , een bedrag te betalen van € 690,- aan materiële schade. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 13 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2025.
mr. Van Veldhuizen is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024514554, gesloten op 7 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 664-665.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 668.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 137-138.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
6.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 683-685 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 691.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, ongenummerd, aanvullend proces-verbaal ingekomen d.d. 17 februari 2025.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 318 en 321.