1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere momenten op 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 1] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 7] , en/of
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante
geldbedragen,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen
plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of
inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie(boekje) met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 9] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 3] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 9] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 9] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 9] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 3] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [naam 1] naar de woning van [slachtoffer 9] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 9] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [naam 1] en de
veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 9] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere geldbedragen (met een totale
waarde van 690 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincode/s) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, (een) geldbedrag(en) (contactloos) te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag(en) van de rekening van voornoemde [slachtoffer 9] werd(en) afgeschreven;
4.
de medeverdachten, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , althans anderen, op meerdere momenten op 31 oktober 2024 te gemeente [plaats 4] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 11] , en/of
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante
geldbedragen,
waarbij zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of
inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie(boekje) met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 31 oktober 2024 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn internetverbinding en/of zijn woning ter
beschikking te stellen als ontmoetingsplek en/of callcenter.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 30 oktober 2024 werden de volgende personen (telefonisch) slachtoffer van poging tot oplichting onder de volgende omstandigheden -zakelijk weergegeven-:
- [slachtoffer 8] , wonende aan het [adres 2] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie. Er waren twee mannen aangehouden met een notitieboekje met haar gegevens erin. De ene man had inbraakgereedschap bij zich en de andere man had een vuurwapen. De beller vroeg naar de kleur van de bankpas van [slachtoffer 8] en zei vervolgens dat de bankpas van [slachtoffer 8] was gekopieerd en daarom door hem was geblokkeerd. Er zou een nieuwe bankpas geleverd worden door [naam 2] . De oude pas moest eerst worden opgehaald door koerier [naam 1] , die er met tien minuten zou zijn. Toen [slachtoffer 8] zei dat zij geen bankpas zou meegeven, werd de verbinding verbroken.
- [slachtoffer 7] , wonende aan de [adres 3] in [plaats 1] . De beller stelde zich voor als medewerker van de politie [plaats 1] . Er waren twee mannen in haar straat aangehouden die een boekje bij zich hadden met haar persoonsgegevens. Ook had de politie vuurwapens bij deze mannen aangetroffen. De mannen waren van plan om een overval op haar woning te plegen. De beller zei dat er sieraden klaargelegd moesten worden zodat de politie deze mee kon nemen. Er konden twee agenten langs gestuurd worden om de sieraden op te halen. Toen [slachtoffer 7] zei dat zij liever langs het politiebureau ging en naar een tijdstip vroeg waarop zij langs kon komen, werd de verbinding verbroken.
Op 30 en 31 oktober 2024 is vanuit een woning aan [adres 1] in [plaats 2] via de website detelefoongids.nl gezocht naar adressen en telefoonnummers van meerdere personen, waaronder aangevers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de poging tot oplichting van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] (feit 1) en ten aanzien van feiten 2 en 3 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen rol heeft gehad bij het opzoeken of bellen van deze slachtoffers. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte enige bijdrage van gewicht heeft gehad. Verdachte ten aanzien van slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] alleen maar zijn woning ter beschikking gesteld.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is, met uitzondering van de slachtoffers [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] , sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 638;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 641;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 646-647;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 651-652;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 656-657;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 661;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
Slachtoffers [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7]
Zoals onder de feiten vastgesteld, zijn [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] slachtoffer geworden van poging tot oplichting. Verdachte heeft verklaard dat er op 30 oktober 2024 gebruikt werd gemaakt van zijn woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Ook heeft verdachte op 30 oktober 2024 naar telefoonnummers gezocht en mensen gebeld met de bedoeling die mensen op te lichten. Er waren meerdere personen in de woning aanwezig. Toen het bellen naar de slachtoffers niet goed ging, hielp verdachte de anderen (de rechtbank begrijpt: medeverdachten) waar nodig.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de adressen en telefoonnummers van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] heeft opgezocht of dat hij degene is geweest die deze slachtoffers heeft gebeld, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen. Anders dan door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte de rol van medepleger – en dus niet van medeplichtige – is geweest. Zij overweegt daartoe als volgt.
Medeplegen
Er was een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Immers, deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als medewerkers van politie en/of justitie om zodoende beschikking te krijgen over bankpassen, pincodes en waardevolle goederen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taken en wezenlijke bijdrage had. Verdachte heeft steeds in nauw contact gestaan met zijn medeverdachten, zij waren aanwezig in zijn woning en maakten gezamenlijk gebruik van een telefoon om mee te bellen. Ook werkte verdachte nauw met de medeverdachten samen om het oplichtingstraject uit te voeren. Verdachte had daarbij kennis van de handelingen van zijn medeverdachten, terwijl van een ondergeschikte rol is niet gebleken. Vaststaat is dat de verdachten wisselden van rol. Zo hebben meerdere verdachte meerdere rollen uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde, te weten het medeplegen van poging tot oplichting op 30 oktober 2024 van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] .
Feiten 2 en 3
[slachtoffer 9] deed aangifte van oplichting gepleegd op 30 oktober 2024. Zij werd op 30 oktober 2024 om 16:00 uur gebeld. De beller stelde zich voor als medewerker van de politie [plaats 3] . Hij vertelde [slachtoffer 9] dat er in de nacht van 29 oktober 2024 twee personen waren aangehouden op de galerij op de achtste verdieping. De personen die waren aangehouden, wilde volgens de politie inbreker in haar woning aan de [adres 4] in [plaats 3] . Daarna vroeg de beller of [slachtoffer 9] in het bezit was van juwelen of een kluis. Toen [slachtoffer 9] antwoordde dat dit niet het geval was, vroeg de beller of zij haar bankpasjes wilde inleveren. Een medewerker van de politie [plaats 3] genaamd [naam 2] , zou komen om nieuwe bankpasjes te brengen. [naam 1] zou de oude bankpas ophalen. De beller gaf daarbij de code 1225. [slachtoffer 9] deed haar bankpassen in een envelop. Omstreeks 17:15 uur kwam [naam 1] bij haar aan de deur. Hij gaf de afgesproken code. [slachtoffer 9] gaf hem de envelop mee. Nadat [slachtoffer 9] de envelop had meegegeven, werd de verbinding verbroken. Er werd € 500,- afgeschreven van haar Rabobankrekening en € 190,- van haar ABN Amro bankrekening.Uit twee bankafschriften van [slachtoffer 9] volgde dat de afgeschreven bedragen overeenkwamen met de genoemde geldbedragen in de aangifte. De bedragen zijn opgenomen bij de Geldmaat aan [adres 5] in [plaats 3] . Het bedrag van € 500,- werd op 30 oktober 2024 om 17:05 uur afgeschreven. Het bedrag van € 190,- werd om 30 oktober 2024 17:07 uur afgeschreven.
In de onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslag genomen Samsung A12 is het volgende Snapchat-gesprek tussen de gebruiker van de telefoon ( [adres 6] ) en [naam 3] aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover relevant voor de bewijsvoering ten aanzien van het ten laste gelegde feit 2:
Op 30 oktober 2024 tussen 16:20 uur en 16:58 uur:
“97: [adres 4]
97: Gas
WS: Jaa onderweg nu gelijk
(…)
97: Snap me als je om de hoek staat
97: Niet zomaar lopen
97: Naar de deur
WS: Oké
97: [naam 1]
97: 1225 code
(…)
WS: Geld maat 5 min
97: Zoek gelmaat
WS: Perfect
97: Top
WS: Leg uit
(…)
97: 0837
97: Abn
97: 0819”
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 9] op 30 oktober 2024 haar bankpassen heeft afgegeven nadat zij werd gebeld met het verhaal dat er twee personen waren aangehouden die bij haar woning aan de [adres 4] wilde inbreken. [naam 2] van de politie [plaats 3] zou haar nieuwe bankpassen komen brengen en [naam 1] zou de oude bankpasjes ophalen. Er werd daarbij een code (1225) afgesproken. De persoon die vervolgens aan de deur kwam stelde zich voor als [naam 1] en meldde de afgesproken code. Er werd van de twee afgegeven bankpassen € 500,- en € 190,- euro opgenomen bij een Geldmaat in [plaats 3] . De rechtbank stelt daarnaast vast dat de gebruiker van de Samsung A12 via Snapchat de haler heeft aangestuurd.
Zoals onder feit 1 is beschreven, zijn vanuit de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] op 30 oktober 2024 meerdere personen gebeld door zogenaamde medewerkers van de politie. Daarbij is onder andere gebruik gemaakt van de Samsung A12. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [slachtoffer 9] is gebeld door één van de aldaar aanwezige verdachten. De rechtbank heeft onder feit 1 uiteengezet dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat zij allemaal hebben bijgedragen aan het opzoeken van nummers, het bellen van personen en het aansturen van mensen. Dat geldt ook voor het opzoeken van het telefoonnummer en adres van [slachtoffer 9] , het bellen van [slachtoffer 9] en het aansturen van de haler van de bankpassen. Verdachte heeft hieraan een substantiële bijdrage heeft gehad. Dat er geen gegevens van [slachtoffer 9] op zijn telefoon zijn aangetroffen, doet daar niet aan af. De gegevens zijn immers wel aangetroffen op de gezamenlijk gebruikte telefoon. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders en de persoon die de bankpassen bij [slachtoffer 9] heeft opgehaald en vervolgens de geldbedragen heeft opgenomen. Deze persoon is aangestuurd door het geven van het adres, de (valse) naam en de code. Daarnaast is er na het ophalen van de bankpassen nauw contact geweest over het gaan naar de Geldmaat en de pincodes van de passen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 9] heeft opgelicht (feit 2) en vervolgens tezamen en in vereniging een geldbedrag van € 690,- heeft weggenomen door middel van een valse sleutel (feit 3).
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 673-674;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 676;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , p. 679;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 681;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting (30 oktober 2024), medeplegen van oplichting (30 oktober 2024), diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel (30 oktober 2024) en medeplichtig bij het medeplegen van poging tot oplichting (31 oktober 2024).