ECLI:NL:RBGEL:2025:3153

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
05.347940.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen oplichting, poging tot oplichting en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, poging tot oplichting en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel. De verdachte en zijn mededaders hebben op slinkse wijze slachtoffers gebeld, zich voordoend als medewerkers van politie en justitie, met als doel bankpassen en andere waardevolle spullen te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere momenten, in de periode van 30 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024, samen met anderen heeft geprobeerd om slachtoffers te bewegen tot de afgifte van hun bezittingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 309 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die veel overlast en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers hebben veroorzaakt, vooral omdat oudere mensen tot de slachtoffers behoorden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12] tot schadevergoeding voor materiële schade toegewezen, maar de vordering voor immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/347940-24
Datum uitspraak : 23 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. O.E. de Jong, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere momenten op of omstreeks de periode 30 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024 te gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] , en/of
- [slachtoffer 11] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante geldbedragen, waarbij verdachte en/of zijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en/of inbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie (boekje) met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen
van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 12] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 3] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 12] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 12] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 12] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 3] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [naam] naar de woning van [slachtoffer 12] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 12] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [naam] en de veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 12] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op of omstreeks 30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere geldbedragen (met een totale waarde van 690 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincode/s) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, (een) geldbedrag(en) (contactloos) te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag(en)
van de rekening van voornoemde [slachtoffer 12] werd(en) afgeschreven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 638;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 641;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 646-647;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 651-652;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 656-657;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 661;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 664-665;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 668;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 673-674;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 676;
- het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 679;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 681;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
Feiten 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 12] , p. 683-685;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2025.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting (30 oktober 2024 en 31 oktober 2024), medeplegen van oplichting (30 oktober 2024) en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel (30 oktober 2024).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meerdere momenten
inop of omstreeksde periode 30 oktober 2024 tot en met 31 oktober 2024
te gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] althansin Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, (telkens
)ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door
(telkens
)het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] ,
- [slachtoffer 2] ,
- [slachtoffer 3] ,
- [slachtoffer 4] ,
- [slachtoffer 5] ,
- [slachtoffer 6] ,
- [slachtoffer 7] ,
- [slachtoffer 8] ,
- [slachtoffer 9] ,
- [slachtoffer 10] , en
/of
- [slachtoffer 11] ,
te bewegen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens,te weten: het afgeven van kostbare spullen, betaalmiddelen en/of contante geldbedragen, waarbij verdachte en
/ofzijn mededaders
- het telefoonnummer en de adresgegevens van voornoemde personen hebben opgezocht,
- voornoemde personen hebben gebeld,
- zich hebben voorgedaan als iemand van de (rijks)politie en/of als (hulp)officier van justitie,
- hebben verteld dat er in de directe omgeving van de voornoemde personen diefstallen plaatsvonden, en/of dat er verdachten aangehouden waren en dat zij een wapen en
/ofinbrekerswerktuigen bij zich hadden en een notitie
(boekje
)met daarin de adresgegevens van
voornoemde personen en
/of
- indien de verbinding niet verbroken was, hebben gevraagd of er kostbare spullen in huis waren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks30 oktober 2024 te gemeente [plaats 3] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse
hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen
van een inschuld, te weten het afgeven van haar bankpassen door:
- die [slachtoffer 12] op te bellen,
- zich in het telefoongesprek voor te doen als iemand van de politie uit [plaats 3] ,
- te zeggen dat er de nacht ervoor twee mensen waren opgepakt die bij [slachtoffer 12] probeerden in te breken,
- te vragen of die [slachtoffer 12] juwelen of een kluis in bezit had,
- te vragen of [slachtoffer 12] haar bankpassen zou willen inleveren,
- te zeggen dat een medewerker van de politie [plaats 3] nieuwe bankpasjes zou komen brengen,
- te zeggen dat ene [naam] naar de woning van [slachtoffer 12] zou komen om de oude pasjes op te halen,
- een veiligheidscode aan [slachtoffer 12] te geven,
- een tweede persoon die zich voordeed als iemand met de naam [naam] en de veiligheidscode naar de woning van [slachtoffer 12] te sturen,
- die tweede persoon de bankpassen op te laten halen;
3.
hij op
of omstreeks 30oktober 2024 te gemeente [plaats 3]
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,meerdere geldbedragen
(met een totale waarde van 690 euro
), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 12]
, in elk geval aan een ander,toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte,
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met
een ofmeerdere bankpassen
en/of bijbehorende pincode/s)tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was,
(een)geldbedrag
(en
) (contactloos)te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag
(en
)
van de rekening van voornoemde [slachtoffer 12] werd
(en
)afgeschreven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van poging tot oplichting, meermaals gepleegd;
feit 2:
medeplegen van oplichting;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest gecombineerd met een voorwaardelijk deel bepleit. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 26 maart 2025. Subsidiair heeft de raadsman naast de (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf oplegging van een taakstraf bepleit. De raadsman heeft verder om opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 30 en 31 oktober 2024 in zeer korte tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot oplichting van 11 slachtoffers, het medeplegen van oplichting van slachtoffer [slachtoffer 12] en diefstal in vereniging van meerdere geldbedragen van [slachtoffer 12] . Verdachte en zijn mededaders hebben alle slachtoffers op hun vaste telefoonlijn gebeld en op slinkse wijze geprobeerd om bankpassen of andere waardevolle spullen zoals contant geld en sieraden af te nemen. Verdachte en zijn mededaders deden zich hierbij voor als medewerkers van politie en justitie. In veel gevallen werd er gezegd dat er personen waren aangehouden waarbij gegevens van de slachtoffers waren aangetroffen. Vaak werd benoemd dat onder die aangehouden personen ook nog inbrekerswerktuigen en wapens waren aangetroffen. Zo werd de indruk gewekt dat er een overval op de woning van de slachtoffers plaats zou vinden. Dit zijn ernstige feiten die, naast financiële schade bij het slachtoffer van de voltooide oplichting, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij alle slachtoffers teweeg hebben gebracht. Ook is het vertrouwen van de slachtoffers hiermee ernstig misbruikt. Het is extra kwalijk dat verdachte en zijn mededaders juist oudere mensen tot slachtoffer hebben gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen van mensen in politie en justitie. Een van de slachtoffers heeft daadwerkelijk bankpassen afgegeven. Nog voor de bankpassen geblokkeerd konden worden, werden er al geldbedragen afgeschreven. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn rol het regelen en aansturen van de halers was. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor soortgelijke strafbare feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 26 maart 2025 blijkt dat de reclassering het zorgelijk vindt dat verdachte op jonge leeftijd (vijftien jaar) reeds is veroordeeld, maar er is geen sprake van een delictpatroon. Het psychosociaal functioneren en het sociale netwerk ziet de reclassering als criminogene factoren. Verdachte heeft niet (goed) nagedacht over de gevolgen van zijn handelen en de impact op mogelijke slachtoffers. Daarnaast wilde verdachte niet afgaan bij de medeverdachten. Op het gebied van huisvesting, dagbesteding, financiën, gezin en familie en houding ziet de reclassering geen problemen. Verdachte is gemotiveerd om herhaling van verkeerde keuzes in de toekomst te voorkomen. Verdachte beaamt dat hij daar hulp bij nodig heeft en zijn familie steunt hem hierbij. Sinds 20 december 2024 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en staat hij onder toezicht van de reclassering met elektronische monitoring (EM). Verdachte werkt, gaat naar school, volgt ambulante behandeling, verricht zijn werkstraf en volgt de CoVa-training. Tot op heden houdt verdachte zich aan alle bijzondere voorwaarden en zet hij zich positief in. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Om de gemiddelde kans op recidive te verminderen, acht de reclassering bij een veroordeling het voortzetten van het reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden van meerwaarde. Verdachte kan met behulp van ambulante behandeling meer zicht krijgen op zijn delictgedrag, invloed van anderen op zijn gedrag en herhaling in de toekomst voorkomen. Zij zien geen meerwaarde meer in het controleren van het gedrag door middel van EM. Verdachte heeft laten zien dat hij zich aan de afspraken kan houden, waardoor een contactverbod met medeverdachten door middel van politietoezicht, wat betreft de reclassering afdoende is. Verdachte heeft zijn leven in positieve zin opgepakt na de detentieperiode. Een (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal van negatieve invloed zijn op zijn werk, opleiding, maar ook het contact met zijn familie. Verdachte zal zeer waarschijnlijk zijn opleiding niet af kunnen maken. Er wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Het gaat om de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, contactverbod, volgen van opleiding en dagbesteding.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten, met in totaal 12 slachtoffers. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf hoger is dan de feiten rechtvaardigen, mede gelet op de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen opleggen. De rechtbank ziet bovendien in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn leeftijd, en in het reclasseringsadvies aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de door verdachte ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis op te leggen, zodat de reeds ingezette behandeling van verdachte en de begeleiding door de reclassering ononderbroken kan worden voortgezet. Verdachte heeft ter terechtzitting openheid van zaken gegeven en spijt betuigd. Verdachte is ontvankelijk voor hulp en heeft daarin inmiddels ook goede stappen gezet en de rechtbank is van mening dat deze positieve ontwikkeling niet doorkruist moet worden. Om te zorgen dat verdachte deze positieve ontwikkeling voortzet, zal de rechtbank aan verdachte wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder zal de rechtbank daarnaast, om de ernst van de bewezenverklaarde feiten tot uitdrukking te brengen, aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 309 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, contactverbod, volgen van opleiding en dagbesteding. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Voor het feit waar dat bevel voor is verleend, wordt aan verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur dan de al in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd opgelegd en evenmin een onvoorwaardelijke maatregel die vrijheidsbeneming meebrengt of kan meebrengen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in verband met feiten 2 en 3 (parketnummer 05/347935-24) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 690,- aan materiële schade en € 2.000,-/€ 2.500,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 690,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een onderbouwing ontbreekt. De benadeelde partij dient daarom niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging bepleit een lager bedrag vast te stellen.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot schadevergoeding niet door [slachtoffer 12] zelf ondertekend is en dat zij ook de machtiging van Zwijgers niet heeft ondertekend. Daarom moet de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, die onderbouwd is, van € 690,- kan worden toegekend.
Voor zover het gaat om de gevorderde immateriële schade (smartengeld) oordeelt de rechtbank als volgt. Voor het toewijzen van dit onderdeel van de vordering moet sprake zijn van het "andere wijze in de persoon aangetast” zijn, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijke schade kan in sommige gevallen al volgen uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit. Gelet op de wet en de jurisprudentie ligt de lat hoog voor een normschending die leidt tot het aannemen van aantasting in de persoon als hier bedoeld in de wet. Bij oplichting is in beginsel niet voldoende om te spreken van een zodanige normschending, tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden. De oplichting heeft telefonisch plaatsgevonden, zonder bedreiging en heeft relatief kort geduurd. De rechtbank kan vooralsnog niet vaststellen dat deze oplichting een zodanige normschending met zich meebrengt dat aantasting van de persoon (zonder vastgesteld geestelijk letsel) kan worden aangenomen. Gelet op de summiere onderbouwing van de vordering van benadeelde, is naar het oordeel van de rechtbank een nadere onderbouwing nodig waarbij eventuele bewijslevering nodig kan zijn. Omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, zal de rechtbank voor dit onderdeel van de vordering daarom geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Indien benadeelde meent deze schade te hebben geleden, kan zij zich die vordering alsnog onderbouwen en bij de burgerlijke rechter instellen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van € 690,-. Verdachte wordt verplicht het ten behoeve van de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte zijn twee telefoontoestellen (Samsung, goednummer PL0600-2024513705- G3323297 en Alcatel, goednummer PL0600-2024513705-G3323299) in beslag genomen. De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de telefoons. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen telefoons verbeurd verklaren, omdat met behulp van deze telefoons de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 zijn begaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 56, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt de veroordeelde zich binnen 3 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ in Utrecht;
  • de veroordeelde actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling;
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met:
  • de veroordeelde een opleiding Ondernemer handel of een andere opleiding volgt bij het ROC [plaats 4] of bij een soortgelijke instelling;
  • de veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van (on)betaald werk, met een vaste structuur;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt;
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 legt op een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig)uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig)dagen;
 verklaart verbeurd de telefoontoestellen (Samsung, goednummer PL0600-2024513705- G3323297 en Alcatel, goednummer PL0600-2024513705-G3323299);
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 12]
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 12] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 12] , een bedrag te betalen van € 690,- aan materiële schade. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 13 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos (voorzitter), mr. J.S.W. Lucassen en mr. A. van Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2025.
mr. Van Veldhuizen is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024514554, gesloten op 7 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.