ECLI:NL:RBGEL:2025:3162

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
430408
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over onrechtmatige daad en causaal verband bij incident met vrachtschip

In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Gelderland, werd een geschil behandeld tussen Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en Shipyard Millingen B.V. als eisende partijen, en DAK Shipping GmbH als gedaagde partij. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 augustus 2022, waarbij een vrachtschip, de Nina, betrokken was. De eisende partijen stelden dat de duwbakken RSP 1802 en RSP 1804 op de hellingbanen van de werf stonden op het moment van het incident, en dat de schade die zij vorderden, veroorzaakt was door DAK Shipping. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 4 december 2024 overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de duwbakken op de helling stonden op het moment van het incident. De eisende partijen hebben verschillende producties ingebracht ter ondersteuning van hun stelling, waaronder verklaringen van medewerkers van de werf en foto's van de duwbakken. De rechtbank concludeerde echter dat de toelichting van de eisende partijen niet voldoende was om aan te tonen dat de duwbakken op de helling stonden. De rechtbank oordeelde dat de duwbak die op 24 augustus 2022 niet te water kon worden gelaten, na het incident via de hellingbanen omhoog moest zijn gekomen, en dat de hellingbanen bruikbaar waren na het incident. Hierdoor kon de schade niet zijn veroorzaakt door het incident met de Nina. De rechtbank wees de vorderingen van de eisende partijen af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/430408 / HA ZA 24-21
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.
gevestigd te ’s-Gravenhage
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHIPYARD MILLINGEN B.V.
gevestigd te Millingen aan de Rijn
hierna ook te noemen: de verzekeraar of Nationale-Nederlanden en de werf
eisende partijen
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
DAK SHIPPING GmbH
gevestigd te Duisburg (Duitsland)
hierna: DAK Shipping
gedaagde partij
advocaat: mr. J.C. van Zuethem

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024,
- de akte na tussenvonnis van de verzekeraar en de werf van 8 januari 2025,
- de akte na tussenvonnis van DAK Shipping van 12 februari 2025.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 4 december 2024 heeft de rechtbank het volgende overwogen. Als niet komt vast te staan dat er op 19 augustus 2022 (de dag van het incident met het motortankschip Nina) een duwbak bovenaan de helling van de werf stond, dan moet de duwbak die op 24 augustus 2022 niet te water kon worden gelaten, na 19 augustus 2022 nog over de helling omhoog zijn gekomen. Als dat zo is, dan zou dat kunnen betekenen dat de hellingbanen 7 tot en met 15 na 19 augustus 2022 nog bruikbaar waren. In dat geval zou de conclusie kunnen zijn dat de vervuiling die het duikbedrijf op 25 augustus 2022 op die hellingbanen heeft aangetroffen, niet is veroorzaakt door DAK Shipping. Omdat het partijdebat op dit punt ten tijde van het tussenvonnis onvoldoende was gevoerd, heeft de rechtbank partijen de gelegenheid gegeven zich hierover uit te laten. [1]
2.2.
De verzekeraar en de werf hebben een akte genomen. Zij stellen dat op 19 augustus 2022 de duwbakken RSP 1804 (‘ASIE’) en RSP 1802 (‘AMERIQUE’) op de hellingbanen stonden. Om deze stelling te onderbouwen, brengen zij de volgende producties in het geding:
een verklaring van 29 december 2024 van [naam 1] , directeur van de werf,
een verklaring van 29 december 2024 van [naam 2] , als leidinggevende werkzaam voor de werf,
een e-mailbericht van 13 december 2024 van [naam 3] , als
technischer Inspektorwerkzaam bij [bedrijf 1] ,
een e-mailbericht van 10 december 2024 van [naam 4] , als
technischer Inspektorwerkzaam bij [bedrijf 1] ,
een foto van 12 augustus 2022 waarop een deel is te zien van een duwbak met de naam ASIE die op het droge staat,
een foto van 22 augustus 2022 waarop is te zien dat werkzaamheden worden uitgevoerd in een duwbak,
een foto van 25 augustus 2022 waarop een deel is te zien van een duwbak met het nummer RSP 1802 die op het droge staat, een deel van een tweede duwbak en een loopbrug tussen deze duwbakken,
elf facturen van Shipyard Millingen aan [bedrijf 1] en een aan [bedrijf 2] in verband met werkzaamheden aan de duwbakken RSP 1802 (AMERIQUE) en RSP 1804 (ASIE),
een foto van 15 juli 2022 waarop een deel is te zien van een duwbak met de naam ASIE die op het droge staat,
een foto van 29 augustus 2022 waarop een duwbak is te zien die op het droge staat.
2.3.
De verzekeraar en de werf lichten deze producties onder meer als volgt toe. Op de foto van 12 augustus 2022 is te zien dat de duwbak ASIE (RSP 1804) toen op de hellingbanen stond. De AMERIQUE (RSP 1802) stond daar toen naast. Op die foto is een stukje te zien van een witte loopbrug die tussen de duwbakken is aangebracht om tijdens de werkzaamheden gemakkelijk van de ene naar de andere duwbak te kunnen lopen. De heer [naam 4] verklaart dat het aannemelijk is dat de werkzaamheden aan de duwbakken op 19 augustus 2022 nog niet konden zijn afgerond. Dat wordt bevestigd doordat de AMERIQUE (RSP 1802) is te zien op de foto van 22 augustus 2022. Op 24 augustus 2022 heeft de werf vergeefs geprobeerd de ASIE (RSP 1804) te water te laten. Op de foto van 25 augustus 2022 is te zien dat beide duwbakken toen – nog steeds – naast elkaar op de hellingbanen stonden. Op die foto is ook de aangebrachte witte loopbrug te zien. De verzekeraar en de werf menen dat hieruit kan worden afgeleid dat de RSP 1802 en de RSP 1804 (geruime tijd) voor en na en ook op 19 augustus 2022 op de hellingbanen van de werf stonden. Dat wordt volgens hen bevestigd door de data van de facturen.
2.4.
DAK Shipping leidt uit de stukken die de verzekeraar en de werf in het geding hebben gebracht af dat de twee duwbakken RSP 1802 en RSP 1804 na 19 augustus 2022 de helling op zijn gegaan. Daarbij wijst zij er onder meer op dat [naam 1] eerder in deze procedure heeft verklaard dat duwbak KB 1605 op 18 augustus 2022 door middel van de hellingbanen te water is gelaten. [2]
2.5.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het had voor de hand gelegen dat de verzekeraar en de werf hun stelling dat er op 19 augustus 2022 een duwbak op de hellingbanen stond, hadden toegelicht op basis van een agenda of een planning van de werkzaamheden van de werf. Dat hebben zij niet gedaan. In plaats daarvan hebben zij foto’s in het geding gebracht die zijn genomen op data voor en na 19 augustus 2022 en verder verklaringen en facturen.
2.6.
De strekking van de toelichting die de verzekeraar en de werf geven op de producties die zij in het geding brengen, is dat eruit zou moeten worden afgeleid dat de RSP 1802 en de RSP 1804 in de periode van in elk geval 12 tot en met 25 augustus 2022 en dus ook op 19 augustus 2022 op de hellingbanen van de werf stonden. Blijkens hun schriftelijke verklaringen, hebben ook [naam 1] en [naam 2] dit op basis van dezelfde stukken zo beredeneerd. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dat echter geen sluitende redenering.
2.7.
Zo kan de rechtbank uit de facturen die de verzekeraar en de werf in het geding hebben gebracht, niet opmaken wat de aard is van de in rekening gebrachte werkzaamheden, in het bijzonder of het nodig was de duwbakken daarvoor uit het water te halen. Ook zijn de facturen niet voorzien van specificaties waaruit zou kunnen blijken wanneer de werkzaamheden zijn uitgevoerd. De facturen bevatten ook overigens geen gegevens waaruit zou kunnen blijken dat de duwbakken op 19 augustus 2022 op de helling stonden.
2.8.
De verzekeraar en de werf zijn bij hun toelichting bovendien niet ingegaan op de verklaring van [naam 1] dat op 18 augustus 2022 duwbak KB 1605 te water is gelaten. Het had op hun weg gelegen om te verduidelijken hoe hun stelling dat de duwbakken RSP 1802 en RSP 1804 toen op de helling stonden zich tot die verklaring verhoudt. Is het mogelijk dat op 18 augustus 2022 de duwbakken RSP 1802 en RSP 1804 en de duwbak KB 1605 alle drie op de helling stonden?
2.9.
De verzekeraar en de werf wijzen er verder op dat op de foto’s van 12 en 25 augustus 2022 is te zien dat de duwbakken RSP 1802 en RSP 1804 waren verbonden door een loopbrug. De verzekeraar en de werf zijn niet ingegaan op de vraag wat er is gebeurd met deze loopbrug toen de werf op 24 augustus 2022 probeerde de RSP 1804 te water te laten en toen bleek dat dit niet lukte. Is de loopbrug bij het tewaterlaten niet weggehaald? Of is deze wel weggehaald en later teruggeplaatst, zo ja waarom?
2.10.
Ter zitting hebben de verzekeraar en de werf verder een beroep gedaan op de radarbeelden. Zij zien daarop oranje vlekken die volgens hen echo’s zijn van staal op de kade. Dat zijn volgens hen de duwbakken op de kade, hetgeen DAK Shipping ter zitting uitdrukkelijk heeft betwist. Aangenomen dat op de radarbeelden het water in blauw is afgebeeld en de kant in zwart, en aangenomen dat op die beelden de actuele waterstand is afgebeeld, ziet de rechtbank geen oranje vlekken op de kade. Volgt hier niet juist uit dat er geen duwbakken op de kade stonden? De verzekeraar en de werf hebben de manier waarop zij ter zitting de radarbeelden hebben geïnterpreteerd, in hun akte niet toegelicht, terwijl deze interpretatie wel om een toelichting vroeg.
2.11.
De keuze voor de manier waarop de verzekeraar en de werf hun stelling nader toelichten en de nadere toelichting die zij daadwerkelijk op hun stelling geven, roepen zo veel vragen op dat die toelichting naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is. De rechtbank zal de verzekeraar en de werf daarom niet opdragen die stelling te bewijzen. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat er ten tijde van het incident geen duwbak op de helling stond en dat de duwbak die de werf op 24 augustus 2022 niet te water kon laten, na het incident via de hellingbanen omhoog moet zijn gekomen. De hellingbanen moeten dus na het incident bruikbaar zijn geweest, zodat de schade waarvan de verzekeraar en de werf vergoeding vorderen, niet kan zijn veroorzaakt door dat incident. De rechtbank zal de vorderingen van de verzekeraar en de werf daarom afwijzen.
2.12.
De verzekeraar en de werf zullen in het ongelijk worden gesteld. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank
2.13.
wijst de vorderingen af,
2.14.
veroordeelt de verzekeraar en de werf in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van DAK Shipping begroot op € 3.035,00 aan salaris voor de advocaat,
2.15.
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
420 / 560

Voetnoten

1.Tussenvonnis 4 december 2024 rov. 5.7 – 5.8
2.Akte na tussenvonnis onder 4; productie 17 bij akte houdende overlegging aanvullende producties