ECLI:NL:RBGEL:2025:3163

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
05/000746-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, vernieling en mishandeling met gedeeltelijke vrijspraak voor geweldsaspect van de diefstal

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal, vernieling en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 1 januari 2025 te Arnhem een treinkaartje heeft gestolen van een onbekend gebleven persoon, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat het geweld gericht was op het vergemakkelijken van de diefstal, wat heeft geleid tot een gedeeltelijke vrijspraak voor dat aspect van de aanklacht. De verdachte is ook beschuldigd van mishandeling van dezelfde persoon en van het vernielen van een ticketbox die toebehoorde aan een Duitse treinmaatschappij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in Duitsland woonachtig is en gediagnosticeerd is met schizofrenie. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan geëist door de officier van justitie, omdat zij minder bewezen achtte dan de aanklacht. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/000746-25
Datum uitspraak : 24 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. E. Düsünceli, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Arnhem een treinkaartje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een (tot nog toe) onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon aan de armen vast te pakken en/of (bij de kaartjesautomaat) weg te trekken en/of voor zich uit te duwen en/of een of meer meermalen in de (onder)rug, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door neus aan neus met die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon te gaan staan en/of een of meermalen tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (vervolgens en/of nogmaals) een of meermalen tegen de heup, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) dat treinkaartje uit een
kaartenautomaat te pakken.
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Arnhem een (tot nog toe) onbekend gebleven persoon heeft mishandeld, door die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon aan de armen vast te pakken en/of (bij de kaartjesautomaat) weg te trekken en/of voor zich uit te duwen en/of een of meer meermalen in/tegen de (onder)rug, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door neus aan neus met die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon te gaan staan en/of een of meermalen tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (vervolgens en/of nogmaals) een of meermalen tegen de heup, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen.
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2025 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (glasplaat van een) ticketbox, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] (Duitse Treinmaatschappij) en/of [bedrijf 2] (Gelsenkirchen), in elk geval aan een ander of anderen toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Partiële vrijspraak van diefstal met geweld
Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij het toepassen van het geweld jegens de onbekend gebleven persoon het oogmerk had om de diefstal voor te bereiden en/of te vergemakkelijken en/of aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. De rechtbank zal verdachte daarom van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Er is (voor het overige) sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] , p. 12;
  • het proces-verbaal bevindingen, p. 20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2025.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 12;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2025.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 1 (aanvullend procesdossier);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 januari 2025 te Arnhem een treinkaartje,
in elk geval enig goed,dat
/dieaan een (tot nog toe) onbekend gebleven persoon, toebehoorde
(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon aan de armen vast te pakken en/of (bij de kaartjesautomaat) weg te trekken en/of voor zich uit te duwen en/of een of meer meermalen in de (onder)rug, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door neus aan neus met die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon te gaan staan en/of een of meermalen tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (vervolgens en/of nogmaals) een of meermalen tegen de heup, althans het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of (vervolgens) dat treinkaartje uit een
kaartenautomaat te pakken.
2.
hij op
of omstreeks1 januari 2025 te Arnhem een (tot nog toe) onbekend gebleven persoon heeft mishandeld, door die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon aan de armen vast te pakken en
/of(bij de kaartjesautomaat) weg te trekken en
/ofvoor zich uit te duwen en
/of een of meer meermalenin/tegen de
(onder
)rug
, althans het lichaamte
schoppen en/of tetrappen en
/ofdoor neus aan neus met die (tot nog toe) onbekend gebleven persoon te gaan staan en
/of een of meermalentegen het lichaam te stompen en
/of te slaan en/of(vervolgens
en/of nogmaals) een of meermalentegen de heup, althans het lichaam
te schoppen en/ofte trappen.
3.
hij op
of omstreeks1 januari 2025 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (glasplaat van een) ticketbox,
, dat/die aan [bedrijf 1] (Duitse Treinmaatschappij)
en/of [bedrijf 2] (Gelsenkirchen), toebehoorde
(n), heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
diefstal
feit 2:
mishandeling
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden beperkt tot de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, desnoods gecombineerd met een iets hogere voorwaardelijke straf dan de drie maanden die de officier van justitie heeft geëist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op het centraal station in Arnhem een treinkaartje gestolen van een jongen die hij daarvoor meermalen had getrapt en geslagen. Ofschoon niet is bewezen dat verdachte dit geweld pleegde om de daarop gepleegde diefstal van het treinticket te vergemakkelijken of zich het bezit daarvan te verzekeren, maakt dit voor de impact op het slachtoffer en ook voor de ernst van het feit niet wezenlijk uit. Uit de beelden volgt dat het slachtoffer als gevolg van het trappen en slaan door verdachte weg moest vluchten en dat verdachte hem niet de gelegenheid gaf het door hem gekochte treinkaartje uit de automaat te pakken. Nadat het slachtoffer was gevlucht heeft verdachte het kaartje gestolen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Zijn gedrag getuigt niet alleen van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit en het eigendom van een ander en veroorzaak niet alleen angst en pijn bij het slachtoffer, maar veroorzaakt ook gevoelens van angst en onveiligheid bij meerdere voorbijgangers die deze gedragingen hebben waargenomen. Verdachte had daarvoor een andere kaartjesautomaat vernield. Op de camerabeelden is te zien hoe verdachte meer dan tien keer een aanloop neemt en vervolgens met een karatetrap tegen de kaartjesautomaat aantrapt. Ook dit geweld veroorzaakt gevoelens van onveiligheid, temeer nu verdachtes gedrag oninvoelbaar en onvoorspelbaar was: het ene moment trapte hij met kracht tegen de kaartjesautomaat aan, het andere moment was hij aan het dansen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Nederlandse en Duitse uittreksel justitiële documentatie van verdachte, respectievelijk van 10 maart 2025 en 6 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 11 april 2025. De reclassering concludeert dat weinig bekend is geworden over de leefsituatie van verdachte, die in Duitsland woonachtig is, maar dat hij verward overkomt. Verdachte heeft geen toestemming gegeven om informatie op te vragen bij eerder betrokken hulpverleningsinstanties. Hij heeft aangegeven dat hij in het verleden is gediagnosticeerd met schizofrenie, maar zegt daarbij dat deze diagnose onjuist zou zijn, dat hij geen psychische problemen heeft en dat hij met zijn medicatie is gestopt. De reclassering stelt dat het gedrag van verdachte onvoorspelbaar lijkt en dat de houding die hij laat zien (bagatelliseren, goedpraten) maakt dat zij de situatie zorgelijk vindt. Verder kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten, omdat zij onvoldoende informatie heeft over de leefsituatie en de delictsgeschiedenis van verdachte. Vanwege het ontbreken van een rechtmatig verblijf in Nederland zijn interventies gericht op zorg en begeleiding amper realiseerbaar. Verdachte wordt door de AVIM verzocht terug te keren naar Duitsland en heeft ook zelf het voornemen naar Duitsland terug te keren.
Mede om die reden adviseert reclassering bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Vanwege het ontbreken van cruciale en relevante informatie over de delictgeschiedenis en psychische problematiek van verdachte kan de reclassering niet inschatten welke bijzondere voorwaarden nodig zouden zijn om de risico’s te beperken.
De rechtbank neemt aan dat de psychische problematiek van verdachte een rol heeft gespeeld bij zijn gedrag, maar van meer dan enigszins verminderd ontoerekenbaarheid is niet gebleken. Het NIFP heeft in haar advies geschreven geen meerwaarde te zien in een Pro Justitia rapportage.
Alles afwegende zal de rechtbank, aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het onvoorwaardelijke strafdeel duurt daarmee niet veel langer dan de tijd dat verdachte heeft vastgezeten. Mede nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie is de straf lager dan de eis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft de voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.R. Koch (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.F.A. Vrede, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2025.
Mr. M.W.R. Koch is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025002455, gesloten op 6 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.