ECLI:NL:RBGEL:2025:3169

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
05.301161.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontucht met minderjarig kind wegens ontbreken van steunbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarig kind. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen met het kind, dat op het moment van de feiten vier jaar oud was. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, onderbouwd door de verklaringen van het slachtoffer en gedragsveranderingen die door de moeder waren waargenomen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van het slachtoffer niet betrouwbaar waren en dat er geen steunbewijs was.

De rechtbank benadrukte dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, vooral wanneer er geen getuigen zijn. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen, mede door de jonge leeftijd van het kind en de omstandigheden waaronder de verklaringen waren afgelegd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.301161.24
Datum uitspraak : 22 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.M. Noorlander, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 8 april 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 7 maart 2024 te Zutphen, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind
te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2019, door
- de schaamstreek van die [slachtoffer] (met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand en/of penis) te betasten en/of
- één of meer van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] te brengen en/of
- die [slachtoffer] haar eigen vinger(s) in haar vagina en/of tussen de schaamlippen te laten brengen
- die [slachtoffer] met haar eigen vinger(s)/hand haar schaamstreek te laten betasten en/of
- die [slachtoffer] te betrekken, dan wel niet te voorkomen dat die [slachtoffer] aanwezig is, bij seksuele handelingen die hij, verdachte, ondergaat;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 7 maart 2024 te Zutphen, althans in Nederland, zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2019 van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van zijn seksuele handelingen, door in het zicht en/of ten overstaan van en/of in het bijzijn van die [slachtoffer] zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken en/of zijn ontblote
geslachtsdeel te betasten.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De uitspraken van [slachtoffer] en de specifieke handelingen die zij voordoet zijn authentiek. Tevens heeft haar moeder een gedragsverandering bij haar gezien, te weten het zitten aan de vagina, hetgeen als steunbewijs dient. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit. De verklaringen van [slachtoffer] zijn niet betrouwbaar of verifieerbaar en moeten worden uitgesloten van het bewijs, althans met gepaste terughoudendheid worden benaderd. Ook is er geen steunbewijs.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in dit geval is er geen getuige die de vermeende seksuele handelingen heeft waargenomen.
Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de verklaringen/uitlatingen moet worden gekeken, zeker als het, zoals in dit geval, een ontkennende verdachte betreft.
In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de strafrechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige of aangever. De verklaring moet voldoende worden ondersteund door ander bewijsmateriaal (steunbewijs).
Toepassing van het juridisch kader ten aanzien van feit 1 en feit 2
In deze zaak heeft [naam] , de moeder van de destijds vierjarige [slachtoffer] , contact opgenomen met de politie nadat haar dochter opvallend gedrag begon te vertonen. Na een informatief gesprek zeden op 15 maart 2024 heeft [naam] op 10 april 2024 namens haar dochter aangifte gedaan tegen de vader van [slachtoffer] , [verdachte] . In haar aangifte heeft zij verklaard dat zij sinds december 2023/januari 2024 zag dat haar dochter met haar vagina bezig was. Op 12 maart 2024 bracht [naam] [slachtoffer] naar bed. Ze zag dat [slachtoffer] , liggend op haar buik, met haar vingers bij haar vagina zat en dat ze met haar billen op en neer neukbewegingen maakte. [slachtoffer] vroeg haar moeder toen of ze ook aan haar ‘piepie’ (haar vagina) wilde zitten. [naam] zei dat ze dat niet zou doen, omdat ze een volwassene was en dat niet mag, en toen zei [slachtoffer] : “papa doet het wel”. Ook zei [slachtoffer] dat papa dan aan zijn piemel zit en heen en weer beweegt, waarbij ze volgens haar moeder een losse beweging met de hand maakte. Ze zei: “dan doet hij dit” en ging met de vingers weer in haar onderbroek. Ze had er een snelle ademhaling bij en kreunde. Ze zei dat papa dan een geluidje maakte, met een bepaalde gezichtsuitdrukking. De volgende dag bij het naar bed brengen zei [slachtoffer] dat het piepietijd was en vroeg ze weer of haar moeder aan haar piepie wilde zitten. [naam] zei tegen haar dochter dat ze dat moest doen waar niemand bij was, waarop [slachtoffer] zei: “Papa doet het wel en bij papa mag het wel. Jij moet er aan zitten want van papa mag het ook.” Vervolgens zat ze weer aan haar vagina en zei: “Ik vind het heel irritant dat hij daar aan zit”. Ook zei ze dat hij stopt als ze zegt: “Stop, hou op”.
Op 6 april 2024 zag [naam] dat [slachtoffer] op de bank bezig was met haar piepie. Op de vraag waarom ze hier nu mee bezig was, reageerde [slachtoffer] dat als papa er niet was, ze het zelf moest doen. Zij vertelde dat papa dan aan zijn piemel zit en op en neer gaat met de piemel. Ze zei: “Dan doet hij dit”, waarop [naam] naar eigen zeggen een grimas zag bij haar dochter. [naam] herkende deze grimas, omdat [verdachte] deze grimas ook heeft als hij klaarkomt en het heel fijn heeft. [slachtoffer] maakte ook heen- en weerbewegingen met haar handen op haar vagina en bovenbenen en raakte haar vagina aan. [naam] zag dat het best wel hard ging en dat het leek alsof [slachtoffer] met haar vingertoppen naar binnen ging.
[naam] heeft verschillende geluidsopnamen gemaakt van gesprekken met haar dochter op 12 en 13 maart 2024. Ook heeft ze geluidsopnamen en een filmpje gemaakt van een gesprek met [slachtoffer] op 6 april 2024.
De politie heeft [slachtoffer] op 25 april 2024 in een kindvriendelijke studio gehoord als getuige. [slachtoffer] heeft daar niets verteld dat relevant is voor het onderzoek.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat er niets klopt van het verhaal en dat hij de ten laste gelegde feiten niet heeft begaan. Hij heeft benadrukt dat er sprake is van een scheiding tussen hem en de moeder van [slachtoffer] .
De rechtbank zal moeten beoordelen of de uitlatingen van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar zijn en of zij in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat het in deze zaak gaat om een heel jong kind. Gelet op de aard van de verdenking moet uiterste behoedzaamheid worden betracht bij de bewijswaardering van de verklaringen van hele jonge kinderen. Uit onderzoek is bekend dat kinderen beïnvloedbaar zijn en geneigd kunnen zijn om hun verhalen aan te passen of sociaal wenselijke antwoorden te geven als ze op een verkeerde manier of te vaak bevraagd worden. Dat kan leiden tot een onjuist beeld van wat er is gebeurd. Bij vermoedens van seksueel misbruik van (jonge) kinderen is daarom het uitgangspunt dat de politie de eerste is die in gesprek gaat met het kind, om zo helder mogelijk in beeld te brengen óf er iets is gebeurd en zo ja, wát dat dan is. De politie heeft een geprotocolleerde wijze van horen van kinderen, die maakt dat de uitkomsten van zo’n verhoor door rechters en officieren van justitie zoveel mogelijk bewijswaarde hebben. Daarmee wordt voorkomen dat het verhaal van het kind wordt beïnvloed door een derde die (onbedoeld) sturende vragen stelt om te achterhalen wat er is gebeurd.
In deze zaak is niet volgens dit uitgangspunt gehandeld. [slachtoffer] is door de politie in een kindvriendelijke studio gehoord, maar zij heeft daar niets over seksueel misbruik verklaard. Voorafgaand aan het horen door de politie heeft haar moeder verschillende keren met haar gepraat over het vermeende seksuele misbruik. [naam] heeft haar dochter op deze momenten ook vragen gesteld. De rechtbank heeft er geen zicht op hoe deze gesprekken tussen [naam] en [slachtoffer] tot stand zijn gekomen. Ook op basis van de geluidsopnames en het filmpje kan de rechtbank niet vaststellen hoe deze gesprekken van het begin tot het eind zijn verlopen. Evenmin heeft de rechtbank zicht op wat er eventueel aan deze gesprekken vooraf is gegaan en wat er tussendoor is gebeurd. Daarom kan niet worden uitgesloten dat de verklaringen van [slachtoffer] zijn gedaan na (onbedoelde) beïnvloeding door haar omgeving.
Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat er sprake is van een echtscheidingssituatie, waarbij verdachte (rondom de eerste week van maart 2024) de gezamenlijke woning heeft verlaten.
De rechtbank kan gezien de zeer jonge leeftijd van [slachtoffer] , de onduidelijkheid over de totstandkoming van de verklaringen van [slachtoffer] en de echtscheidingssituatie van de ouders niet beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen worden gebruikt, zoals de officier van justitie doet. In het dossier bevinden zich verder geen objectief verifieerbare gegevens om de afgelegde verklaringen op betrouwbaarheid te kunnen beoordelen. In navolging van hetgeen hierboven is aangegeven vindt de rechtbank het antwoord van [slachtoffer] op een vraag van de verbalisant in voorbereiding op het studioverhoor dat haar vader aan haar plasser heeft gezeten en haar zou prikken hiervoor onvoldoende. Daar komt bij dat deze uitlating niet geheel in lijn is met wat zij eerder tegenover haar moeder heeft verklaard en zij in het opvolgende studioverhoor niet meer rept over seksuele handelingen. De aangifte en verklaring van de moeder zijn hiervoor evenmin voldoende, nu de verklaringen van de moeder zijn gebaseerd op de uitlatingen en het gedrag van [slachtoffer] , waar zoals gezegd de betrouwbaarheid niet van kan worden beoordeeld. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet voldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde seksuele handelingen met en/of in aanwezigheid van [slachtoffer] heeft verricht, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

4.De beoordeling van de civiele vordering

[naam] , de moeder van [slachtoffer] , heeft namens haar dochter als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van de ten laste gelegde feiten, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Moorman (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Verberkt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2025.
mr. Graat is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen