ECLI:NL:RBGEL:2025:3202

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/05/444165 / HA ZA 24-576
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit overeenkomst van aanneming van werk met betrekking tot vloertegels

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en gedaagde. Eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Mukuchian, hebben gedaagde, die handelde onder de naam [bedrijf 1], aangeklaagd voor schadevergoeding. De procedure begon met een dagvaarding en gedaagde heeft verstek laten verlenen. Na zuivering van het verstek heeft de advocaat van gedaagde zich onttrokken, waardoor gedaagde geen nieuwe advocaat heeft aangesteld en het recht om een conclusie van antwoord in te dienen is vervallen. Hierdoor is er geen verweer gevoerd door gedaagde.

Eisers vorderden een bedrag van € 32.416,24 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, alsook expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk, die betrekking had op het monteren van vloertegels in de woning van eisers. Gedaagde heeft niet binnen de gestelde termijn de gebreken hersteld, wat heeft geleid tot de vordering van eisers tot schadevergoeding.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers toewijsbaar zijn, aangezien deze niet zijn weersproken door gedaagde. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers toegewezen, inclusief de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, en gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/444165 / HA ZA 24-576
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. A.A. Mukuchian te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [bedrijf 1] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.C.I. Veerman te Volendam (onttrokken).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het op de rol van 27 november 2024 tegen [gedaagde] verleende verstek;
- de zuivering van het verstek op 12 december 2024 door mr. Veerman;
- de mededeling van 6 februari 2025 van mr. Veerman dat hij zich als advocaat van [gedaagde] aan de zaak onttrekt, waarna zich voor [gedaagde] geen nieuwe advocaat heeft gesteld;
- de beslissing van de rolrechter van 5 maart 2025 dat het recht van [gedaagde] om een conclusie van antwoord in te dienen is vervallen, omdat op de daarvoor bepaalde dag niet is geconcludeerd voor antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eisers] van:
een bedrag van € 32.416,24 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom, primair te berekenen vanaf 15 april 2022 (zijnde de dag na het aflopen van de termijn uit de ingebrekestelling van 31 maart 2022), subsidiair vanaf 14 oktober 2023 (zijnde de dag na het aflopen van de termijn uit de ingebrekestelling van 29 september 2023) en meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
een bedrag van € 1.143,00 aan expertisekosten;
een bedrag van € 1.099,16 aan buitengerechtelijke kosten;
onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eisers] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
2.2.
[eisers] hebben aan hun vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Door [eisers] en [gedaagde] is in 2021 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De overeenkomst ziet op het monteren van (door [eisers] bij een derde aangeschafte) vloertegels in de woning van [eisers] [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. [gedaagde] is niet binnen de aan hem door [eisers] gestelde termijn overgegaan tot herstel van de gebreken in zijn werk. [eisers] hebben hun nakomingsvordering omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [eisers] hebben de vervangende schadevergoeding begroot op € 32.416,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2022. Daarnaast is [gedaagde] op grond van artikel 6:96 BW gehouden de door [eisers] geleden gevolgschade en de door hen gemaakte deskundigenkosten en buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden, aldus [eisers]

3.De beoordeling

3.1.
De stellingen van [eisers] kunnen het gevorderde dragen en zijn door [gedaagde] niet weersproken. Het gevorderde moet daarom worden toegewezen, als volgt.
3.2.
[eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is niet van toepassing op een vordering uit hoofde van schadevergoeding. De vraag of buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd, zal daarom moeten worden beantwoord aan de hand van de eisen zoals geformuleerd in het Rapport Voorwerk 2 en bijgesteld in het Rapport BGK-Integraal. Die eisen houden in dat [eisers] niet alleen dienen te stellen en te specificeren dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten hebben gemaakt, maar ook dat deze kosten zien op andere werkzaamheden dan die waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. Het moet daarbij gaan om werkzaamheden die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) sommatie, het enkel doen van een schikkingsvoorstel of het inwinnen van (verhaals)inlichtingen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eisers] in dit verband voldoende gesteld. De vordering is toewijsbaar, waarbij op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW aansluiting wordt gezocht bij de wettelijke tarieven, zoals vermeld in het Besluit. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan voortvloeit uit het Besluit. Daarom wordt € 1.099,16 toegewezen.
3.3.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
786,00
(1 punt × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.429,84.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 32.416,24, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.143,00 aan expertisekosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.099,16 aan buitengerechtelijke kosten,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.429,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn betaald,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.