ECLI:NL:RBGEL:2025:3204

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/05/445304 / KG RK 24-928
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot buiten toepassing verklaring van blokkeringsregeling en goedkeuring overdracht aandelen in het kader van pandrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin verzoekster, Placere Placet B.V., een verzoek indiende om de blokkeringsregeling uit de statuten van Humphrey’s Beheer buiten toepassing te verklaren. Dit verzoek was ingegeven door de wens om aandelen in Humphrey’s Beheer te verkopen, die als onderpand dienden voor een lening aan HPN Beheer B.V. en Robad Holding B.V. Verzoekster stelde dat de blokkeringsregeling niet meer van toepassing was, omdat er slechts één aandeelhouder was, [verweerder 4]. De rechtbank oordeelde echter dat de statutaire blokkeringsregeling van toepassing bleef, omdat HPN en Robad als afzonderlijke aandeelhouders moesten worden beschouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet voldoende had aangetoond dat haar belangen vorderden dat de blokkeringsregeling buiten toepassing werd verklaard. De rechtbank wees het verzoek af en veroordeelde verzoekster in de proceskosten van de verweerders, die in totaal € 2.120,00 bedroegen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/445304 / KG RK 24-928
Beschikking van 14 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLACERE PLACET B.V.,
hierna verzoekster,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
advocaten mr. K. de Bruijn en mr. M.A.H. Enthoven te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.P.N. BEHEER B.V.,
hierna te noemen: HPN,
gevestigd te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROBAD HOLDING B.V.,
hierna te noemen: Robad,
gevestigd te Nijmegen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUMPHREY'S BEHEER B.V.,
hierna te noemen: Humphrey’s Beheer,
gevestigd te Nijmegen,
4.
[verweerder 4] ,
hierna te noemen: [verweerder 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
advocaat mr. E.A.S. Jansen te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 16 december 2024, met 16 bijlagen;
  • de oproepbrieven van 31 december 2024;
  • het verweerschrift van 24 januari 2025, met 2 bijlagen;
  • de akte houdende wijziging van het verzoekschrift, van 31 januari 2025;
  • de mondelinge behandeling van 3 februari 2025, waar zijn verschenen:
  • namens verzoekster: [naam 1] , bijgestaan door mr. De Bruijn en mr. Enthoven;
  • namens verweerders: [verweerder 4] , bijgestaan door mr. Jansen;
  • de spreekaantekeningen van mr. De Bruijn en mr. Enthoven;
  • de pleitnotitie van mr. Jansen.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder 4] is enig aandeelhouder in het kapitaal van zowel Robad als HPN.
2.2.
Aanvankelijk hield een zekere [naam 2] (hierna: [naam 2] ) 40% van de aandelen in het kapitaal van Humphrey’s Beheer. Na zijn overlijden (in 2013) heeft HPN dit aandelenbelang uit de nalatenschap van [naam 2] overgenomen.
2.3.
Robad houdt 60% van de aandelen in het kapitaal van Humphrey’s Beheer.
2.4.
Humphrey’s Beheer is (indirect) enig aandeelhouder in het kapitaal van verschillende vennootschappen die ieder een restaurant exploiteren onder de naam Humphrey’s. Al deze vennootschappen worden hierna ook gezamenlijk aangeduid als Humphrey’s Groep.
2.5.
In artikel 14 van de statuten van Humphrey’s Beheer is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Blokkeringsregeling/aanbiedingsplicht algemeen
Artikel 14
14.1.
Elke overdracht van aandelen kan slechts plaatshebben, nadat de aandelen aan de mede-aandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald. (…)
14.2.
Een aandeelhouder behoeft zijn aandelen niet aan te bieden indien de overdracht geschiedt met schriftelijke toestemming van de mede-aandeelhouders, binnen drie maanden nadat zij allen hun toestemming hebben verleend.
14.3.
De aandeelhouder die een of meer aandelen wil overdragen - hierna te noemen aanbieder - deelt aan het bestuur mede, welke aandelen hij wenst over te dragen.
14.4.
Deze mededeling geldt als een aanbod aan de mede-aandeelhouders tot verkoop van de aandelen. (…) De prijs zal - tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen - worden vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg worden benoemd. Komen zij hieromtrent binnen dertig dagen na ontvangst van de in lid 6 bedoelde kennisgeving van het aanbod niet tot overeenstemming, dan zal de meest gerede partij aan de Kantonrechter binnen wiens kanton de vennootschap statutair is gezeteld, de benoeming van drie onafhankelijke deskundigen verzoeken.
(…)
14.6.
Het bestuur brengt het aanbod binnen veertien dagen na de ontvangst van de mededeling, bedoeld in lid 3, ter kennis van de mede-aandeelhouders van de aanbieder en stelt vervolgens alle aandeelhouders binnen veertien dagen, nadat haar de door de deskundigen vastgestelde of door de aandeelhouders overeengekomen prijs is medegedeeld, van die prijs op de hoogte.
14.7.
In afwijking van het bepaalde in lid 8 geeft het bestuur, indien zij voor het verstrijken van de daar bedoelde termijn reeds van alle mede-aandeelhouders bericht heeft ontvangen, dat het aanbod niet of niet volledig wordt aanvaard, hiervan onverwijld kennis aan de aanbieder.
14.8.
De aandeelhouders, die de aangeboden aandelen willen kopen, geven daarvan kennis aan het bestuur binnen dertig dagen nadat zij overeenkomstig lid 6 op de hoogte zijn gesteld van de prijs.
14.9.
Het bestuur wijst alsdan de aangeboden aandelen aan gegadigden toe en geeft daarvan kennis aan de aanbieder en aan alle aandeelhouders binnen veertien dagen na het verstrijken van de in lid 8 vermelde termijn. Voor zover geen toewijzing heeft plaats gehad, geeft het bestuur daarvan eveneens binnen gemelde termijn kennis aan de aanbieder en aan alle aandeelhouders.
(…)
14.13.
De aanbieder kan de aangeboden aandelen vrijelijk overdragen binnen drie maanden nadat door de kennisgeving bedoeld in lid 9 vaststaat, dat het aanbod niet of niet volledig is aanvaard mits tegen tenminste dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden als waartegen de aandelen conform het vorenstaande werden aangeboden. Overdracht aan derden tegen een lagere prijs en/of andere voorwaarden is slechts toegestaan nadat de aandeelhouder de desbetreffende aandelen opnieuw conform het vorenstaande aan de mede-aandeelhouders tegen die lagere prijs en/of andere voorwaarden heeft aangeboden en hem door het bestuur schriftelijk is medegedeeld dat het (nieuwe) aanbod niet of niet volledig is aanvaard.
(…)’.
2.6.
Bij notariële akte van 20 februari 2014 is tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van een door Placere Placet Ltd aan HPN verstrekte geldlening, door HPN en Robad ten behoeve van Placere Placet Ltd een pandrecht gevestigd op de aandelen in het kapitaal van Humphrey’s Beheer. Bij notariële akte van 30 december 2016 zijn nieuwe afspraken gemaakt met betrekking tot de geldlening en het pandrecht, is een nieuw pandrecht gevestigd, en is de vordering van Placere Placet Ltd op HPN gecedeerd aan Placere Placet B.V. (verzoekster), die daarmee pandhouder werd. Bij notariële akte van 27 december 2018 zijn opnieuw nadere afspraken gemaakt. In de akte van 20 februari 2014 is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Bepalingen pandrecht
(…)
(Openbare) verkoop aandelen
8.4.
Indien de schuldenaar jegens de pandhouder in enig opzicht in verzuim is (…), heeft de pandhouder op grond van artikel 3:248 BW de bevoegdheid de aandelen te verkopen en de schuld(en) (…) op de opbrengst te verhalen, zulks onverminderd de bevoegdheid om zich op grond van artikel 3:251 BW te verhalen. De pandhouder heeft het recht naar eigen keuze verhaal uit te oefenen op het vermogen van de schuldenaar. Hij is met name niet verplicht eerst de bij deze akte met pandrecht bezwaarde aandelen uit te winnen.
(…)
Blokkeringsregeling
8.6.
De in de statuten van de vennootschap voorkomende blokkeringsregeling is van toepassing op de vervreemding en overgang van de aandelen door de pandhouder of de verblijving als bedoeld in artikel 3:251 BW van de aandelen aan de pandhouder, met dien verstande dat de pandhouder alle ten aanzien van de vervreemding en overdracht aan de pandgever toekomende rechten en bevoegdheden uitoefent en diens verplichtingen nakomt.’.
2.7.
Bij vonnis van 3 juli 2024 van deze rechtbank is HPN - op vordering van (onder meer) verzoekster - veroordeeld tot (onder meer) betaling aan verzoekster van € 1.687.500,00 uit hoofde van de hiervoor genoemde geldlening. Het vonnis heeft kracht van gewijsde.
2.8.
Bij brief van 21 december 2023 is namens verzoekster aan verweerders meegedeeld dat verzoekster voornemens is om het pandrecht uit te winnen door alle aandelen te verkopen, waartoe zij de statutaire blokkeringsregeling zal doorlopen. Verzoekster heeft verzocht om haar schriftelijk toestemming te verlenen tot verkoop van de aandelen, zonder dat zij de aandelen hoeft aan te bieden aan de aandeelhouders. Tevens heeft verzoekster meegedeeld dat, als de aandeelhouders niet instemmen met het verzoek, de mededeling als een aanbod aan de aandeelhouders tot verkoop van de aandelen geldt, als bedoeld in artikel 14.4. van de statuten.
2.9.
In de daarop volgende periode is door/namens verzoekster en verweerders gecorrespondeerd over onder meer het doorlopen van de statutaire blokkeringsregeling bij de uitwinning van het pandrecht. Verzoekster heeft verweerders verzocht om af te zien van het doorlopen van de statutaire blokkeringsregeling en voorgesteld om, ter vaststelling van de prijs van de aandelen, [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) als onafhankelijke deskundige te benoemen. Verweerders hebben verzoekster meegedeeld dat HPN (nog) niet aan de sommatie van verzoekster tot betaling kan voldoen en dat, gelet op de bestaande schulden van Humphrey’s Beheer, de voorgestelde waardering van de aandelen en de executoriale verkoop daarvan geen zin hebben omdat het niets oplevert en alleen maar tot meer kosten leidt. Op verzoek van verzoekster hebben verweerders aan verzoekster financiële gegevens verstrekt. Vervolgens heeft verzoekster aan [bedrijf 1] opdracht gegeven om de aandelen te waarderen. Zij heeft verweerders in de gelegenheid gesteld om input aan [bedrijf 1] te leveren, maar verweerders hebben daarvan geen gebruik gemaakt. In haar rapport van 16 december 2024 heeft [bedrijf 1] onder meer geconcludeerd dat, ondanks een aanzienlijke ondernemingswaarde van Humphrey’s Beheer (€ 2.931.000,00), als gevolg van aanzienlijke schulden sprake is van een aanzienlijk negatief eigen vermogen (‘out of the money’, met een bedrag van € 1.985.000,00).

3.Het geschil

3.1.
Met haar verzoekschrift van 16 december 2024 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Op de voet van artikel 2:195 lid 7 BW de blokkeringsregeling (artikel 14) uit de statuten van Humphrey’s Beheer buiten toepassing te verklaren en op de voet van artikel 3:251 lid 1 BW goedkeuring te verlenen aan de pandhouder om de aandelen in Humphrey’s Beheer over te dragen aan zichzelf voor (i) een geldelijke vergoeding van € 1,00 en (ii) een niet-geldelijke vergoeding in de vorm van een verplichting van de pandhouder om zijn uitstaande schuld te verminderen met een bedrag van € 675.000,00, kosten rechtens.
Subsidiair
Een wijze van verkoop en voorwaarden te bepalen waaronder de aandelen in Humphrey’s Beheer binnen een redelijke termijn verkocht kunnen worden door de pandhouder en op de voet van artikel 3:251 lid 1 BW goedkeuring te verlenen aan de pandhouder om de aandelen in Humphrey’s Beheer over te dragen aan zichzelf voor (i) een geldelijke vergoeding van
€ 1,00 en (ii) een niet-geldelijke vergoeding in de vorm van een verplichting van de pandhouder om zijn uitstaande schuld te verminderen met een bedrag van € 675.000,00, kosten rechtens.
3.2.
Met haar gewijzigde verzoekschrift van 31 januari 2025 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
Op de voet van artikel 2:195 lid 7 BW de blokkeringsregeling (artikel 14) uit de statuten van Humphrey’s Beheer buiten toepassing te verklaren en op de voet van artikel 3:251 lid 1 BW goedkeuring te verlenen aan de pandhouder om de aandelen in Humphrey’s Beheer over te dragen aan zichzelf voor (i) een geldelijke vergoeding van € 1,00 en (ii) een niet-geldelijke vergoeding in de vorm van een verplichting van de pandhouder om zijn uitstaande schuld te verminderen met een bedrag van € 675.000,00, kosten rechtens.
Subsidiair
Te bevestigen dat de blokkeringsregeling uit de statuten is doorlopen, althans dat de pandhouder de aandelen vrijelijk mag overdragen op grond van artikel 14.13 van de statuten, en op de voet van artikel 3:251 lid 1 BW goedkeuring te verlenen aan de pandhouder om de aandelen in Humphrey’s Beheer over te dragen aan zichzelf voor (i) een geldelijke vergoeding van € 1,00 en (ii) een niet-geldelijke vergoeding in de vorm van een verplichting van de pandhouder om zijn uitstaande schuld te verminderen met een bedrag van € 675.000,00, kosten rechtens.
Meer subsidiair
Een wijze van verkoop en voorwaarden te bepalen waaronder de aandelen in Humphrey’s Beheer binnen een redelijke termijn verkocht kunnen worden door de pandhouder en op de voet van artikel 3:251 lid 1 BW goedkeuring te verlenen aan de pandhouder om de aandelen in Humphrey’s Beheer over te dragen aan zichzelf voor (i) een geldelijke vergoeding van
€ 1,00 en (ii) een niet-geldelijke vergoeding in de vorm van een verplichting van de pandhouder om zijn uitstaande schuld te verminderen met een bedrag van € 675.000,00, kosten rechtens.
3.3.
Verzoekster heeft aan haar verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De strekking van een blokkeringsregeling is dat een mede-aandeelhouder niet zomaar wordt geconfronteerd met een (willekeurige derde als) nieuwe mede-aandeelhouder. De blokkeringsregeling is bedoeld voor een joint-venture-situatie (zoals voorheen met meerdere aandeelhouders: [verweerder 4] en [naam 2] ), maar niet voor de thans voorliggende situatie (met slechts één aandeelhouder: [verweerder 4] ). Uit jurisprudentie volgt dat indien er slechts één aandeelhouder is, de aanbiedingsprocedure niet gevolgd hoeft te worden; met de blokkeringsregeling worden dan niet de belangen van de vennootschap en van de maximale opbrengst nagestreefd, maar enkel het persoonlijke belang van de enig aandeelhouder. Dan wordt voorbij gegaan aan het doel en de strekking van de blokkeringsregeling.
De belangen van verzoekster vorderen bepaaldelijk dat de blokkeringsregeling buiten toepassing wordt verklaard. Verzoekster heeft een substantiële vordering op HPN, die HPN al meer dan vier jaar onbetaald laat. Verzoekster is bevoegd om de door HPN en Robad verstrekte zekerheden uit te winnen en de aandelen te verkopen. Verzoekster heeft geprobeerd om de blokkeringsregeling te doorlopen. Daarbij is verzoekster afhankelijk van HPN en Robad. Zij verlenen verzoekster echter geen medewerking bij het doorlopen van de blokkeringsregeling. Zij doen er alles aan om de verhaalsmogelijkheden van verzoekster te frustreren. Verzoekster heeft de indruk dat HPN en Robad een vertragingstactiek voeren met als doel om de verkoop van de aandelen (en daarmee terugbetaling van de lening) zo lang mogelijk uit te stellen, dan wel om executoriale verkoop te blokkeren. Het kan niet de bedoeling zijn dat het verzoekster onmogelijk wordt gemaakt om het pandrecht uit te winnen. Verzoekster heeft - gelet op het aanzienlijke negatief eigen vermogen en toenemende schulden van Humphrey’s Beheer en de verliesgevende exploitatie van Humphrey’s - belang bij een (voor)spoedige executoriale verkoop en levering van de aandelen, om de waarde van het onderpand veilig te stellen (of wellicht zelfs te verhogen) en de maximale opbrengst te genereren voor het onderpand. De belangen van de overige betrokkenen worden door het buiten toepassing verklaren van de statutaire blokkeringsregeling niet onevenredig geschaad. Verzoekster verwacht dat met de voorgenomen verkoop aan zichzelf de waarde van de aandelen zal stijgen. Verzoekster beschikt over de ervaring en financiële middelen om Humphrey’s te exploiteren.
Subsidiair stelt verzoekster zich op het standpunt dat - met (het aanbod van € 675.001,00 van verzoekster aan de pandgevers in) het verzoekschrift, en met (de mededelingen van verweerders aan verzoekster in) het verweerschrift - de blokkeringsregeling is doorlopen, zodat verzoekster de aandelen vrijelijk mag overdragen. Daarbij komt dat pandgevers niet binnen de gestelde termijn van dertig dagen hebben aangegeven dat zij de aandelen willen kopen, zodat de aandelen niet aan de pandgevers hoeven te worden toegewezen. De aandeelhouders zijn overeengekomen dat de waarde voor de aandelen € 0,00 bedraagt. Het bod van verzoekster is het beste bod onder de huidige omstandigheden. Niet aannemelijk is dat een openbare verkoop van de aandelen meer zal opleveren dan de verkoop aan verzoekster. Verder verzoekt verzoekster om de huidige (tijdrovende en kostbare) blokkeringsregeling deels te wijzigen, zodanig dat de aandelen binnen een redelijke termijn verkocht kunnen worden. Dit waarborgt zowel het belang van verzoekster bij een spoedige executie als het belang van HPN en Robad bij het besloten karakter van de vennootschap.
HPN en Robad kunnen niet zelf een verzoek ex artikel 3:251 BW doen. Robad is een achtergestelde schuldeiser, die geen ‘credit bid’ kan doen; zij kan als niet-pandhouder en achtergestelde schuldeiser niet een schuld wegstrepen als prijs voor de aandelen, omdat dit een soort voorrang zou creëren. Bovendien is het bod van Robad ontoereikend voor aflossing van de vordering van verzoekster op HPN, zodat een schuld overblijft (en het pandrecht blijft bestaan), aldus verzoekster.
3.4.
Verweerders voeren verweer. Zij hebben daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Verweerders maken bezwaar tegen de wijziging van het verzoek, omdat deze in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Verzoekster laat immers haar aanvankelijke verzoekschrift onderdeel zijn van de feitenconstellatie die zij aan haar gewijzigde verzoek ten grondslag legt. Verzoekster is gestopt met het (proberen te) doorlopen van de blokkeringsregeling en dat kan zij niet rechtzetten met haar gewijzigde verzoekschrift; de processtukken van deze verzoekschriftprocedure zijn niet aan te merken als een aanbod of mededeling als bedoeld in de statutaire blokkeringsregeling, zodat die niet de in de blokkeringsregeling genoemde consequenties kunnen hebben (zoals vrijelijke overdracht door de pandhouder). Het gewijzigde verzoek moet niet worden toegestaan, althans worden afgewezen.
Verweerders betwisten dat feitelijk sprake is van slechts één aandeelhouder met als gevolg dat de blokkeringsregeling niet zou gelden; HPN en Robad zijn twee aparte aandeelhouders, die niet mogen worden vereenzelvigd. De situatie met meerdere aandeelhouders (aanvankelijk met [naam 2] ) is - anders dan verzoekster suggereert - niet gecreëerd om de uitwinning van het pandrecht te kunnen frustreren.
Artikel 2:195 lid 7 BW mag slechts bij hoge uitzondering worden toegepast. Aan de cumulatieve vereisten voor toewijzing van het verzoek is niet voldaan, omdat de belangen van verzoekster het buiten toepassing laten van de blokkeringsregeling niet, althans niet bepaaldelijk vorderen. In het kader van ‘bepaaldelijk vorderen’ rust op verzoekster een zware stelplicht ter zake van de precieze omschrijving van haar belangen, waaraan zij niet heeft voldaan. Het ‘bepaaldelijk vorderen’ noopt tot grote terughoudendheid. In dit verband is van belang dat verzoekster ten tijde van de verpandingen (in 2014, 2016 en 2018) willens en wetens genoegen heeft genomen met een pandrecht op aandelen waarop de statutaire blokkeringsregeling van toepassing is (er zijn geblokkeerde aandelen verpand, terwijl de pandhouder de executie van niet-geblokkeerde aandelen beoogt). Verzoekster heeft geen ‘bepaaldelijk belang’ om de blokkeringsregeling buiten werking te stellen. Zij incasseert met de door haar voorgenomen verkoop slechts € 1,00 en boekt een deel van een (toch al niet meer te verhalen) vordering af. Verzoekster heeft niet voldoende onderbouwd dat zij de aandelen weer in waarde kan laten stijgen. Bij de incasso van haar vordering tot een bedrag van € 1,00 en bij een reductie van haar vordering met € 675.000,00 kan verzoekster geen spoedeisend belang hebben. Verzoekster heeft geen evident belang bij het buiten werking stellen van de blokkeringsregeling, althans vorderen die belangen - op zichzelf dan wel in samenhang - in de gegeven omstandigheden niet bepaaldelijk dat de blokkeringsregeling buiten toepassing wordt verklaard.
De belangen van andere betrokkenen (dan verzoekster) worden met toewijzing van het verzoek onevenredig geschaad. In de eerste plaats zijn de rechtens te respecteren belangen van HPN en Robad erin gelegen dat hun verpande aandelenpakketten zoveel mogelijk opbrengen en dat zij via de statutaire blokkeringsregeling een kans krijgen om elkaars aandelen te verwerven en beschermd worden tegen nieuwe aandeelhouders. Verweerders (waaronder Robad als schuldeiser en [verweerder 4] als medewerker, borg en middellijk aandeelhouder) hebben grote belangen bij de continuïteit van de Humphrey’s Groep. Dit geldt ook voor de werknemers (375), leveranciers en klanten van de Humphrey’s Groep, alsmede voor de fiscus en de bank. [verweerder 4] is de drijvende kracht, het gezicht van de groep en hij is belangrijk voor het voortbestaan van de groep. De continuïteit komt met de voorgenomen executie ernstig in gevaar.
Verweerders werken verzoekster niet tegen, maar executie heeft - gelet op het aanzienlijke negatieve eigen vermogen - geen zin. Verweerders zijn niet in de gelegenheid gesteld om te reageren op het eindrapport van [bedrijf 1] (omdat verzoekster toen al het verzoekschrift indiende). Verzoekster is gestopt met het (proberen te) doorlopen van de blokkeringsregeling. Weliswaar zijn verzoekster en verweerders het erover eens dat - vanwege het aanzienlijke negatieve eigen vermogen - de waarde van de aandelen € 0,00 is, maar dat zegt nog niets over de prijs die volgens de statuten zou moeten worden aangeboden. Verzoekster heeft niet conform de statutaire blokkeringsregeling een (op het waarderingsrapport gebaseerd) prijsaanbod aan het bestuur voorgelegd.
Robad heeft een aanzienlijke vordering op HPN en zij is bereid en in staat een bod op de verpande aandelen te doen en haar vordering op HPN te reduceren. Bij wijze van tegenverzoek verzoeken verweerders de voorzieningenrechter om, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, op de voet van artikel 3:251 lid 1 BW te bepalen dat (eventueel buiten de statutaire blokkeringsregeling om) de verpande aandelen van HPN en van Robad in Humphrey's Beheer zullen worden verkocht aan Robad voor (i) een geldelijke vergoeding van € 20.000,00 aan de pandhouder en (ii) een niet-geldelijke vergoeding in de vorm van een verplichting van Robad om haar uitstaande vordering op HPN te verminderen met een bedrag van € 700.000,00, kosten rechtens. Blijkens haar verweerschrift is Robad een betere koper dan verzoekster, aldus verweerders.
3.5.
Op de stellingen van verzoekster en verweerders zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het bezwaar van verweerders tegen de wijziging van het verzoek

4.1.
De voorzieningenrechter zal eerst beslissen op de toelaatbaarheid van de wijziging van het verzoek. Zolang de voorzieningenrechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, is verzoekster bevoegd haar verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te veranderen of te vermeerderen en zijn verweerders bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde (vgl. artikel 283 jo. 130 lid 1 Rv). De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerders hun bezwaar tegen de wijziging van het verzoek onvoldoende hebben onderbouwd. Weliswaar heeft verzoekster haar verzoek pas enkele dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling gewijzigd, maar dat heeft er - blijkens de inhoud van de pleitnotitie van mr. Jansen en hetgeen ter zitting is besproken - niet toe geleid dat dit verweerders onredelijk heeft bemoeilijkt in de mogelijkheid tot het voeren van verweer; aan verweerders is genoegzaam de gelegenheid geboden hun verweer aan te vullen. Evenmin is gebleken dat de procedure door de wijziging van het verzoek wordt vertraagd. De voorzieningenrechter zal dan ook uitgaan van het gewijzigde verzoek.
Toetsingskader
4.2.
Artikel 2:195 lid 1 BW bepaalt onder meer dat:
  • tenzij de statuten anders bepalen, voor een geldige overdracht van aandelen vereist is dat de aandeelhouder die een of meer aandelen wil vervreemden, deze eerst aanbiedt aan zijn mede-aandeelhouders;
  • de aandeelhouder, indien hij dit verlangt, van de mede-aandeelhouders een prijs ontvangt, gelijk aan de waarde van zijn aandeel of aandelen, vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen;
  • indien vaststaat dat niet al de aandelen waarop het aanbod betrekking heeft tegen contante betaling worden gekocht, de aanbieder de aandelen binnen drie maanden na die vaststelling vrijelijk zal mogen overdragen.
In lid 4 van dit artikel is onder meer bepaald dat:
- de overdraagbaarheid van aandelen bij de statuten ook op andere wijze dan overeenkomstig lid 1 kan worden beperkt;
- een dergelijke statutaire regeling zodanig dient te zijn dat een aandeelhouder die zijn aandelen wil overdragen, indien hij dit verlangt, een prijs ontvangt, gelijk aan de waarde van zijn aandeel of aandelen, vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen;
- de statuten kunnen voorzien in een van de vorige zin afwijkende prijsbepalingsregeling;
- een dergelijke afwijkende regeling aan een aandeelhouder niet tegen zijn wil kan worden opgelegd.
In lid 5 is onder meer bepaald dat bepalingen in de statuten omtrent de overdraagbaarheid van aandelen geen toepassing vinden, indien de overdracht door die bepalingen onmogelijk of uiterst bezwaarlijk is, tenzij dit het gevolg is van een statutaire prijsbepalingsregeling waaraan de aandeelhouder is gebonden.
In lid 7 is onder meer bepaald dat:
- ingeval van een pandrecht de rechter op verzoek van de pandhouder lid 1, alsmede bepalingen in de statuten omtrent overdraagbaarheid, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing kan verklaren;
- de rechter het verzoek, zo nodig in afwijking van artikel 474g lid 4 Rv, slechts toewijst indien de belangen van de verzoeker dat bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad.
4.3.
Artikel 2:198 lid 1 BW bepaalt dat op aandelen pandrecht kan worden gevestigd, indien de statuten niet anders bepalen.
In lid 6 van dit artikel is bepaald dat een statutaire regeling ten aanzien van de vervreemding en de overdracht van aandelen van toepassing is op de vervreemding en overdracht van de aandelen door de pandhouder of de verblijving van de aandelen aan de pandhouder, met dien verstande dat de pandhouder alle ten aanzien van vervreemding en overdracht aan de aandeelhouder toekomende rechten uitoefent en diens verplichtingen ter zake nakomt.
4.4.
In artikel 3:250 lid 1 BW is, ten aanzien van een executoriale verkoop bepaald dat deze geschiedt in het openbaar naar de plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden. Het voorschrift is ook van toepassing op de executoriale verkoop van verpande aandelen door een pandhouder (Hoge Raad 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:972). Executoriale verkoop moet in het openbaar ten overstaan van een deurwaarder of notaris plaatsvinden.
Lid 3 van dit artikel bepaalt dat de pandhouder bevoegd is mede te bieden.
4.5.
Artikel 3:251 lid 1 BW bepaalt dat, tenzij anders is bedongen, de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek van de pandhouder of de pandgever kan bepalen dat het pand zal worden verkocht op een van het vorige artikel afwijkende wijze, of op verzoek van de pandhouder bepalen dat het pand voor een door de voorzieningenrechter van de rechtbank vast te stellen bedrag aan de pandhouder als koper zal verblijven.
Lid 2 van dit artikel bepaalt onder meer dat nadat de pandhouder bevoegd is geworden tot verkoop over te gaan, pandhouder en pandgever een van het vorige artikel afwijkende wijze van verkoop kunnen overeenkomen.
4.6.
Bij een executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder moeten zowel de van toepassing zijnde (wettelijke dan wel statutaire) blokkeringsregeling als de algemene executieregels van artikel 3:250 e.v. BW worden nageleefd (Hoge Raad 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:972). Een aanbiedingsregeling als de onderhavige komt erop neer dat een aandeelhouder (dan wel een pandhouder) die een of meer aandelen wil vervreemden, deze eerst moet aanbieden aan de medeaandeelhouders. De beperkte overdraagbaarheid van de geblokkeerde aandelen is een kenmerk van het verpande goed en de pandhouder zal bij executie van het pand deze beperkte overdraagbaarheid in beginsel tegen zich moeten laten werken. In geval van parate executie door de pandhouder oefent de pandhouder immers de rechten van de betreffende aandeelhouder uit.
Het primaire verzoek; gelden blokkeringsregelingen voor situaties als de onderhavige?
4.7.
Volgens verzoekster moet de statutaire blokkeringsregeling buiten beschouwing blijven, omdat dergelijke regelingen niet zijn bedoeld voor situaties zoals de onderhavige, waarin sprake is van slechts één aandeelhouder. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de omstandigheid dat [verweerder 4] enig aandeelhouder is van HPN en Robad, die samen alle aandelen in van Humphrey’s Beheer houden, niet betekent dat hier sprake is van slechts één houder van alle aandelen in Humphrey’s Beheer. HPN en Robad zijn afzonderlijke, ten opzichte van elkaar en van derden te onderscheiden (rechts)personen. Dat zij met elkaar moeten worden vereenzelvigd is niet, althans niet voldoende onderbouwd naar voren gebracht. Dat HPN en Robad van elkaar moeten worden onderscheiden, blijkt overigens uit de omstandigheid dat HPN debiteur van de geldlening van verzoekster is en Robad niet. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de statutaire blokkeringsregeling (in beginsel) van toepassing is.
Het primaire verzoek; moet de blokkeringsregeling buiten toepassing blijven?
4.8.
Verzoekster steltdat haar belangen bepaaldelijk vorderen dat de tijdrovende en kostbare blokkeringsregeling buiten toepassing wordt verklaard en dat door die verklaring de belangen van de overige betrokkenen niet onevenredig worden geschaad.
4.9.
De voorzieningenrechter stelt in dit verband voorop dat recht moet worden gedaan aan zowel de belangen van de pandhouder (met name opbrengstmaximalisatie dan wel
-optimalisatie) als aan de belangen van verweerders (met name de vennootschapsrechtelijke verhoudingen dan wel de beslotenheid van de vennootschap waarop de blokkeringsregeling betrekking heeft). Wat de belangen van anderen (zoals bijvoorbeeld de fiscus en leveranciers van Humphrey’s) betreft, heeft – nog afgezien van de vraag of zij ‘anderen’ zijn in de zin van art. 2:195 lid 7 BW – te gelden dat die anderen niet in deze procedure zijn betrokken, zodat hun belangen in dit geval reeds om die reden buiten beschouwing blijven.
Verder is van belang dat, zoals verweerders hebben aangevoerd, het pandrecht is gevestigd op geblokkeerde aandelen, zodat verzoekster wist of behoorde te weten dat in geval van parate executie de blokkeringsregeling zou moeten worden nageleefd. De pandhouder heeft in beginsel dan ook geen reden tot klagen als ten gevolge van toepassing van de blokkeringsregeling een lagere prijs wordt gerealiseerd dan bij openbare verkoop van niet-geblokkeerde aandelen het geval zou zijn.
4.10.
Tussen verzoekster en verweerders is niet in geschil dat verzoekster bevoegd is tot (en belang heeft bij) uitwinning van het pandrecht door verkoop en levering van de aandelen. Verzoekster heeft terzake van de stelling dat haar belang de toewijzing van het primaire verzoek bepaaldelijk vordert, aangevoerd dat zij de indruk heeft dat de pandgevers een vertragingstactiek voeren terwijl spoed zou zijn vereist vanwege de financiële situatie van de Humprey’s groep; dat het risico bestaat dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren; en dat zij vreest dat de pandgevers de benodigde medewerking zullen weigeren, waarbij zij aanvoert dat zij bij het doorlopen van de blokkeringsregeling afhankelijk is van HPN en Robad, en dat zij heeft geprobeerd om de blokkeringsregeling te doorlopen, maar dat HPN en Robad dat steeds hebben verhinderd. Verweerders hebben een en ander gemotiveerd betwist, en erop gewezen dat verzoekster zelf vlak voor het moment waarop zij de aandeelhouders een aanbod met een prijs zou moeten doen, is gestopt met het uitvoeren van de blokkeringsregeling.
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de indruk van verzoekster dat de pandgevers een vertragingstactiek voeren terwijl spoed zou zijn vereist vanwege de financiële situatie van de Humprey’s groep, en het risico dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren, onvoldoende zijn om aan te nemen dat het belang van verzoekster bepaaldelijk vordert dat haar primaire verzoek wordt toegewezen. Daarvoor zijn feiten nodig die tot die toewijzing nopen, en daarvan is geen sprake.
4.12.
Voor wat betreft het doorlopen van de blokkeringsregeling geldt het volgende. Verzoekster heeft de stelling van verweerders dat verzoekster hen nog geen aanbod (als bedoeld in artikel 14.4. van de statuten) heeft gedaan niet of onvoldoende onderbouwd weersproken. Weliswaar is tussen verzoekster en verweerders niet in geschil dat de huidige waarde van de verpande aandelen € 0,00 is, maar dat rechtvaardigt niet de conclusie van verzoekster dat partijen ook een prijs (ook niet een prijs van € 0,00) zijn
overeengekomen. Verweerders hebben dat ook betwist. Verder heeft verzoekster na pogingen om daarover tot overeenstemming te komen eenzijdig [bedrijf 1] als deskundige ingeschakeld voor de waardering van de aandelen, maar deze deskundige is niet een onafhankelijke deskundige als bedoeld in artikel 14.4. van de statuten, en gesteld noch gebleken is dat aan de in de statuten bedoelde kantonrechter is verzocht om drie onafhankelijke deskundigen te benoemen. Gelet op de omstandigheid, ten slotte, dat namens HPN en Robad aan verzoekster op haar verzoek voor [bedrijf 1] bestemde financiële gegevens ten aanzien van Humphrey’s Beheer zijn verstrekt, acht de voorzieningnrechter niet zonder meer aannemelijk dat HPN en Robad verzoekster steeds zouden hebben gehinderd of zullen hinderen bij het doorlopen van de aanbiedingsregeling.
4.13.
Er is thans dus onvoldoende grond om aan te nemen dat de blokkeringsregeling in de weg staat aan de uitwinning van het pandrecht (als bedoeld in artikel 2:195 lid 7 BW), zodanig dat de statutaire blokkeringsregeling ertoe leidt dat openbare verkoop en levering in de zin van artikel 3:250 BW binnen een redelijke termijn niet mogelijk, niet zinvol, niet optimaal of uiterst bezwaarlijk is. In de gegeven omstandigheden kan dan ook niet worden aangenomen dat verzoeksters belang bepaaldelijk vordert dat de statutaire blokkeringsregeling buiten toepassing wordt verklaard ten behoeve van de executoriale verkoop en levering van de verpande aandelen.
4.14.
Bij het voorgaande komt nog dat verzoekster de belangen die (gemotiveerd) door verweerders zijn gesteld niet of onvoldoende heeft weersproken. Zij heeft volstaan met de stelling dat die belangen niet onevenredig worden geschaad, zonder te concretiseren hoe de belangen van verweerders met de door verzoekster beoogde executoriale verkoop voldoende zijn gewaarborgd.
4.15.
De slotsom is dat het verzoek om de statutaire blokkeringsregeling buiten toepassing te verklaren moet worden afgewezen. Dat brengt mee dat ook het verzoek om verzoekster goedkeuring te verlenen om de aandelen aan zichzelf over te dragen moet worden afgewezen.
Het subsidiaire verzoek, het meer subsidiaire verzoek en het tegenverzoek
4.16.
Ook het subsidiaire verzoek, het meer subsidiaire verzoek en het tegenverzoek zijn niet toewijsbaar. Voor wat betreft het subsidiaire verzoek kan niet worden aanvaard dat de zogenoemde ‘Voorgenomen Verkoop’ in het verzoekschrift wordt gekwalificeerd als het aanbod aan de aandeelhouders, en het verweerschrift als een mededeling dat geen toewijzing heeft plaatsgevonden. Verweerders hebben de ‘Voorgenomen Verkoop’ in het verzoekschrift niet opgevat als een dergelijk aanbod, noch behoorden zij het als zodanig aanbod op te vatten, terwijl verzoekster het verweerschrift redelijkerwijs niet heeft kunnen opvatten als een mededeling in de zin van art. 14.7 van de statuten van Humphrey’s Beheer.
Voor wat betreft het meer subsidiaire verzoek heeft in de eerste plaats te gelden dat art. 8.6 van de statuten van van Humphrey’s Beheer bepaalt dat de blokkeringsregeling van toepassing is op de vervreemding en overgang van de aandelen door de pandhouder of de verblijving als bedoeld in artikel 3:251 BW van de aandelen aan de pandhouder, terwijl hiervoor is geoordeeld dat er thans onvoldoende grond is om aan te nemen dat de blokkeringsregeling in de weg staat aan de uitwinning van het pandrecht (als bedoeld in artikel 2:195 lid 7 BW), zodanig dat de statutaire blokkeringsregeling ertoe leidt dat openbare verkoop en levering in de zin van artikel 3:250 BW binnen een redelijke termijn niet mogelijk, niet zinvol, niet optimaal of uiterst bezwaarlijk is, zodat er ook geen grond is om de statutaire blokkeringsregeling aan te passen zoals bedoeld in het meer subsidiaire verzoek.
Voor wat betreft het tegenverzoek geldt eveneens dat er thans onvoldoende grond is om aan te nemen dat de blokkeringsregeling in de weg staat aan de uitwinning van het pandrecht.
Proceskosten
4.17.
Verzoekster zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van verweerders worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.120,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst hetgeen is verzocht af,
5.2.
veroordeelt verzoekster in de proceskosten van € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als verzoekster niet tijdig aan de veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. Rijpma en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2025.