ECLI:NL:RBGEL:2025:3206

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
05/338188-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging van ex-partner en bezit van vuurwapen

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging van zijn ex-partner en haar familie, evenals het bezit van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 oktober 2024 tot en met 23 oktober 2024 meerdere bedreigingen heeft geuit aan zijn ex-partner, [slachtoffer 1], en haar familieleden. De bedreigingen omvatten expliciete en gewelddadige taal, waarbij de verdachte dreigde hen te doden en ernstige schade toe te brengen. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 1 december 2023 tot en met 23 oktober 2024 ook bedreigingen geuit aan andere slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Op 23 oktober 2024 werd hij betrapt op het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, wat een ernstige overtreding van de Wet wapens en munitie inhoudt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 90 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de bedreigingen op de slachtoffers, vooral gezien de omstandigheden waaronder deze zijn geuit. De verdachte heeft zich tijdens de zitting bereid getoond om zich aan de voorwaarden te houden, wat de rechtbank heeft meegewogen in de strafmaat. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen, met een smartengeld van € 500,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/338188-24
Datum uitspraak : 24 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. P. Hoesstee, advocaat in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, een of meermaals, in of omstreeks de periode van 4 oktober 2024 tot en met 23 oktober te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou doodslaan als ik jou nog 1 keer zie. Ik sla jullie allemaal dood jouw zusje, zwager, vader en moeder. Ik ga jouw nek draaien of breken en sla jullie het ziekenhuis in", "Ik sla jou vanaf nu gewoon, weet dat. Ook jouw zwager, zusje en ouders", "Het wordt een bloedbad", "Of ik krijg mijn dochter 50% of er gaan doden vallen" en/of "Ik kom mijn kind zien, zo niet gaan er doden vallen. Beter kijk jij mij straks niet aan, want ik draai je nek 1000x rond. Dit keer sla ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, een of meermaals, in of omstreeks de periode van 1 december 2023 tot en met 23 oktober 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of hun kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de wooden toe te voegen "Kom ik schiet jullie allemaal dood", "Als het moet maak ik jullie allemaal kapot", "Zodra [slachtoffer 3] bij mij op de stoep staat schiet ik hem dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 23 oktober 2024 te [plaats 2] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk FN Browning, type 1903, kaliber 9x19mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft zij de bewijsmiddelen nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende steunbewijs is dat de dreigende berichten afkomstig zijn van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en feit 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 8 en p. 9;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 53;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2025.
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 3:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 25;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 46 en p. 47;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 april 2025.
Ten aanzien van feit 2:
Op 24 oktober 2024 doet aangever [slachtoffer 3] aangifte van bedreiging geuit door [verdachte] , zijn ex-zwager. Tussen kerst en oud en nieuw in 2023 verbleef [slachtoffer 1] , de ex-partner van verdachte, bij aangever en zijn gezin. Verdachte begon via whatsapp bedreigingen te uiten. [2] Bij de aangifte van [slachtoffer 3] is een screenshot gevoegd van de whatsappberichten die op 26 december 2023 naar aangever zijn verstuurd door een contact genaamd ‘ [verdachte] ’. Uit het screenshot blijkt dat één van de berichten die gestuurd wordt, luidt: “
Kom ik schiet jullie allemaal dood”. [3]
Gelet op bovenstaande stelt de rechtbank vast dat de naam van het contact ‘ [verdachte] ’ overeen komt met de (bij)naam van verdachte, zijnde [verdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat het via Whatsapp verstuurde bericht met daarin de tekst “
Kom ik schiet jullie allemaal dood”van verdachte afkomstig is.
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreigingen “
Als het moet maak ik jullie allemaal kapot” en “
Zodra [slachtoffer 3] bij mij op de stoep staat schiet ik hem dood”. De rechtbank kan op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet vaststellen dat de berichten waaruit deze specifieke bewoordingen volgen, van verdachte afkomstig zijn.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij,
een ofmeermaals, in
of omstreeksde periode van 4 oktober 2024 tot en met 23 oktober 2024 te [plaats 1] ,
althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou doodslaan als ik jou nog 1 keer zie. Ik sla jullie allemaal dood jouw zusje, zwager, vader en moeder. Ik ga jouw nek draaien of breken en sla jullie het ziekenhuis in", "Ik sla jou vanaf nu gewoon, weet dat. Ook jouw zwager, zusje en ouders", "Het wordt een bloedbad", "Of ik krijg mijn dochter 50% of er gaan doden vallen" en
/of"Ik kom mijn kind zien, zo niet gaan er doden vallen. Beter kijk jij mij straks niet aan, want ik draai je nek 1000x rond. Dit keer sla ik je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij
, een of meermaals,in
of omstreeksde periode van 1 december 2023 tot en met 23 oktober 2024 te [plaats 1] ,
althans in Nederland, [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/ofhun kinderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,door voornoemde
[slachtoffer 1]en
/of[slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Kom ik schiet jullie allemaal dood",
"Als het moet maak ik jullie allemaal kapot", "Zodra [slachtoffer 3] bij mij op de stoep staat schiet ik hem dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks23 oktober 2024 te [plaats 2] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk FN Browning, type 1903, kaliber 9x19mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 144 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd dat verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier vordert daarnaast een taakstraf van 90 uur te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel wordt beperkt tot de duur van het voorarrest. Een taakstraf zou ook tot de mogelijkheden kunnen behoren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. Allereerst heeft verdachte ernstige bedreigingen geuit tegen zijn voormalig partner, [slachtoffer 1] . Zij is meerdere keren via whatsapp door verdachte met de dood bedreigd. Daarnaast heeft verdachte zijn ex-zwager en zijn gezin met de dood bedreigd. Verdachte heeft met dit alles een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. [slachtoffer 1] was op het moment dat hij deze bedreigingen uitte bovendien hoogzwanger en later zelfs net bevallen van hun dochter. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat dit een enorme impact op haar heeft gehad en bij haar gevoelens van stress, angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het gaat hier om ernstige feiten en dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
Uit het reclasseringsadvies van 28 maart 2025 volgt verder dat verdachte zijn leven goed op orde heeft, waarbij geen pro-criminele houding wordt gezien. De kans op herhaling wordt ingeschat als klein, waarbij wel van belang is dat de omgang met zijn dochtertje goed geregeld gaat worden. Hiervoor loopt nu een civiel traject. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie: Borgtraining.
Verdachte heeft tijdens de terechtzitting aangegeven dat hij bereid is om zich aan de voorwaarden te houden en zich daarvoor zal inspannen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tot slot rekening gehouden met het feit dat verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 29 oktober 2024 aan de aan hem opgelegde voorwaarden heeft gehouden, dat hij tot op heden goed meewerkt met de reclassering en dat hij een fulltime baan heeft.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 144 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank legt daarnaast een taakstraf op van 90 uur op.
Tot slot beveelt de rechtbank de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 650,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege een onevenredige belasting van het strafgeding. De verdediging stelt dat op basis van het dossier en de overgelegde stukken in
de vordering niet is vast te stellen welke klachten door de bedreiging zouden zijn veroorzaakt, omdat er al veel langer klachten waren en mevrouw [slachtoffer 1] ook al jarenlang in behandeling was bij de psycholoog. Dat er sprake zou zijn van PTSS wordt niet onderbouwd door enige medische informatie.
Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Voor het aannemen van aantasting van de persoon moeten er voldoende concrete gegevens worden aangevoerd waaruit kan volgen dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of kan worden vastgesteld. Deze concrete gegevens ontbreken hier.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Uit onder andere de slachtofferverklaring en de door de benadeelde partij overgelegde stukken volgt dat de benadeelde partij door de bedreiging geestelijk letsel in de vorm van gevoelens van angst, stress, onveiligheid en slapeloosheid heeft opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank stelt vast dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat het huidige psychische letsel uitsluitend en alleen aan het handelen van verdachte is te wijten. De rechtbank ziet alles overziend aanleiding de vordering te matigen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 23 oktober 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie Beëindig (Onderling) Relationeel Geweld (BORG)1 (12 bijeenkomsten van ieder 2,5 uur). Hierbij dient verdachte openheid van zaken te geven over zijn delictgedrag. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden 1 en 2 en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt op een
  • heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. R.M Schoo en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2025.
mr. R.M. Schoo en mr. M.G.E. ter Hart zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024500213, gesloten op 27 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 12 en p. 13.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten: Fotoblad, foto 1, p. 16.